Heel veel moderne evangelicale Bijbelse theologie is een geschenk aan de kerk. Het heeft de vloedgolf van moralistische prediking in veel kerken afgeremd en heeft nuttige theologische middelen verschaft om de grootste theologische gevaren van onze tijd, zoals het welvaartsevangelie, te bestrijden.
Maar ik ben ook getuige geweest van (en schuldig geweest aan) slechte Bijbelse theologie. In het eerste jaar van mijn opleiding aan het seminarie, bijvoorbeeld, raakte ik zo gecharmeerd van de Bijbelse theologie en hoe het verhaal ‘in elkaar past’ dat ik de morele eisen die het verhaal aan ons allen stelt uit het oog verloor – een fout die doorwerkte in de manier waarop ik de Schrift onderwees aan anderen. Na verloop van tijd zal slechte Bijbelse theologie de gezondheid van een gemeente ondermijnen, waardoor de boodschap van de Schrift wordt ondergraven en de groei van een kerk in de kennis van God wordt belemmerd.
Wij allen – niet alleen predikanten – moeten oppassen voor slechte Bijbelse theologie. Maar hoe ziet slechte Bijbelse theologie in preken er precies uit?
1. Preken die ‘Christus centraal’ stellen, maar nooit morele eisen stellen
De Bijbel is tegen het moralisme, niet tegen de moraal. Helaas heb ik veel preken gehoord die de twee met elkaar verwarren. Ik heb zelfs gesproken met enkele predikers en studenten van het seminarie die een beetje zouden huiveren als ze een prediker de bevelen aan zijn gemeente zouden horen aframmelen zoals Paulus dat doet in de zendbrieven (vgl. 1 Kor. 16:13-14).
Ik waardeer het verlangen van veel voorgangers om het ‘moralisme’ te vermijden en het evangelie te benadrukken als het middel tot verandering in het christelijke leven. Maar sommige predikers – in het bijzonder de jongere – moeten ook aanvaarden dat de prediking ook de juiste vermaningen voor de gemeente moet bevatten om te reageren op de climax van de vervulling van het Oude Testament door Christus. De wet ‘wettig gebruikt’ in de evangelieprediking (1 Tim. 1:8) is zowel bijbels als noodzakelijk.
Na zelf moralistische prediking meegemaakt te hebben weet ik uit de eerste hand welke geestelijke crises dit veroorzaakt. Maar het helemaal vermijden van geboden is kortzichtig en misleidend.
Als we bijvoorbeeld preken hoe Jezus het verbond met David vervult en de troon van Israël bestijgt, vraagt dit dat we mensen oproepen om hun knieën te buigen voor Koning Jezus. Als we preken hoe Jezus het ambt van priester vervult, impliceert dit dat we mensen oproepen om op Zijn offer te vertrouwen. Het verkondigen van Jezus als de profeet-zoals-Mozes (Deut. 18:15a) vereist dat wij de mensen ook zeggen ‘naar Hem zult u luisteren’ (Deut. 18:15b). Het preken van Jezus als de vervulling van de tempel vraagt dat wij de mensen ook leren dat Christus de Geest over zijn kerk heeft uitgestort en dat Hij van ons verwacht dat we Gods tempel (de gemeente) zuiver bewaren door middel van trouwe navolging en discipline. Het preken van Jezus als de vervulling van de wet houdt ook noodzakelijk in dat we zeggen: ‘aanbid geen afgoden, eer uw vader en moeder, kijk niet naar porno, steel niet, lieg niet, begeer niet.’
Bovendien moet de prediking over hoe Jezus de typen van het Oude Testament vervult, ook aangeven hoe de Messias zijn volk in die vervulling belichaamt. Ik heb veel preken gehoord, die op meesterlijke wijze lieten zien hoe Jezus een of ander Oudtestamentisch type vervulde, en ik dacht, Wow, is Jezus niet geweldig! Ik wou dat Hij iets met mij te maken had! Het is opwindend om te ontdekken hoe elk verhaal in het Oude Testament Jezus’ naam fluistert – hoe elke belofte, persoon en patroon uiteindelijk in hem wordt vervuld.
Tegelijkertijd moeten we niet vergeten dat wij ook een deel van het verhaal zijn. Jezus is de ware en betere tempel, maar Hij geeft zijn volk dezelfde identiteit (1 Kor. 3:16). Jezus is het ware en betere Israël, maar Hij neemt degenen die in hem geloven op in de nieuwe Israëlitische gemeenschap (Gal. 6:16). Jezus staat op uit de dood, en vervult daarmee typen van de opstanding in het OT (1 Kor. 15:1-3), maar zijn opstanding is de eerste vrucht van wat er nog komt, die onze komende opstanding garandeert en ons een hoop biedt die ons dagelijks leven zou moeten bepalen (1 Kor. 15:58). Christocentrische prediking is onvermijdelijk ecclesiologisch: Hij is het hoofd, wij zijn het lichaam.
Ik beveel predikers aan die niets willen afdoen van de waardering door hun gemeente van Gods genade zoals geopenbaard in het kruis en de opstanding van Christus. Na zelf moralistische prediking meegemaakt te hebben weet ik uit de eerste hand welke geestelijke crises dit veroorzaakt. Maar het helemaal vermijden van geboden is kortzichtig en misleidend. Ik ben ervan overtuigd dat de kreupele in Markus 2 niets van zijn besef van het wonder van genade of van zijn vertrouwen in Christus heeft verloren toen de Heere hem beval om zijn mat op te halen en naar huis te gaan.
