Als je de psalmen leest, zeg jij dan ‘amen’ wanneer de psalmist beweert dat hij onberispelijk, oprecht, integer en rechtvaardig is?
Onberispelijk
- Welzalig zijn zij wiens wandel onberispelijk is. (Psalm 119:1)
- Ik was onberispelijk voor Hem, ik was op mijn hoede voor mijn ongerechtigheid. (Psalm 18:23)
- Dan zal ik onberispelijk zijn en vrij van grote overtreding. (Psalm 19:23)
Oprechtheid
- Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart verlost. (Psalm 7:11)
- De oprechten zullen Zijn aangezicht aanschouwen. (Psalm 11:7)
- Alle oprechten van hart zullen zich beroemen. (Psalm 64:11)
Integriteit (eerlijk en betrouwbaar)
- Doe mij recht, HEERE, naar de integriteit die in mij is. (Psalm 7:8)
- Ik ga mijn weg in mijn integriteit. (Psalm 26:1)
- Want wat mij betreft, U ondersteunt mij in mijn oprechtheid. (Psalm 41:13)
Rechtvaardig
- De HEERE ondersteunt de rechtvaardigen. (Psalm 37:17)
- Hij zal voor eeuwig niet toelaten, dat de rechtvaardige wankelt. (Psalm 55:22)
- De HEERE heeft de rechtvaardigen lief. (Psalm 146:8)
Behoor jij tot de rechtvaardigen, de oprechten, de onberispelijken en zij die wandelen in integriteit?
Als jij een christen bent, dan zou het antwoord ‘ja’ moeten zijn!
Toegerekende rechtvaardigheid: de basis, niet alles
Ik zeg niet dat dit simpelweg gaat om het feit dat we in Christus rechtvaardig gerekend worden. De psalmist heeft het hier niet alleen over toegerekende rechtvaardigheid. De rechtvaardiging van de goddeloze op grond van Christus alleen, door geloof alleen, is een schitterend en grandioze werkelijkheid. En, voor alle duidelijkheid, dit was al zo voor de psalmisten in de Oude Testament, omdat Christus dood hun toegerekend werd in de gedachten van God, nog voor het offer plaatsvond in de geschiedenis. Dat is wat Romeinen 3:25 duidelijk maakt.
De psalmisten waren gerechtvaardigd door geloof alleen.
Als Paulus onderbouwing geeft voor zijn onderwijs over de ‘rechtvaardiging van de goddeloze’, haalt hij Psalm 32 aan.
‘…God, Die de goddeloze rechtvaardigt, (…) Zoals ook David de mens zalig spreekt aan wie God gerechtigheid toerekent, zonder werken: Welzalig zijn zij van wie de ongerechtigheden vergeven, en van wie de zonden bedekt zijn, welzalig is de man aan wie de Heere de zonde niet toerekent.’ (Romeinen 4:5-8)
Maar deze toegerekende rechtvaardigheid, op basis van Christus alleen, is niet het totale plaatje waar de psalmist naar refereert als hij spreekt over onberispelijkheid, oprechtheid, integriteit en rechtvaardigheid. Vergeving en toerekening zijn de basis, maar niet alles van de christelijke rechtvaardigheid
Rechtvaardigend geloof brengt tot integriteit en oprechtheid
Dit geldt zowel in het Nieuwe als het Oude Testament. Het geloof, dat ons met Christus en Zijn volmaakte oprechtheid verenigt, is alleen echt als het in ons een nieuwe hartgesteldheid een nieuwe geest van gedachten en veranderd gedrag teweegbrengt. Paulus zegt het zo: ‘In Christus Jezus heeft namelijk niet het besneden zijn enige kracht, en ook niet het onbesneden zijn, maar het geloof, dat door de liefde werkzaam is.’ (Galaten 5:6). Het geloof dat verbindt aan Christus tot rechtvaardiging leidt ook tot heiliging.
Dat was al zo in het Oude Testament.
De psalmisten waren gerechtvaardigd door geloof alleen. Maar hun geloof ‘werkte door de liefde’. Het werkte onberispelijkheid, oprechtheid, integriteit en rechtvaardigheid uit. Dit was een werk van de heiligende Geest van God. Zij wísten dat het Gods werk was en niet hun eigen:
‘Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een standvastige geest.
