Zijn of niet zijn… in Christus: dat is de vraag. Het is de vraag aller vragen. Het is de vraag die vandaag de dag de bevolking van ons land, en zelfs jouw eigen kerkelijke gemeente, verdeelt in twee volstrekt tegenovergestelde posities. In Adam … in Christus. Het is de vraag die, wanneer je ogen worden geopend voor de Christus van de vraag, alles verrijkt. Het is de vraag die altijd met een glasheldere overtuiging voor ogen moet worden gehouden als wij het Evangelie delen, de kerk dienen en de wereld proberen te bereiken. Het is de vraag die alles zal bepalen voor jou en je vrienden en mensen om je heen op de laatste dag van de wereld. Uiteindelijk is dit de enige vraag die er echt toe doet. Al het andere is tot deze vraag te herleiden. Wel of niet te zijn … in Christus. Dat is de vraag.
Uiteindelijk is dit de enige vraag die er echt toe doet. Al het andere is tot deze vraag te herleiden. Wel of niet te zijn … in Christus.
Ik moet onmiddellijk zeggen dat het ook een vraag is die ik gestolen heb. Om Hamlet op die manier te herformuleren was het idee van de Nederlandse theoloog Hans Burger[1], niet van mij. Hij en vele anderen moeten de eer krijgen voor het stimuleren van mijn denken over dit cruciale en opmerkelijke onderwerp, vooral Marcus Johnson[2].
En het is een centraal onderwerp. Velen zullen bekend zijn met John Murray’s verklaring over de eenwording met Christus in Redemption accomplished and applied [3] dat ‘niets méér centraal of fundamenteel is’. Minder bekend, maar evenzeer de moeite waard is de bewering van Todd Billings dat eenwording met Christus ‘theologisch steno is voor het Evangelie zelf’.[4] Verstaan we het verkeerd, of raken we het uit het oog, dan verliezen we gewoonweg het Evangelie.
Het is niet te missen
Maar dat is niet nodig. Eenwording met Christus is niet op de een of andere manier verborgen in de Schrift, gemakkelijk te missen als je niet kijkt. Het Nieuwe Testament is ermee gevuld als een Franse kaasplank. Als je iets weet over de Fransen en kaas, dan weet je dat bij hen niet alleen overvloed, maar ook variatie de normaalste zaak van de wereld is.
We hebben een geweldige Franse vrouw in onze kerk. Toen zij voor het eerst naar Amerika kwam, werd haar soms tijdens de maaltijd gevraagd of ze wat kaas wilde. Ze stemde daar graag mee in, maar was een beetje verbaasd over wat er toen uit de keuken kwam: een klomp cheddar. Dat was voor haar verre van een echte kaasplank!
Ook de eenwording met Christus is niet zo. Het is, eerder, een zwaar beladen smörgåsbord, een buffet dat allerlei zinnen, concepten, beelden en woorden samenbrengt – sommige daarvan werden zelfs gemunt uit pure semantische noodzaak.[5] Die eenwording met Christus is een thema dat we bij de drie bekendste apostelen terugvinden, bij Paulus, Johannes en Petrus; Robert Peterson beargumenteert dat het ook in een of andere vorm in de Handelingen van Lukas te vinden is, en bij de andere synoptische evangeliën, de brief aan de Hebreeën, en zelfs in het Oude Testament.[6]
Zo ontdekken wij dat wij in Christus zijn, en Christus in ons; wij delen in Christus, spreken in Christus, blijven in Christus, nemen deel aan het bloed van Christus; ons leven is verborgen met Christus, wij hebben Christus aangedaan, wij zullen de doden in Christus zijn, wij zullen met Christus regeren, wij worden de ouders en broers en zussen van mensen in Christus; wij zijn verloofd met Christus, zijn één vlees met Christus, zijn de takken van Zijn wijnstok, zijn de ledematen van Zijn lichaam, de stenen van Zijn tempel. We werden gedood aan Zijn kruis. We werden gebalsemd in Zijn grafkleed. We liepen Zijn graf uit. Dat hebben wij gedaan! Toen Hij dat deed. We zijn zelfs één met Hem op een manier die vergelijkbaar is met hoe Hij één is met Zijn Vader (Johannes 17:23).[7]
De eenwording met Christus is als een zwaar beladen smörgåsbord, een buffet dat allerlei zinnen, concepten, beelden en woorden samenbrengt.
Daarom kan Paulus samenvattend hierover zeggen, in Kolossenzen 1:27, ‘hoe glorierijk dit mysterie is voor alle volken: Christus is in u, Hij is uw hoop op goddelijke luister’. Hoewel het in de literatuur vanzelfsprekend is dat geen enkele tekst ook maar in de buurt kan komen van een allesomvattend verhaal over de eenwording met Christus, wil ik toch alles wat we hier doordenken baseren op de volgende drie verzen: Kolossenzen 1:27-29.
