Is er iets ergers denkbaar dan dat je meent dat je gevonden bent terwijl je ondertussen verloren gaat? Is er iemand op de brede weg die naar het verderf leidt er zo ellendig aan toe als degene die onderweg christelijke liederen zingt, gebeden opzegt en talloze preken aanhoort? Het meest tragische dat je je kunt voorstellen is het beeld van een man die in de woestijn uit een beker zand drinkt omdat hij denkt dat er water in zit? Het is al afschuwelijk als je nonchalant het leven na dit leven binnenstapt. Maar denk je eens in dat je een vroom leven geleid hebt en dan toch op een dood spoor blijkt te zitten.
Er zijn tijden geweest dat ik niet geloofde dat zulke mensen bestonden – laat staan dat ik zelf een van hen zou kunnen zijn. Iedereen die met zijn mond Jezus als Heere beleed zou zeker zalig worden – waarom zou je anders elke zondag naar de kerk gaan? Maar toen zag ik het staan, in letters die gloeiden alsof ze in vuur uitgehakt waren: Jezus Zelf beschrijft hoe het sommige mensen op de oordeelsdag zal vergaan.
‘Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!’ (Mattheüs 7:21-23).
Ik las de verzen nog een keer. En nog eens. Tot die tijd had ik nog nooit wakker gelegen van een Bijbelgedeelte.
Ik besefte dat ik een van die velen moest zijn.
Drie levensgevaarlijke illusies
Ik was zoals zo veel hoorders, Bijbellezers en synagogegangers uit de tijd van Jezus: gevangen in een illusie, in zondagse kleren op weg naar de hel. ‘Het zal zijn zoals wanneer een hongerige droomt, en zie, hij eet, maar als hij ontwaakt, is hij nog onverzadigd; of zoals wanneer een dorstige droomt, en zie, hij drinkt, maar als hij ontwaakt, zie, hij is uitgeput en nog versmacht hij’ (Jesaja 29:8). Mijn eeuwige zaligheid was een illusie. Een droom.
Maar God heeft mij door Zijn Woord wakker geschud – en dat is ook mijn gebed voor de velen die dit lezen. Aan het eind van de beste preek die ooit gehouden is, ontmaskerde Jezus drie levensgevaarlijke illusies die ik vanuit mijn eigen leven herkende. De gedachte dat de hoop van mijn zaligheid gegrond kan zijn op alleen maar verstandelijke kennis, alleen maar gevoel of alleen activisme. Dat is de illusie van een godsdienst zonder God.
Zuiverheid in de leer is niet voldoende
In de eerste plaats laat Jezus zien dat verstandelijke kennis niet genoeg is – de kennis van iemand die zegt: ‘Ik weet het allemaal precies, en dus ben ik behouden.’ Jezus zegt: ‘Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen’. Deze mannen en vrouwen spraken Hem op de juiste manier aan. Ze gebruikten de term ‘Heere’ (het Griekse ‘Kurios’), de titel die aansluit bij de terminologie die in het Oude Testament gebruikt wordt voor God – en dat was Jezus.
Het is niet genoeg om de juiste taal te spreken, pal voor de sola’s te staan, Bijbelteksten uit je hoofd te kennen of de leer goed op een rijtje te hebben.’
Dat ze Hem Heere noemden, was voor hen zelf misschien wel een bewijs van hun rechtzinnigheid. Ze wisten iets wat alle kinderen van God wisten. Ze benaderden Hem niet alleen als profeet of religieus leider, maar spraken Hem aan als verheven Majesteit. Ze kenden de Schriften, ze wisten welke boeken ze echt gelezen moesten hebben, welke podcasts ze echt moesten volgen. Maar door Hem als ‘Heere’ aan te roepen ging het Koninkrijk der Hemelen niet voor hen open. Zoals dit gedeelte in alle ernst laat zien: het is met het oog op de eeuwigheid niet genoeg om de juiste taal te spreken, pal voor de sola’s te staan, Bijbelteksten uit je hoofd te kennen of de leer goed op een rijtje te hebben.