2. Preken die geen Bijbelse personages presenteren als positieve en negatieve morele voorbeelden
Misschien heb je jeugdpredikanten je horen uitdagen om ‘een Daniël te durven zijn’ of ‘te vluchten voor seksuele verleiding zoals Jozef’. Misschien heb je onder de prediking gezeten die je aanmoedigde om ‘gelijk te zijn aan’ Abraham, David, Jonathan, Josia, Paulus, of zelfs Jezus. In mijn eerste jaar aan het seminarie bespotte ik dergelijk ‘moralisme’. Na een paar jaar stopte ik met dit bespotten. Ja, we moeten Jezus op authentieke wijze uit elke tekst prediken door elke passage te lezen in het licht van de hele canon van de Schrift en het hoogtepunt van de heilsgeschiedenis in Christus. En ja, de personages uit de Schrift wijzen uiteindelijk verder dan zijzelf op de genade van God in zijn Zoon. Maar de schrijvers van het Nieuwe Testament schrikken er niet voor terug om – in de context van een robuuste, christocentrische Bijbelse theologie – de oudtestamentische personages als morele voorbeelden te presenteren.
Prediking die alleen Bijbelse personages als moreel voorbeeld gebruikt is onbijbels. Maar een prediking die geen enkele morele implicatie trekt uit het leven van Bijbelse personages is even onbijbels.
Jezus en de apostelen roepen christenen gewoonlijk op om ‘gelijk te zijn aan’ of ‘niet gelijk te zijn aan’ figuren uit het Oude Testament (vgl. Heb. 12:16). Zelfs Paulus vertelt ons dat de zondige daden van Israël in de woestijn ‘als voorbeeld voor ons plaatsvonden, opdat wij het kwade niet zouden verlangen zoals zij dat deden’ (1 Kor. 10:6; vgl. 10,11). Evenzo moedigt Jakobus de gelovigen aan om gelijk te zijn aan de profeten Job en Elia (Jakobus 5:10-28). Paulus prijst zelfs zichzelf aan als iemand die de Korintiërs zouden moeten imiteren (1 Kor. 11:1). Verder bevelen veel van Jezus’ gelijkenissen de luisteraars om voorbeeldige figuren na te volgen (Matth. 7:24-27). Na het onderricht over de barmhartige Samaritaan gebood Jezus de wetgeleerde: ‘Ga en doe hetzelfde’ (Lucas 10:37). Met andere woorden: ‘Ga en wees als de barmhartige Samaritaan.’
Natuurlijk is prediking die alleen Bijbelse personages als moreel voorbeeld gebruikt onbijbels. Maar een prediking die geen enkele morele implicatie trekt uit het leven van Bijbelse personages is even onbijbels. We moeten laten zien hoe elk verhaal zijn hoogtepunt vindt in Gods laatste Woord in Christus, en we moeten morele lessen trekken uit het leven van de Bijbelse personen.
Uiteraard moet de prediking in de eerste plaats gericht zijn op het veranderen van het hart. Maar de veranderde harten moeten nog steeds worden onderwezen om alles wat Jezus bevolen heeft in acht te nemen (Matth. 28:20). Morele voorbeelden zijn een van de krachtigste manieren om gehoorzaamheid onder Gods volk te stimuleren. Wie kan het niet helpen dat hij zich gesterkt voelt als hij leest over Sadrach, Mesach en Abednego die rechtop staan te midden van de menigte van knielende afgodendienaren in Daniël 3? Zoals Bruce Wayne zei in Batman Begins, ‘Mensen hebben dramatische voorbeelden nodig om ze uit hun apathie wakker te schudden.’
3. Preken die elke week hetzelfde klinken
Sommige heilshistorische prediking kan in de val trappen om week in week uit hetzelfde te zeggen. In plaats van de contouren van de tekst de homiletische schets te laten bepalen, laten sommige predikers toe dat hun Bijbels-theologische overtuigingen de structuur van hun preek dicteren, zodat het punt van elke preek altijd hetzelfde is: ‘Kijk eens hoe Jezus die-en-die uit het Oude Testament heeft vervuld’.
Zoals Derek Thomas heeft opgemerkt, kan een heilshistorische prediking de eerste keer dat je ermee in aanraking komt ‘adembenemend’ zijn, maar als dit het enige instrument in je gereedschapskist is, zullen je preken snel voorspelbaar worden.
4. Preken die zich zodanig op het ‘grote plaatje’ richten dat ze de details van de tekst vermijden
Een laatste probleem met sommige soorten heilshistorische prediking is de manier waarop deze er niet in slaagt de gepredikte tekst zelf uit te leggen. In plaats van de exegese als leidraad voor de preek te nemen, heb ik predikers gewoon het grote bijbels-theologische thema (tempel, priester, koning, wet, sabbat, etc.) horen aanduiden waarna zij door het grote verhaal van de Heilige Schrift lopen om zich alleen op dat thema te concentreren. Helaas gaat deze benadering voorbij aan de meest fundamentele vraag van de prediking: ‘Wat staat er in de tekst?’ Uiteindelijk moet onze Bijbels-theologische weg naar Jezus opkomen uit de exegese van de tekst.
Het beste bijvoeglijk naamwoord
Evangelische prediking heeft baat gehad bij de lezingen, artikelen en boeken die het besef nieuw leven inblazen dat iedere preek uiteindelijk de toehoorders ertoe moet aanzetten om te reageren op Gods vrije genade in het evangelie. Maar geen enkel bijvoeglijk naamwoord past beter bij prediking dan ‘bijbelverklarend.’
Geen enkel bijvoeglijk naamwoord past beter bij prediking dan ‘bijbelverklarend.’
Waarom? Omdat betrouwbare preken de tekst uiteenzetten en een betrouwbare uiteenzetting rekening houdt met de literaire, historische, verbondsmatige en uiteindelijk canonieke context van de tekst.