‘Aan hen [de heiligen] heeft God bekend willen maken hoe glorierijk dit mysterie is voor alle volken: Christus is in u, Hij is uw hoop op goddelijke luister. Hem verkondigen wij wanneer we iedereen waarschuwen en in alle wijsheid onderrichten, om iedereen tot volmaaktheid in Christus te brengen. Daarvoor span ik mij in en strijd ik met Zijn kracht, die volop in mij werkzaam is.’ (NBV)
Natuurlijk is een bijbels ‘mysterie’ niet iets dat schimmig of verborgen is, maar iets dat vroeger verborgen was, en nu geopenbaard (zie 1:26-27a). De eenwording met Christus is dus een publiek geheim, dat gevonden, onderzocht en genoten kan worden. Jullie zijn de heiligen! Het is voor jou! Dat staat er in de tekst. Maar dat wil niet zeggen dat het daardoor op de een of andere manier volledig te doorgronden is voor ons. Of beschouw Efeziërs 5:31-32: begrijp je volledig hoe de verbinding tussen Christus en Zijn volk wordt afgebeeld door de seksuele eenwording van een man en vrouw? Het is een diepgaand geheimenis. Dus ja, het gordijn is hier opgetrokken, maar wat ons is gegeven om achter het gordijn te zien, doet ons versteld staan en overspoelt ons hart. De tweede persoon van de Drie-eenheid in jou. Wij in Hem. Maar ‘het feit dat we niet op de bodem van deze oceaan kunnen komen, betekent niet dat we onze voeten niet in de oceaan moeten steken, of zelfs niet moeten zwemmen’.[8] Dus laten we het proberen. Er zijn drie dingen die de Kolossenzentekst ons inprent over deze verbazingwekkende waarheid.
1. Verlang niet naar alles van Christus zonder Christus
In vers 27c doet Paulus iets heel belangrijks. Hij zegt niet: ‘Christus in jou, Die je de hoop op glorie geeft’. Dit mysterie is gewoon ‘Christus in jou, de hoop op glorie’. ‘Christus in jou’ en ‘de hoop op glorie’ zijn onderscheiden genoeg om als twee verschillende woordgroepen te worden beschreven; toch zijn ze verwant genoeg dat de ene praktisch identiek is aan en uitgelegd kan worden door de andere. Zeggen dat de Kolossenzen de hoop op glorie ervaren is voor Paulus gewoon een andere manier om te zeggen dat de persoon van Christus in hen woont. Dat principe kan en moet worden toegepast op elke andere zegen van het Evangelie: het kan niet ‘losgemaakt worden van de levende persoon van Christus’ die in ons woont.[9] Vandaar Calvijns beroemde en fundamentele opening van Boek III van de Institutie (met de belangwekkende titel ‘Over de wijze, waarop de genade van Christus verkregen wordt (…)’):
‘En in de eerste plaats moeten wij weten, dat al wat Christus tot zaligheid van het menselijke geslacht geleden en gedaan heeft, voor ons zonder nut en van geen gewicht is, zolang Christus buiten ons is en wij van Hem gescheiden zijn.’[10]
Ik weet zeker dat de meesten van ons zullen zeggen dat we het eens zijn met Calvijn. Maar hoe zit het in de praktijk? Kijk of je het eens bent met Marcus Johnson: te vaak ‘[vatten we de redding op] als de ontvangst van iets dat Christus voor ons heeft verworven in plaats van de ontvangst van de levende Christus … het aanbod van een onpersoonlijke gift (bijv. genade, rechtvaardiging, eeuwig leven) in plaats van het aanbod van de persoon zelf… Christus voor ons zonder Christus in ons’.[11]
Hij noemt het de ‘objectivering van het heil’ en roept ons op om rekening te houden met de waarschuwing van Calvijn voor het gevaar van het ‘in Christus zoeken naar iets anders dan Christus zelf’.[12] Is dat iets wat jij of ik doen? Is dat hoe wij het evangelie aan de mensen presenteren? Benadrukken we ‘de leer van genade’, ‘rechtvaardiging door geloof’ of ‘strafrechtelijke plaatsvervanging’ (bijvoorbeeld) op een manier die eigenlijk verhult dat geen van deze zegeningen tot ons komt los van Christus zelf?
Neem nou de ‘Ik ben’-uitspraken van Jezus in het Evangelie van Johannes: Jezus opent niet de deur voor de schapen, noch zet Hij de kraan van het levenswater open, maar veeleer is Hij in Zichzelf de zegeningen die Hij geeft. En hoe ontvangen we ze? Wederzijdse inwoning – om Burgers woorden te gebruiken.[13] Om die van Jezus te gebruiken: ‘Blijf in Mij en Ik in jou’.
Christus is in Zichzelf de zegeningen die Hij geeft.
Of neem Efeziërs 1:1-14, waar uitverkiezing, adoptie, verlossing, vergeving, verzegeling met de Geest – inderdaad, ‘alle geestelijke zegeningen’ – allemaal en alleen ‘in Christus’ zijn. Je weet dit al zo goed, maar vertel me eens, toen je voor het laatst sprak over vergeving van zonden, had je het toen over een transactie – ‘hoe het gedaan is’ – of heb je Jezus Christus geprezen? Predikanten, toen jullie voor het laatst over verkiezing preekten, verkondigden jullie toen een proces of een persoon? Geen van deze zegeningen is van toepassing op de kerk buiten de persoon van Christus om. Omdat het Evangelie per definitie in Hem wordt gevonden.
