Lengte: 4:36 / Bekeken: 270 x
Serie:

De vroege kerk

Ik ben geneigd dingen in mijn eentje te doen. ‘Ik krijg dit zelf wel voor elkaar.’ Maar het is overduidelijk waarom God de gemeente gemaakt heeft, gewild heeft. Want samen met anderen is het zoveel beter. Zelfs dit, wat wij hier doen. Inmiddels zijn we er bijna doorheen. Als ik dit in mijn eentje had moeten doen, had ik een grote druk gevoeld. Alsof het van mij afhankelijk was. Maar nu stelt het niet zoveel voor, want jij hebt gaven die ik niet heb ontvangen. Daarom hoef ik niet de last te voelen om alles tegelijk te zijn. Ik kan niet goed beschrijven hoeveel fijner dit is. En dat is een beeld van de gemeente. Het is ook niet de bedoeling dat jij dit in je eentje doet. Wat een troost! Ik ben een vinger; het is niet de bedoeling dat ik tegen een voetbal schop. Ik maak deel uit van dit grotere geheel dat Christus op het oog had.

En daarin ligt de schoonheid. Wij hebben in de gemeente allemaal dezelfde roeping: discipelen maken. Maar de manier waarop we in gemeenschap met elkaar leven, de manier waarop we deze roeping in praktijk brengen, de wijze waarop we discipelen maken … Wij moedigen elkaar aan met onze verschillende gaven, verschillende vaardigheden, verschillende ervaringen die God ons in Zijn voorzienigheid doet meemaken. Het is goed om deel uit te maken van een gemeenschap van discipelmakers. Want dat is de gemeente; geen publiek van toeschouwers, waarin je samenkomt om naar één man te luisteren. Het is geen publiek van toeschouwers; het is een gemeenschap van discipelmakers.

En hopelijk zie jij dat ook in jullie discipelschapsrelatie, want jouw leerling heeft misschien geen zin om discipelen te maken. Maar dan ben jij er om hem aan te moedigen. Als wij aan onszelf overgelaten worden, zijn er allerlei dingen waartoe we onszelf van nature niet motiveren. Zoals je zei, Hebreeën 10: wij vuren elkaar tot deze dingen aan. We bemoedigen elkaar, we geven elkaar moed, vooral als we de grote dag zien naderen.

Ik wil nog iets anders benoemen dat volgens mij heel belangrijk is. Wanneer wij daadwerkelijk discipelen maken, zal dat onvermijdelijk leiden tot gemeenten die zich vermenigvuldigen. Het Nieuwe Testament beveelt ons nooit gemeenten te planten. Jezus zei: ‘Maak discipelen.’ Naarmate discipelen gemaakt worden, naarmate mensen tot Jezus komen, worden er gemeenten gevormd.
Als ik denk aan de gemeente die God aan mij als voorganger heeft toevertrouwd – als iedere discipel het komende jaar één nieuwe discipel van Jezus maakt, zouden we in een jaar verdubbelen. Dan zouden we een enorm gebouw moeten neerzetten waar iedereen in past, en dat gaan we niet doen, dus dan moeten we ons vermenigvuldigen; een nieuwe gemeente beginnen. Daar gaat het om. Het is niet de bedoeling dat we rustig door het christenleven kabbelen, heel ons leven in één prettige gemeente. Het is de bedoeling dat we de gemeente vermenigvuldigen. En dat gebeurt wanneer we discipelen maken.

Zorg dat je leerling goed begrijpt wat ‘gemeente’ betekent in het Nieuwe Testament: de mensen die samenkomen vormen het lichaam (van Christus). Met onze westerse opvattingen denken wij soms: ‘De gemeente is deze locatie, dit gebouw.’ Maar wat Christus de gemeente noemt, is het lichaam van gelovigen, ongeacht waar zij samenkomen (zolang er leiderschap is, enzovoorts). Daarom is het zo belangrijk om dit onderwerp te bespreken; zodat ze begrijpen dat het niet over een gebouw gaat. Dat bedoelde Christus niet toen Hij zei: ‘Ik zal Mijn gemeente bouwen.’ Hij doelde op de verspreiding door middel van het ‘Maak discipelen.’

Dat is dus een goed gespreksonderwerp met jouw leerling of kring: ‘Wat is de gemeente? Wat betekent de gemeente in het Nieuwe Testament? Hoe kunnen wij daar deel van uitmaken?’ Niet alleen door te ervaren hoe mooi God de gemeente bedoeld heeft, maar door het maken van discipelen daadwerkelijk de gemeenten te vermenigvuldigen in onze omgeving, en vervolgens onder de volkeren. Dat bespreken we in de volgende les.

Meer toerusting