Emoties zijn ontoereikend
Ten tweede laat Jezus zien dat onze emoties ontoereikend zijn – de emoties van iemand die zegt: ‘Ik voel het, en dus ben ik behouden.’ Dat ze Hem aanspraken met ‘Heere, Heere’ laat zien dat ze niet emotieloos waren. Ze spraken vol enthousiasme, met overtuiging, verwachtingsvol. Uit wat ze zeiden, sprak nadrukkelijk iets van vertrouwelijkheid tegenover Degene van Wie ze dachten dat Hij ook hun Heere was.
Dat had ongetwijfeld alles te maken met het feit dat Jezus veel in hun leven had losgemaakt. Ze dachten Hem zeker te kennen – Hij was geen onbekende rechter of afstandelijke godheid maar ‘Heere, Heere’. Als je hun gevraagd zou hebben of ze Jezus liefhadden, zouden ze allemaal gezegd hebben: ‘Natuurlijk.’ En toch kregen ze in reactie daarop te horen: ‘Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij.’ Dat bewijst dat positieve gevoelens ten opzichte van Jezus op zichzelf niet toereikend zijn als antwoord op Zijn Woord.
Activisme kan misleidend zijn
Ten slotte laat Jezus zien dat alleen activisme ook een zeepbel is – het activisme van iemand die zegt: ‘Ik heb grote dingen voor God gedaan, en dus ben ik behouden.’ Jezus zegt: ‘Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan?’ Ze zijn in Jezus naam aan de slag gegaan. Ze hebben daadwerkelijk zichtbare krachten gedaan in de levens van anderen. Ze hebben een hele lijst met wonderen op hun naam staan. Ze hebben Zijn Naam beleden tegenover de wereld. Mensen hebben hen horen profeteren en zagen hen duivelen uitwerpen en vele andere krachten doen in Zijn naam – en ze dachten dat dat zwaar meetelde. Ze werden gebruikt als een werktuig in Gods hand – dan moesten ze wel bij Hem horen. En toch werd er tegen hen gezegd, net als tegen degenen die Hem gehaat hadden: ‘Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij.’
Wat ze over het hoofd zagen
Wat misten ze? Het antwoord van Jezus zal ons misschien verbazen: ze waren geen dáders van het Woord. ‘Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ In plaats dat ze Gods wil deden, hoorden ze bij de werkers van wetteloosheid. Ze noemden Hem ‘Heere, Heere’, maar deden ondertussen niet wat Hij van hen vroeg (Lukas 6:46).
Ze dachten als gelovigen, hadden dezelfde emoties als gelovigen en gedroegen zich – van tijd tot tijd – als gelovigen, maar diep vanbinnen leefden ze als duivels.
Ze hadden het Woord van God gehoord – door de boodschap van het Evangelie en het lezen van de Schriften – maar ze leefden er niet naar. In het gedeelte dat hier direct op volgt, zegt Jezus over deze mensen dat ze hun leven op zand bouwen, omdat ze Zijn woorden horen maar ze niet doen:
‘En ieder die deze woorden van Mij hoort en ze niet doet, zal met een dwaze man vergeleken worden, die zijn huis op zand gebouwd heeft; en de slagregen viel neer en de waterstromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het stortte in en zijn val was groot’ (Mattheüs 7:26 en 27).
Ze dachten als gelovigen, hadden dezelfde emoties als gelovigen en gedroegen zich – van tijd tot tijd – als gelovigen, maar hun leven was nog altijd getekend door ik-gerichtheid en zonde. Ze hoorden de Bergrede aan, maar na afloop hakten ze hun ledematen van begeerte niet af, gingen ze door met overspel bedrijven, maakten ze geen eind aan de onenigheid met hun broeders, namen ze geen afstand van hun liefde voor het geld, vergaven ze hun naaste niet, bleven ze vasthouden aan hun bezorgdheid en namen ze zich niet voor om voortaan barmhartig te zijn in hun oordeel – dat hadden ze allemaal moeten doen door het geloof en uit liefde voor de Prediker. En ze deden ook geen moeite om te zoeken, te kloppen en te vragen om de hulp van de Geest (Mattheüs 7:7-11). Hun gerechtigheid was niet groter dan die van de Farizeeën (Mattheüs 5:20).