Je bent inbegrepen
Ben je ooit in Disneyland geweest? Ik niet. Maar ik heb genoeg advertenties gezien om te weten dat Mickey Mouse daar woont. Dat wil zeggen, er is daar een jongeman (of een meisje, natuurlijk) die zich elke dag verkleed in een Mickey Mouse-pak. Nu is deze jongeman misschien wel heel lelijk. Of hij gaat aan het werk de dag nadat zijn vriendin hem heeft verlaten, en ziet er somber uit in dat ding; maar hoe dan ook zal hij nog steeds tientallen kinderen naar hem toe zien rennen die hem omhelzen en met hem op de foto willen. Want kinderen houden van Mickey en kiezen en omhelzen hem; en die persoon is in Mickey.[14]
Snap je het? God heeft Christus lief en kiest Christus, en omarmt Christus, en heiligt Christus, en in de opstanding rechtvaardigt en aanvaardt en verheerlijkt Hij Christus. Hij doet dit alles niet ‘rechtstreeks’ voor de gelovigen. De enige manier waarop je van die zegeningen kunt genieten is door diezelfde Christus zelf aan te trekken of zelf in Hem te worden geplaatst. En als je in Christus bent, heeft noch je lelijkheid, noch je humeur op een bepaalde dag invloed op de kijk van God op jou. Omdat je in Degene bent die Hij liefheeft. Je bent volledig bij Hem inbegrepen.
Snap je het? God heeft Christus lief en kiest Christus, en omarmt Christus, en heiligt Christus, en in de opstanding rechtvaardigt en aanvaardt en verheerlijkt Hij Christus. De enige manier waarop je van die zegeningen kunt genieten is door diezelfde Christus zelf aan te trekken of zelf in Hem te worden geplaatst.
Maar het zit zo: Efeziërs 1:4 vertelt ons een mysterie. Je was niet pas ‘in Christus’ toen je Hem aantrok. Je was al in Hem toen alleen God er nog maar was. En 1 Korinthiërs 15:22 vertelt ons dat je nog steeds in Hem zult zijn als je graf openbarst in het morgenlicht van de nieuwe schepping, en dan voor altijd. Ik zeg dat jouw eenwording met Christus geen begin had … en geen einde heeft.
Maar het heeft een geweldig midden. Zoals Hebreeën 3:14 zegt: ‘deelgenoten van Christus’. Het is een gedachte die wordt uitgewerkt in 1 Korinthiërs 1:30, waar Christus niet ‘dingen’ schenkt zoals rechtvaardiging of heiliging als entiteiten buiten zichzelf, maar eerder zichzelf tot die ‘dingen’ heeft gemaakt voor ons. Wij verwerven ze door in Hem opgenomen te worden: persoonlijke, organische deelnemers aan Zijn rechtvaardiging en heiliging.[15] We hebben vaak de neiging om ons te concentreren op de representatieve en juridische dimensies van het heil, maar Paulus schroomt er niet voor om het te beschrijven in participatieve categorieën.[16] Ja, Christus stierf voor ons, maar wij stierven ook met Hem: en dit is een integraal onderdeel van Paulus’ fundament voor zowel rechtvaardiging als heiliging. Verbondenheid met Christus betekent dat we echt (op mysterieuze wijze, maar echt) vervloekt en dood waren op Golgotha, omdat we in Hem waren toen Hij er was, namens ons. Het is geen juridische fictie: omdat het geen fictie is. We handhaven de spanning in dit geheimenis: voor ons deed Christus iets wat wij nooit zouden kunnen doen, ging Hij ergens heen waar wij nooit zouden kunnen komen. Maar toen Hij daarheen ging, nam Hij ons mee. Wat een mysterie![17] Dus we zijn al gestorven onder de toorn van God, we zijn al in heerlijkheid opgestaan. Omdat we delen in Christus. De ‘geestelijke zegeningen’ zijn een Persoon. Er is geen zegen buiten Hem.
Verbondenheid met Christus betekent dat we echt (op mysterieuze wijze, maar echt) vervloekt en dood waren op Golgotha, omdat we in Hem waren toen Hij er was, namens ons.
Wat doen we met dit alles? We doen wat Paulus zegt dat hij deed. De pastorale vrucht van de eenwording met Christus, zo beschreven in vers 27, is dat wij geen uitverkiezing of adoptie of vergeving of zelfs genade verkondigen. ‘Hem verkondigen wij’ (v28). Christus en Zijn zegeningen horen bij elkaar en zullen met elkaar komen. Zoek dus eerst Zijn persoon, en al deze dingen zullen ook aan u gegeven worden.