Verwerp mij niet van voor Uw aangezicht
en neem Uw Heilige Geest niet van mij weg.
Geef mij de vreugde over Uw heil terug
en ondersteun mij met een geest van vrijmoedigheid.’
(Psalm 51: 12-14)
De wisselwerking tussen rechtvaardiging en heiliging die werkte in de gelovige psalmisten, werkt nog steeds in christenen vandaag de dag. En wij hebben zelfs ook nog het voorrecht nog veel meer te weten hoe de Messias dit alles door Zijn Bloed gekocht heeft en hoe dit vanuit de kracht van de opgestane Christus vorm krijgt.
Psalmisten verdienen niet hun eigen zaligheid
Om die reden is het een misverstand om de psalmen te lezen en te denken dat de schrijvers zelf probeerden aangenaam voor God te worden, of narcistisch of naïef als ze verwezen naar hun onberispelijkheid, oprechtheid, integriteit en rechtvaardigheid.
Net zo goed als de psalmisten moeten christenen onberispelijke, oprechte, rechtvaardige en integere mensen zijn.
Voorbeeld van psalm 25
Hij is niet perfect. Dit betekent ook niet dat hij hoogmoedig is of zonder zonde. Hij is begunstigd met machtige genade, veranderende genade.
Kijk eens naar psalm 25 als voorbeeld hiervan. Het is een prachtige psalm van diepe nederigheid en verlangen naar God. In deze 22 verzen belijdt David vier keer zijn zonde. Zijn belijdenis en besef van de noodzaak van genade wordt niet alleen aan het begin van de psalm genoemd, om het daar vervolgens bij te laten als hij bij de overwinning komt.
- Denk niet aan de zonden uit mijn jeugd of aan mijn overtredingen; denkt U aan mij naar Uw goedertierenheid. (Psalm 25:7)
- Goed en waarachtig is de HEERE, daarom onderwijst Hij zondaars in de weg. (Psalm 25:8)
- Omwille van Uw Naam, HEERE, vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot. (Psalm 25:11)
- Zie mijn ellende en mijn moeite, neem weg al mijn zonden. (Psalm 25:18)
Zoals zonde een constante realiteit voor hem is, zo ook de barmhartigheid, genade en goedheid van God.
- Denk aan Uw barmhartigheid, HEERE, en Uw goedertierenheid. (Psalm 25:6)
- Denkt U aan mij naar Uw goedertierenheid, omwille van Uw goedheid, HEERE. (Psalm 25:7)
- Alle paden van de HEERE zijn goedertierenheid en trouw. (Psalm 25:10)
- Wend U tot mij en wees mij genadig. (Psalm 25:16)
Als zijn zonde vergeven zou worden, wist David dat dit niet op basis van zijn eigen goedheid was, maar op basis van Gods trouw aan zijn eigen Naam: ‘Omwille van Uw Naam, HEERE, vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.’ (Psalm 25:11).
De reactie van een zondaar naar God
Hoe beschrijft David zijn reactie naar God? Antwoord: vertrouwend, wachtend, nederig, het verbond houdend, God vrezend en tot Hem de toevlucht nemend:
- Mijn God, op U vertrouw ik. (Psalm 25:2)
- U verwacht ik de hele dag. (Psalm 25:5,21)
- Hij leidt zachtmoedigen in het recht, Hij leert zachtmoedigen Zijn weg. (Psalm 25:9)
- Alle paden van de HEERE zijn goedertierenheid en trouw, voor wie Zijn verbond en Zijn getuigenissen in acht nemen. (Psalm 25:10)
- Wie is de man die de HEERE vreest? Hij onderwijst hem in de weg die hij moet kiezen. (Psalm 25:12,14)
- Bewaar mijn ziel en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want tot U heb ik de toevlucht genomen. (Psalm 25:20)
De meeste van ons zijn gedrild met dit soort psalmen. Die erkennen en onderschrijven de genade van God. De psalmist vertrouwt op genade en houdt vast aan de vergevende God.
