Ik ben geen Bob de Bouwer, nee. Eerder Onhandige Harry. Of Klunzige Klaas. Ik laat -tot vermaak van vrienden en tot ergernis van moeders- zo nu en dan het een en ander uit mijn handen vallen. En technisch ben ik al helemaal een nul. Werkzaamheden waarbij ik meer m’n handen dan m’n hersenen nodig heb, schuif ik bij voorbaat al liever af op iemand met enig technisch inzicht.
Die onhandigheid is vaak erg onhandig. ‘k Zal je één voorbeeld geven. Ik kwam pas op een zaterdagavond zó laat bij een vriend aan, dat een groot deel van de oorspronkelijk aanwezigen al weer naar huis was vertrokken. De reden daarvan was het feit dat de ketting van m’n fiets eraf was gevallen. Had ik nog nooit meegemaakt. Ik besloot er dus ook maar helemaal niet naar te kijken en mijn weg gewoon lopend te vervolgen.
Onhandigheid is vaak erg onhandig.
Echter, die onhandigheid is soms ook wel erg handig! Ik hoef niets te doen. Ze vertrouwen me niet. Ze zetten grotendeels zelf de tent op als we gaan kamperen en roepen mijn hulp pas in als ze zeker weten dat ik geen brokken kan maken. Met varen vragen ze mij pas om achter het roer plaats te nemen als het ganse meer gevrijwaard is van andere boten. En wat die fiets betreft: terwijl een kameraad de ketting weer op de rails legde, stond ik erbij en keek ik ernaar.
Het is overigens écht een aangeboren ongemak. Ik ken mijzelf niet anders dan atechnisch. Al vanaf mijn kind-zijn rommel ik maar wat aan. Ik herinner me al die keren dat ik als klein jochie de vaat stond af te drogen en per ongeluk een glas uit mijn handen liet vallen. Geïrriteerd stuurde vader mij dan naar boven. Hè, wat jammer nou! Nu kon ik de rest niet meer afdrogen…
Ik neem het dus verder ook niemand kwalijk dat ze me niet vertrouwen. Ik ben me bewust van mijn twee linkerhanden. Ik vind het maar wat fijn dat ze me niet voor de technische zaken inschakelen. Ik kan het niet, ik leer het niet en ik zal het ook nooit leren ook. Ik doe dus maar meteen een oproep aan een ieder die dit leest. Mocht ik ooit op mezelf gaan wonen, dan heb ik mensen nodig die de lampen ophangen en de boel een beetje vertimmeren. Ik zal je er opzettelijk niet voor betalen, zodat jij weer aan je christenplicht voldaan hebt voor dat jaar…
Maar heel soms ben ik het niet met de mensheid eens. Dan denk ik bij mezelf: ‘Doe normaal! Ik kan dat heus wel hoor!’ Dan vind ik serieus dat ze te klein van me denken. Ik kan wel wát! Klein denken over een ander, of beter: een Ander met hoofdletter, daar zijn we als mensen blijkbaar goed in. We zetten alles op alles om onze eigen zaakjes te regelen. Hoewel God bij uitstek Degene is die álles kan, durven we Hem toch vaak niet in te schakelen. We zijn te bang dat het te veel gevraagd is. Dat het een te groot gebed is…
Zullen we Zijn voorbeeld volgen?
Joh, waarom bid je niet om genezing van die vreselijke ziekte? Waarom bid je niet of die voor jou onbereikbare droom tóch uit mag komen? Waarom bid je niet of je atheïstische neef tot bekering komt? Waarom vraag je slechts de helft als God álles geven kan? Ik denk maar heel eenvoudig: Als God het beter acht iets niet te geven, dan kom je daar vanzelf wel achter.
De Heere Jezus Zelf geeft mij zo vaak het goede voorbeeld. Hij genas zieken, wekte doden op en gaf een massa van duizenden mensen te eten met vijf broden en twee vissen! En denk maar eens aan Zijn gebed daar in die donkere hof van Gethsémané. Daar bidt Hij of God de drinkbeker van Hem weg wil nemen. Die drinkbeker was juist het doel van Zijn komst naar de aarde! En toch bad Hij dat onmogelijke gebed…
Zullen we Zijn voorbeeld volgen? ‘Komt, buigen w’ ons dan biddend neer!’
Om Jezus wil.