Persoonlijk vind ik dit het makkelijkst te doen vanuit de Evangeliën. In mijn kerk zijn wij de laatste tijd zo gezegend doordat we, het Evangelie van Lukas doorwerkend, ons koesteren in de glorie van de persoon, het karakter van Christus. Misschien werd ik hierbij wel beïnvloed door een man uit Wales. Op de universiteit zat ik drie jaar onder de prediking van pastor Geoff Thomas; ik ken weinig mannen die zo vol waren van Christus. Op de eerste zondagochtend van de eerste week van mijn verblijf aan de universiteit, preekte hij vanuit Markus 1:1. Aan het eind van mijn studie was hij halverwege hoofdstuk 14. Ik genoot elke zondag. Ik had de man gevonden naar wie ik op zoek was. Nee, dat was niet Geoff, dat was Jezus. Ik herinner me dat Geoff Thomas ons eens hartstochtelijk aanspoorde toen hij de glorie van Christus uit een ander deel van het Evangelie van Markus ontvouwde. Hij bereikte een hoogtepunt en leunde over de preekstoel. Het heeft zich vastgepind in mijn geest. Hij smeekte: Waarom wil je Hem niet hebben? Wat is er mis met Hem?
Broeders en zusters, laten we om de Geest van Christus roepen in ons leven en onze bedieningen, zodat niemand die ons kent een goed antwoord op die vraag zal hebben.
2. Er is geen eenwording buiten de kerk
Wat ik ogenschijnlijk nog niet heb gedaan, is uitleggen hoe dit grote thema zich verhoudt tot de lokale kerk. Maar dat heb ik juist wel. Ik heb altijd veel moeite gedaan om in het meervoud te spreken: wij, ons, jullie. Dat komt omdat niets van wat ik tot nu toe heb gezegd direct op jou als individu van toepassing is. Niets.
Ik zei het zo om je aandacht te trekken. Laat me dit nu nuanceren en kwalificeren. Vanuit de Schrift ben ik ervan overtuigd dat de prachtige realiteit van de eenwording met Christus die we hebben beschouwd, in de eerste plaats en fundamenteel werkt met betrekking tot de hele kerk als een collectief, organisch geheel, en pas in de tweede plaats en op een afgeleide manier ten aanzien van individuele christenen, in zoverre zij kunnen worden beschouwd als een deel van dat organische geheel.
De prachtige realiteit van de eenwording met Christus werkt in de eerste plaats en fundamenteel met betrekking tot de hele kerk als een collectief, organisch geheel.
Denk eens na over onze tekst, waarin Paulus’ samenvatting van drie woorden van de eenwording met Christus als collectief – niet individualistisch – wordt gepresenteerd (v27): Christos en humin (d.w.z. ‘jullie’, meervoud). Of bedenk hoe hij dat theologische begrip in vers 28 onmiddellijk toepast: met herhaalde aandacht voor de hele kerk zonder uitzondering (d.w.z. ‘iedereen’ verschijnt drie keer in hoog tempo na elkaar). Als je het hele Paulus- en Johannescorpus zou doornemen (zoals ik heb geprobeerd te doen ter voorbereiding op dit artikel), en alle terminologie van ‘vereniging met Christus’ noteert, dan zou je zien dat ongeveer 80% van die uitdrukkingen collectief en 20% individueel is.
Het is dus niet zo dat Paulus nooit dingen zegt als ‘ik ken een man [d.w.z. slechts één] in Christus’ of ‘ik ben met Christus gekruisigd’; maar dergelijke gevallen zijn aanzienlijk in de minderheid en moeten dus worden geplaatst in het kader van een consequent collectief verstaan van de eenheid van de kerk-in-haar-geheel met Christus. Of keer weer terug naar Efeziërs 1: het is ‘wij’ die gezegend zijn met elke geestelijke zegen in Christus, ‘wij’ die in Hem zijn gekozen, ‘wij’ die in Hem zijn geadopteerd. Je zou kunnen zeggen: ‘Ja, maar Paulus gebruikt vanzelfsprekend meervoudig taalgebruik bij het ontvouwen van deze concepten, omdat hij aan kerken schrijft, niet aan individuen’. Juist. De vraag is dan: waarom communiceerde hij zijn theologie op deze manier? Waarom bestaat het Nieuwe Testament niet uit de brief aan Rufus, aan Phoebe, aan Stephanas – maar uit brieven aan kerken en pastors van kerken, brieven die gaan over kerken? Waarom worden theologie en praktijk in de eerste plaats uitgelegd en toegepast in contexten die het collectief betreffen?
Het is omdat de redding zelf – de eenwording met Christus – een collectieve daad is. Daarbinnen behouden wij onze individuele persoonlijkheden, en daarom kunnen Rufus, Phoebe en Stephanas werkelijk en specifiek in de brieven worden aangesproken, maar bezitten zij hun christelijke identiteit niet op een manier die los kan worden gezien van hun opgenomen zijn in het hele lichaam van Christus.
De redding zelf – de eenwording met Christus – is een collectieve daad.