Ze dachten ten onrechte – net zoals ik jarenlang dacht, en zoals tot mijn verdriet ook tegenwoordig veel mensen denken – dat aanhoren voldoende was. Dat emotie genoeg was. Dat ze het zouden redden met een uitwendig godsdienstig leven. Ze doolden rond, als in een droom, in het vertrouwen dat ze het goed hadden gehoord, gevoeld of gedaan, ook al bleven ze in zonde leven.
Jakobus, die nog ongelovig was toen Zijn broer deze preek uitsprak, bindt de gemeente later op het hart om niet op deze manier in de illusie van de ongehoorzaamheid te blijven leven. ‘Leg daarom af alle vuilheid en elke uitwas van slechtheid en ontvang met zachtmoedigheid het in u geplante Woord, dat uw zielen zalig kan maken. En wees daders van het Woord en niet alleen hoorders. Anders bedriegt u uzelf’ (Jakobus 1:21 en 22). Even verderop noemt hij dit soort geloof nutteloos, dood en duivels (Jakobus 2:14-26).
Uw wil geschiede
We worden gerechtvaardigd door het geloof alleen, zoals de reformatoren ons hebben geleerd, maar niet door een geloof dat alleen blijft – dat geen vrucht draagt. Als we het Woord van God echt aannemen, betekent dat ook dat we dat Woord bewust gehoorzamen, door een vreugdevol geloof in onze gekruisigde en opgestane Heere en door afhankelijkheid van Zijn Geest. Als je gedrag niet – of langzamer dan je had gehoopt – verandert door het horen van het Evangelie en het lezen van de Schriften, en als de vernieuwing van je innerlijk geen gevolgen heeft voor je uitwendige leven, moet je je afvragen of je ook niet ronddoolt in de illusie van degenen die Hem nooit gekend hebben.
Bedenk dat het Woord van God ons altijd weer terechtwijst, opvoedt en oefent in de rechtvaardigheid, opdat we volmaakt zouden zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust (2 Timotheüs 3). Het dringt door in ons huis, ons werk en onze leefwereld, het komt tot in de verste uithoek van ons hart en heeft gevolgen voor heel ons leven. De Bijbel is een Boek dat gehoorzaamd moet worden, want het is het Boek waardoor onze God spreekt.
We worden gerechtvaardigd door het geloof alleen, maar niet door een geloof dat alleen blijft – dat geen vrucht draagt.
Deze woorden van onze God zijn niet zwaar. Het zijn woorden van eeuwig leven, en vreugdevolle gehoorzaamheid betekent dat we blijven in Zijn liefde en dat onze blijdschap volkomen wordt (Johannes 15:9-11). In de Schriften vinden we geen onpersoonlijke regels voor het leven van alledag, maar levende woorden van een Vader voor Zijn kinderen, strategische bevelen van een Generaal voor Zijn soldaten, belangrijke aanwijzingen van een Herder voor Zijn schapen, levenwekkende beloften van een Bruidegom voor Zijn bruid. Als we Hem liefhebben, zullen we Hem ook gehoorzamen (Johannes 14:15).
Hoewel nadenken dus van belang is als het gaat om het zaligmakend geloof (de ware leer doet er wel degelijk toe), gaat het niet alleen maar om nadenken; hoewel het gevoel ook van belang is (we moeten de Heere onze God liefhebben met heel ons hart), gaat het geloof niet volledig op in onze emoties; hoewel er soms grote krachten en wonderen bij komen kijken, vraagt het geloof om persoonlijke vruchten van een heilig leven die deze openbare vertoning van kracht bevestigen. Door het zaligmakend geloof gaan mannen, vrouwen en kinderen, verenigd met Jezus en met het nieuwe hart dat ze ontvangen hebben vol blijdschap de wil van God doen. Dat doen ze vanuit het nieuwe verlangen dat hoort bij het kindschap: ze willen God welbehaaglijk leven (2 Korinthe 5:9).
Greg Morse is afgestudeerd aan het Bethlehem College & Seminary en schrijft voor DesiringGod.org. Samen met zijn vrouw Abigail woont hij in St. Paul.