Deze les is misschien wel een van de meest verootmoedigende van allemaal. Want hier worden wij geconfronteerd met onze zonde tegenover de heilige God. We gaan dus van het ene uiterste naar het andere. Eerst Genesis 1-2, dat grootse beeld van God, Zijn liefde voor ons. Hij schiep ons naar Zijn beeld. En dan onze opstand tegen Hem. Als je Genesis 3 leest, of met iemand Genesis 3-11 leest, zie dat dan als een spiegel van ons eigen hart, onze eigen geneigdheden. Hier staan we oog in oog met onze zondigheid, en met de gevolgen van de zonde in een gevallen wereld. En dat kan op allerlei verschillende manieren tot uiting komen, ook in een discipelschapsrelatie.
Soms lezen wij het verhaal van Adam en Eva en de slang, alsof dat nauwelijks betrekking heeft op onszelf. We beseffen niet dat de satan nog steeds tot ons spreekt. Nog steeds fluistert hij ons gedachten in. Allerlei leugens worden ons verteld, die uiteindelijk bij de boze vandaan komen.
Jij en wij, die anderen onderwijzen, zelfs als we al een poos christen zijn, moeten zeggen: ‘Deze gedachten komen nog steeds in me op; de satan bedriegt mij nog steeds.’ Bespreek welke leugens jullie misschien zelfs beginnen te geloven.
Dat is erg belangrijk, want meestal beschouwen wij zonde als een gedragskwestie. Dat is het in zekere zin ook, maar zonde heeft een wortel. Ja, zij aten een vrucht. Dat was ongehoorzaam. Maar ten diepste geloofden zij dat God niet goed is. Dat Hij niet weet wat het beste voor hen is.
Als iemand in een discipelschapsrelatie met een specifieke zonde worstelt, moeten jullie dat bespreken. Zorg dat dit onderdeel van jullie relatie is: eerlijk spreken over zonden. En bespreek dan niet alleen: ‘Hoe kunnen wij dat verkeerde gedrag veranderen?’ Graag dieper en vraag: ‘Wat is het onderliggende geloofsprobleem? Wat zijn de leugens die jij gelooft, waardoor je op deze manier zondigt?’ Anders plakken we pleisters op gebroken benen.
In Eva’s hart op dat moment gaat het er niet alleen om dat zij die vrucht at. De satan wilde dat zij los van God zou handelen. Dat is een verzoeking voor ieder van ons. Wij willen ons leven in eigen hand hebben. ‘Hij is de Schepper; ik ben voor Hem geschapen.’ Die gedachte duwen we weg: ‘Nee, ik wil dit doen.’ Deze gedachten komen op uit ons diepste innerlijk. Ze zijn slecht. ‘Heere, neem dit weg! Ik wíl me aan U overgeven!’
Daarnaast: sommige mensen zijn kwaad vanwege iets uit het verleden en geven God de schuld. ‘Waarom liet God dit gebeuren?’ Toen ik de val begreep, kon ik zeggen: ‘Dit hoort bij het leven in een gebroken wereld, een wereld onder de vloek. Deze dingen zullen gebeuren.’ In plaats dat ik zei: ‘Er kan geen God zijn, want er gebeuren slechte dingen.’ De vloek opende mijn ogen, zogezegd.
Bespreek deze dingen in jullie discipelschapsrelatie. Neem daarin zelf het voortouw. Ook in het belijden van zonden.
Ik herinner me momenten waarop iemand die ik erg bewonderde, eerlijk tegen mij zei: ‘Ik heb er een puinhoop van gemaakt op dat gebied.’ Niet dat jij jezelf dan beter voelt, maar je laat je eigen bescherming zakken. ‘Dan zal ik ook eerlijk zijn.’ Want soms worden discipelschapsrelaties erg nep en oppervlakkig. Dan proberen we slechts de juiste antwoorden te geven. Jij moet dus het voortouw nemen in het belijden van zonden. De Bijbel beveelt ons: ‘Belijd elkaar de overtredingen.’ Jij moet dat voordoen aan de mensen die je onderwijst. Ik weet het, wij denken al snel: ‘Nee, dat wil ik verbergen. Ik doe alsof het er niet is, want ik wil dat hij mij respecteert.’ Maar dan leef je een leugen.
Hier valt veel over te zeggen. Dit is zoveel meer dan ‘gewoon een Bijbelstudie’. Dat geldt trouwens voor al deze lessen. Als jij deze thema’s met anderen doorneemt, neem dan de tijd om zonden te belijden. Begin zelf. Belijd ook je worstelingen: ‘Hier was ik boos op God, hier worstelde ik persoonlijk met de gevolgen van de gevallen wereld.’
Bespreek in het leven van de mensen met wie je deze lessen doorneemt. Zorg dat jullie niet aan de oppervlakte blijven. Dit raakt de kern van ons hart en ons verstand. Discipelschapstraining is niet: ‘We nemen samen een Bijbelgedeelte door.’ Nee, we worstelen met zonde.
En laat het dan niet bij: ‘Ik heb er een puinhoop van gemaakt.’ Herinner de ander eraan: ‘Jij hebt macht hierover.’ Wijs hen op de kracht van de Heilige Geest. ‘Met elke verzoeking was er een ontsnappingsweg. Je had ‘nee’ kunnen zeggen.’ Want je wilt niet dat iemand zonden belijdt, zonder dat je hem herinnert aan de kracht die in hem is. Besluit daarmee: ‘We gaan ons hiervan bekeren, we keren dit de rug toe, want wij hebben macht over de zonde.’
Alles in Gods genade. Wijs hen erop: uit genade, door het geloof, ben je rechtvaardig voor God. Bekleed met de gerechtigheid van Christus. Besluit daarmee. ‘Laten we dit in praktijk brengen, met de kracht die in ons is, in Christus is.’ Door Gods genade is er geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn. Blijf dat benadrukken. Wanneer jullie eerlijk over jullie zonden spreken, neem dan ook de tijd om je te verheugen in Gods verlossing.