Je neemt niet de ingrediënten, maar de taart tot je
Restjes van het Kerstdiner: beetje bij beetje werken we door de resten van de kalkoen en de taart heen. Uiteindelijk neemt de feestvoorraad af tot bijna niets. Zo was het onlangs dat een verlaten, eenzaam gehakttaartje verlangend opkeek van een verder leeg bordje, als het laatste jongetje dat van school wordt opgehaald. En iemand van het gezin kreeg er medelijden mee met de onbedoeld verlossende woorden: ‘Ik ga dat gehakttaartje gewoon redden’. En zo werd het gered.
Maar ik heb daarna de moeite genomen om de samenstelling van die rijkgevulde Aldi-delicatesse te onderzoeken. Ik ontdekte dat wat gered was, in feite een amalgaam was van een groot aantal ingrediënten: suiker, appelpuree, rozijnen, geleermiddel, citroenschil, gemengde specerijen, dextrose, koolzaadolie, moutextract, ‘rijsmiddelen’, kaliumsorbaat, en zevenentwintig andere prachtige chemische stoffen. Sommige delen zullen ongetwijfeld door de eter van andere kunnen zijn onderscheiden: een rozijn is geen gebak. Toch is de eter niet met elk van de samengestelde delen afzonderlijk een eenheid aangegaan, maar met de hele gehakttaart. Het punt is dat je door het te redden (door eenwording) de hele zaak redt of helemaal niet. Anders heb je het niet gered: je hebt de missie niet voltooid.
Een wiel is geen goed voorbeeld
Helaas waren er voor Paulus, Johannes en Petrus in de eerste eeuw geen gehakttaarten. Maar er waren genoeg andere metaforen om de eenwording met Christus over te brengen. Ik veronderstel even dat ze een – laten we zeggen – wiel hadden kunnen kiezen, waarbij elk van de spaken individueel met een centrale naaf is verbonden. Maar dat deden ze niet. Ze kozen voor eenheden. Een bruid. Een lichaam. Een wijnstok. Een tempel.
In het idee van het wiel is het alleen door de individuele verbinding van elke spaak met de naaf dat elke spaak een soort afgeleide verbinding heeft met elke andere spaak. Je zou één spaak (of zelfs vele) kunnen wegnemen en de verbinding van de resterende spaken met de naaf blijft volledig onaangetast. Maar dat zou helemaal niet duidelijk maken wat de schrijvers van het Nieuwe Testament wilden overbrengen toen ze spraken over de eenwording met Christus.[18]
Alles of niets
Integendeel, door gebruik te maken van beelden die iets oproepen wat je ‘collectieve eenheden’ zou kunnen noemen, hebben de auteurs van het Nieuwe Testament de opmerkelijke waarheid van de zaak uiteengezet: Christus is verenigd met het geheel, met ‘alles tegelijk’, of met helemaal niets. Ja, elk van de eenheden die worden aangehaald, heeft werkelijk onderscheidbare onderdelen: ledematen, takken, stenen. Maar die delen ervaren de vereniging met respectievelijk de echtgenoot, het hoofd, en de hoeksteen niet als afzonderlijke individuen, maar enkel en alleen als een collectief geheel.
Christus is verenigd met het geheel, met ‘alles tegelijk’, of met helemaal niets.
Zo spreekt Paulus bijvoorbeeld in 2 Korinthiërs 11:2 over het voorstellen van de bruid – alle Korinthische gelovigen samen – aan Christus als een zuivere maagd. Niet haar vinger, en haar knieschijf, en haar oorlel, maar haar helemaal. Een bruid zonder kin, arm of oog is niet geschikt om te worden gepresenteerd. Met andere woorden, tenzij de hele kerk als eenheid betrokken is, vindt de eenwording helemaal niet plaats. Daarom gebruikt Paulus in onze tekst (vers 28) precies hetzelfde woord[19] met deze universele toepassing: ‘om iedereen volmaakt in Christus voor te stellen’. En dan is de verlossingshuwelijkse eenheid zo compleet dat er gezegd wordt dat Christus één vlees met zijn volk wordt (Ef 5:31). Zij zijn zoals Hij is. Vandaar de lichaamsmetafoor, waarin Paulus in 1 Korinthiërs 12:12 schrijft: ‘Zoals het lichaam één is en veel leden heeft …. zo is het met’ – niet ‘de kerk’ – ‘zo is het met Christus’.
Met andere woorden, de eenheid tussen Christus en zijn volk is zo hecht dat Christus zelf hier beschreven kan worden als zijn lichaam, zijn kerk – niet meer, niet minder. Ook al zijn Christus en de kerk onderscheiden, toch is er een complete wederzijdse inwoning en deelname die vergelijkbaar is met de perichoretische inwoning van de verschillende personen van de Drie-eenheid.[20] Denk aan Jezus’ woorden aan zijn discipelen: ‘Dan zul je begrijpen dat ik in mijn Vader ben, dat jullie in mij zijn en dat ik in jullie ben’ (Johannes 14:20). Zo kon onze Heer die aartsverwoester van de kerk op de Damascusweg tegenhouden en hem met absolute waarheid zeggen: ‘Jij vervolgt mij’.