Integriteit en oprechtheid beschermen mij
Maar terug naar vers 21: ‘Moge integriteit en oprechtheid mij beschermen, want ik verwacht U’. Wat ik aan wil tonen is dat dit beroep op zijn integriteit en oprechtheid niet een misstap is in nederige, gelovige godvruchtigheid. Ik wil aantonen dat dit een gepaste uitspraak is voor godvrezende en gelovige christenen uit elke eeuw.
Dit is geen trots, eigengerechtigheid, wetticisme of redding-door-werken. Dit is een godvrezende man, vertrouwende op de genade van God, in de wetenschap dat zijn zonden zijn vergeven, wandelend door de kracht van Gods heiligende Geest. Hij is een man van integriteit en oprechtheid.
Hij is niet perfect. Dit betekent ook niet dat hij zonder zonde is. En hoogmoedig is hij ook niet. Hij is begunstigd met machtige genade, veranderende genade. Het was ‘omwille van Gods Naam’ dat zijn grote schuld werd vergeven. En het was ‘omwille van Gods Naam’ dat hij in integriteit en oprechtheid wandelt. Psalm 23:3 zegt: ‘Hij leidt mij in het spoor van de gerechtigheid, omwille van Zijn Naam.’
Struikel niet over integriteit
Het geloof, dat ons met Christus en Zijn volmaakte oprechtheid verenigt, is alleen echt als het in onze geest nieuwe gedachten en veranderd gedrag teweegbrengt.
Het is niet nodig dat we struikelen over deze verklaringen van oprechtheid in de psalmen. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament rechtvaardigt God de goddeloze, heiligt Hij de gelovige, en beloont Hij de door hun nieuw geest gewerkte gerechtigheid. Het is geen wetticisme of werkheiligheid om met de psalmist te zeggen: ‘U ondersteunt mij vanwege mijn integriteit’ (Ps. 41:12) Het is geen hoogmoed of zelfvoldaanheid om te zeggen: ‘Daarom gaf de HEERE mij naar mijn gerechtigheid, naar de reinheid van mijn handen vóór Zijn ogen’ (Psalm 18:23-24).
Het Nieuwe Testament is net zo duidelijk over het feit dat ‘goed doen’ door de kracht van Gods Geest, vanuit een gelovig hart, beloond zullen worden met het eeuwige leven en met diverse zegeningen die horen bij onze vruchten:
- Want wie in zijn eigen vlees zaait, zal uit het vlees verderf oogsten; maar wie in de Geest zaait, zal uit de Geest het eeuwige leven oogsten. En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven. (Galaten 6:8-9)
- U weet immers dat wat ieder aan goeds gedaan heeft, hij dat van de Heere terug zal krijgen. (Efeze 6:8)
- Wie een rechtvaardige ontvangt omdat hij een rechtvaardige is, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen. (Mattheüs 10:41)
- Maar heb uw vijanden lief en doe goed, en leen zonder te hopen iets terug te krijgen. Dan zal uw loon groot zijn. (Lukas 6:35)
- Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. (2 Korinthe 5:10)
- En alles wat u doet, doe dat van harte, als voor de Heere en niet voor mensen, in de wetenschap dat u van de Heere als vergelding de erfenis zult ontvangen, want u dient de Heere Christus. (Kolossenzen 3:23-24)
Vertrouw op de Heere, en doe goed
Dus, als je in de psalmen leest dat de psalmisten hun eigen onberispelijkheid, oprechtheid, integriteit en rechtvaardigheid aanbieden aan God, denk dan niet dat het perfectionisme is. Denk niet dat het wetticisme is. Vat het niet op als iets van het ‘oude verbond’. Neem het zoals het is: een godvrezende man, die weet dat hij een zondaar is, vergeven omwille van Gods eer, vertrouwend op Gods genade, afhankelijk van Gods Geest, de toevlucht nemend in Gods bescherming, zich verheugend in Gods heerlijkheid, Gods verbond houdend, en daarom wandelend in integriteit en eerlijkheid en oprechtheid.
En als we het zó bekijken dan worden de psalmen een schitterend middel om ons te helpen te ‘vertrouwen op de HEERE en goed te doen’ (Psalm 37:3).