Ook al zijn Christus en de kerk onderscheiden, toch is er een complete wederzijdse inwoning en deelname.
En dit is de reden waarom een welomschreven, gelovig lidmaatschap van de kerk belangrijk is – omdat de kerk echt het lichaam is van niemand minder dan Christus, op aarde. Daarom preekte Petrus niet alleen maar ‘bekering’ op de Pinksterdag, maar ‘Bekeer je en laat je dopen!’. Daarom is het proces van het onderzoeken van nieuwe kandidaten met het oog op het lidmaatschap, en het stemmen over hun lidmaatschap tijdens een vergadering van kerkleden, niet louter een formaliteit. Het bevestigt het hoogste mysterie in het universum. In de afgelopen anderhalf jaar werd er door onze media over veel stemmingen [over de Brexit, red.] gerapporteerd, die allemaal als vreselijk belangrijk werden gepresenteerd. Hoe het ook zij, ze verbleken allemaal in het niets in vergelijking met die keer dat je je hand opsteekt in een kleine achterkamer in je kerkgebouw om te zeggen: ‘Ja, ik geloof dat deze persoon erkend zou moeten worden als deel van Christus’. In Europa, buiten Europa – wat maakt het uiteindelijk uit? Jouw kleine kerkje is IN CHRISTUS.
3. Er is niemand die buiten jouw roeping valt
Het is mijn oprechte hoop dat wat ik heb gezegd je een stevige theologische basis heeft gegeven voor veel andere dingen die gezegd of geschreven zijn over het belang van de gelovige kerk, en ook voor je eigen praktijk in het kerkleven. Ik bid dat het krabt waar velen jeuk hebben. Zeker nu wordt in boeken het individualisme van het moderne christendom in toenemende mate betreurd, of worden we aangespoord tot het herstel van echte Bijbelse gemeenschap.[21] Mijn favoriete ‘klaagzang’-citaat is van Nicolas Perrin: ‘In het ergste geval is het westerse protestantisme in functioneel opzicht vervallen tot de opvatting dat de kerk niet veel meer is dan een losse club van Jezus’ Facebook-vrienden.’[22] Zou het idee van collectieve eenwording met Christus kunnen helpen om die opvatting te ondermijnen? Of misschien kan het een aantal voorzichtige veranderingen in het kerkleven teweegbrengen die zouden helpen.
‘De kerk is geen verzameling van individuen die zich wijden aan spirituele vorming, maar een gemeenschap die samen de bestemming van Christus deelt’
Michael Horton beschrijft sommige kerkdiensten als een verzameling van christenen die allemaal een persoonlijke relatie met Jezus hebben op hetzelfde moment, op dezelfde plaats.[23] Ik denk dat vooral de manier waarop velen van ons ‘avondmaal’ vieren er zo uitziet: hoofden naar beneden, ik en Jezus. In Grace, Halifax, hebben we geprobeerd om daar iets aan te veranderen – door in een kring rond de tafel te zitten, door naar elkaar te kijken als we het avondmaal vieren, door momenten van open gebed voor elkaar te hebben. Dit soort dingen zijn zo moeilijk niet en ongetwijfeld zijn velen van u ons hierin al ver voor.
De kerk is geen groep individuen
Ik ben ook van mening dat het geleidelijk aan veranderen van een aantal van de zeer individualistische liederen die we zingen ook enorm zou helpen. Ik heb het niet over de moderne nummers (alhoewel sommige van die nummers ook wel een opknapbeurt in collectieve zin kunnen gebruiken). Zou het ons gevoel van collectieve eenheid met Christus niet zachtjesaan helpen als we zingen ‘And can it be that we [i.p.v. ‘I’] should gain …’ of ‘Our (i.p.v. ‘My’] hope is built on nothing less…’? Zoals James Thompson zegt: ‘De kerk is geen verzameling van individuen die zich wijden aan spirituele vorming, maar een gemeenschap die samen de bestemming van Christus deelt’.[24] Elk zingend lid van de gemeente bestaat tijdens een zondagse dienst niet in een soort gepersonaliseerde Smarties-koker, waarin ze hun lofprijzing verticaal naar God richten maar afgesloten blijven van de andere gelovigen om hen heen. Nee, we aanbidden samen: als een lichaam. Een bruid. Een levende tempel. Wellicht zijn er andere manieren die dat gevoel van gezamenlijke aanbidding zouden versterken en helpen.
James Thompson: ‘De kerk is geen verzameling van individuen die zich wijden aan spirituele vorming, maar een gemeenschap die samen de bestemming van Christus deelt’.
Zeker is dat we Paulus’ toepassing op zichzelf in Kolossenzen 1 niet moeten missen: ‘Hem verkondigen wij wanneer we iedereen waarschuwen en in alle wijsheid onderrichten, om iedereen tot volmaaktheid in Christus te brengen.’ (v28). Hij is ervan overtuigd dat Christus zich niet versnipperd met de kerk heeft verenigd: dus zal hij, Paulus, zich ook niet op die manier aan de kerk verbinden. Maar let wel: dat maakt het moeilijk. ‘Daarvoor span ik mij in…’. (v29). Het zou mooi zijn om je gewoon te concentreren op de volmaaktheid van de kerkleden die er echt zin in hebben. Maar het feit dat de kerk als geheel verenigd is met Christus zal jou dat gewoonweg niet toestaan. Er zijn ook de zwakken, de langzamen, de trotsen en de frustrerenden. ‘Iedereen’. Door de collectieve eenheid met Christus is er geen persoon – geen persoon in Christus, bedoel ik – die buiten je roeping valt.
Maar let op hoe Paulus’ eigen persoonlijke, afgeleide verbondenheid met Christus, zijn eigen ervaring van opstandingskracht in hem, op gespannen voet staat met deze evenzeer afgeleide gemeenschap in het lijden van Christus: ‘Hiervoor span ik mij in en strijd ik met Zijn kracht, die volop in mij werkzaam is’ (vers 29). Beide worden samen ingezet in dienst van de hele kerk. Ja, het is zwoegen, maar het is ook geweldig – vanwege de eenheid met Christus. In Zijn lijden. In Zijn opstandingskracht. En dit alles op zo’n manier dat niemand mag worden weggelaten als het gaat om het presenteren van de kerk die volmaakt is in Christus.
Ben je in de verleiding gekomen om iemand buiten te sluiten? Doe het niet. Ben je in de verleiding gekomen om toe te staan dat iemand verschrompelt of zelfs sterft? Bid om genade! O, de strijd om met anderen te werken (Nota bene, Paulus zegt ‘zodat wij iedereen tot volmaaktheid in Christus brengen…’) voor het welzijn van de hele kerk. Maar we moeten wel.
Ik was erg onder de indruk van een satire van de komiek Emo Phillips over verdeeldheid in de kerk. Laat me het aanpassen voor dit artikel:
Ik liep op een dag over een brug en zag een man op de rand staan, op het punt om eraf te springen. Dus rende ik erheen en zei: ‘Stop! Doe het niet’.
Hij zei: ‘Waarom zou ik dat niet doen?’
Ik antwoordde: ‘Nou, er is zoveel om voor te leven’.
‘Zoals wat?’
‘Nou, ik ben een christen, en ik geloof….’
‘Eigenlijk ben ik ook een christen’, zei hij.
‘Echt waar?’, zei ik. Geweldig! Ben jij… misschien… een katholiek?’.
‘Nee, ik ben protestants.’
‘Echt waar? Ik ook! Ben je van de PKN?’
‘Nee, ik ben eigenlijk van een vrije kerk.’
‘Wow, dat is geweldig…. Een bepaald soort vrije kerk?’
‘Baptist’.
‘Baptist! Fantastisch! Gereformeerd baptist of algemeen baptist’?
‘Gereformeerd Baptist’.
‘Dat is fantastisch!’, zei ik. ‘Gesloten avondmaal of open avondmaal?’
‘Open avondmaal.’
Ik heb hem er zelf van afgeduwd.[25]
Het punt is dat het probleem doorgaans niet gaat over of iemand wel of niet voor open of gesloten avondmaal is. Het probleem is wanneer ze helemaal niet de moeite nemen om naar de avondmaalstafel te komen. Of wanneer ze niet over de tafel naar je willen kijken. Of wanneer ze het gevoel hebben dat ze niet naar de tafel kunnen komen omdat ze zich te schuldig voelen. Of als je hoopt dat ze misschien niet daadwerkelijk naar de tafel komen omdat ze lastig zijn voor jou of voor anderen en het gewoon zo ongemakkelijk is om in dezelfde kamer te zijn als zij. Dan komen we het meest in de verleiding om ze gewoonweg weg te duwen. Om ze te laten vallen, ver weg van Christus. Wanneer ze zwaar werk betekenen. Dan is de verleiding groot om niet te worstelen met alle energie die Christus zo krachtig in ons werkt opdat we iedereen tot volmaaktheid in Hem kunnen brengen.
We vergeten zo gemakkelijk dat als mensen echte gelovigen zijn, ze lid zijn van Christus, wat betekent dat ze nooit kunnen worden afgeschreven.
We vergeten zo gemakkelijk dat als mensen echte gelovigen zijn, ze lid zijn van Christus, wat betekent dat ze nooit kunnen worden afgeschreven. Omdat zij daar waren op Golgotha. Zij waren daar, net als jij daar was, in hetzelfde gebroken lichaam. En jij nam in geen enkel opzicht op een andere manier deel aan die onmetelijke daad dan zij. Het was niet ‘de volmaakten waren er echt, netjes, maar de onvolmaakten…’.
Nee. Ze waren er wel. En jij was er ook bij. Samen.
Zij waren er ook, met jou, in Hem, die paasmorgen buiten Jeruzalem, volkomen zegevierend over de hel en het graf. Dat waren zij! Toen de vrouwen Hem vasthielden, hielden ze elk kerklid, ook jou, vast. Jullie allemaal samen. Dat is de realiteit, de glorie, de vreugde – en de uitdaging – van de collectieve vereniging met Christus.
Dus wie staat er thuis op de brug? Hoe denk je over hen? Bereid om hen te laten vallen? Of zelfs eraf te duwen?
Maar wie durft hier een vinger uit te steken naar een deel van het lichaam van onze Heere Jezus Christus, tenzij het is, net als bij die vrouwen, om Hem te omarmen?
Weet je wat dat betekent? Het betekent het omarmen van de kerk.
[1] Hans Burger, Being In Christ: A Biblical and Systematic Investigation in a Reformed Perspective (Eugene, Oregon: Wipf & Stock, 2009), 1.
[2] See Marcus Peter Johnson, One With Christ: An Evangelical Theology of Salvation (Wheaton: Crossway, 2013) – een uitstekende behandeling, en zeldzaam in de literatuur voor het wijden van een heel hoofdstuk aan de ecclesiologische betekenis van de verbondenheid met Christus.
[3] John Murray, Redemption Accomplished and Applied (Edinburgh: Banner of Truth, 1961), 161.
[4] J. Todd Billings, Union with Christ: Reframing Theology and Ministry for the Church (Grand Rapids: Baker Academic, 2011), 1.
[5] Ik verwijs hier in het bijzonder naar Paulus’ bekende syn-verbindingen (bijvoorbeeld syzōopoieō, ‘make alive with’, gevonden in teksten als Eph 2:5).
[6] Zie Robert A. Peterson, Salvation Applied by the Spirit: Union with Christ (Wheaton: Crossway, 2015).
[7] En deze lijst is geenszins uitputtend.
[8] Rankin Wilbourne, Union with Christ: The Way to Know and Enjoy God (Eastbourne: David C. Cook, 2016), 43.
[9] Johnson, One with Christ, 16.
[10] Johannes Calvijn, Institutie, Par. 3.1.1.
[11] Johnson, One with Christ, 17-18, cursivering origineel.
[12] Ibid, 18.
[13] Burger, Being in Christ, 318.
[14] Deze illustratie is overgenomen van Wilbourne, Union with Christ, 47-48.
[15] Zie voor heiliging bijvoorbeeld cf. John 17:19 – ‘Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.’
[16] Bijvoorbeeld, in Rom 6:1-14, or 2 Cor 5:14-15.
[17] Dit kan ook andersom worden gesteld, namelijk: bij Golgotha werd Jezus ergens naartoe gebracht waar hij nooit zou kunnen komen – de hel. Hoe kwam hij daar terecht? Omdat wij in hem waren en dat is waar we het verdienen om daar te zijn. Geheimenis op geheimenis! Maar dit is hoe dicht (en hoe sterk) de eenheid met Christus werkelijk is.
[18] Ik geef toe dat Jezus het heeft over het ‘wegnemen’ van takken in de wijnstokmetafoor (b.v. Johannes 15:2), en de betekenis daarvan moet zowel in aanmerking worden genomen als zorgvuldig worden ge-exegetiseerd; maar toch wordt niet ontkend dat de eenwording van Christus met de wijnstok eerder betrekking heeft op het organisme in zijn geheel dan op de verzameling van individuele, los van elkaar staande takken, die toevallig juist in de nabijheid van elkaar groeien.
[19] Gk. paristēmi, ‘presenteren, voorstellen’.
[20] Dit concept wordt uitvoerig toegelicht in een fascinerende monografie door James D. Gifford, Jr., Perichoretic Salvation: The Believer’s Union with Christ as a Third Type of Perichoresis (Eugene, Oregon: Wipf & Stock, 2011).
[21] Goede voorbeelden hiervan zijn onder andere, aan deze kant van de oceaan, Tim Chester and Steve Timmis, Total Church: A radical reshaping around gospel and community (Nottingham: IVP, 2007), and Graham Beynon, God’s New Community: New Testament Patterns for Today‘s Church (Nottingham: IVP, 2005); en van de andere kant, Joseph H. Hellerman, When the Church was a Family: Recapturing Jesus’ Vision for Authentic Community (Nashville, B&H, 2009) and Brett McCracken, Uncomfortable: The Awkward and Essential Challenge of Christian Community (Wheaton: Crossway, 2017).
[22] Geciteerd in James Thompson, The Church According to Paul: Rediscovering the Community Conformed to Christ (Grand Rapids: Baker Academic, 2014), 7.
[23] Michael Horton, ‘Union with Christ and the Communion of Saints’ – sermon video accessed 11.12.17 at https://www.desiringgod.org/messages/union-with-christ-and-the-communion-of-saints.
[24] Thompson, The Church According to Paul, 125.
[25] De originele versie van dit verhaal verscheen in Christena Cleveland, Disunity in Christ: Uncovering the Hidden Forces That Keep Us Apart (Downers Grove: IVP, 2013), 32-33.