Beste niet-christelijke vriend,
Nu even eerlijk.
Jij en ik. Zal ik beginnen? Ik val dan meteen maar met de deur in huis.
Nee, geloven is zeker niet altijd gemakkelijk. Geloven kost strijd. Ja, ik heb ook wel eens mijn twijfels bij hoe en wat ik geloof. Ja, ik denk soms ook dat het een stuk makkelijker is om niet te geloven. En nee, ik heb de wijsheid niet in pacht. Geen enkele christen. Wat dat betreft verschillen wij -gelovige en niet-gelovige- eigenlijk niets. Het enige verschil is dat ík er Één heb ontmoet, Die de wijsheid wél in pacht heeft. Overigens zou Hij ook graag met jóu kennis maken.
Geef ik je soms het gevoel dat wij als christenen beter zijn? Sorry daarvoor.
Moet ik verder gaan? Vooruit, ik geef toe: ik heb ook niet alle antwoorden. Ik snap soms ook niets van wat er allemaal in de wereld gebeurt. Ik denk ook wel eens: ‘God, waar bent U nu?’ Wat dat betreft lijk ik eigenlijk best op jou. Wij -als christenen- doe soms net alsof wij alle antwoorden hebben, maar vandaag geef ik toe: daarmee houden we onszelf voor de gek. Echter,jij, als niet-christen, hebt de antwoorden ook niet. Niemand. Ik denk dat slechts één ding ons hierin onderscheid. Ík ken Iemand die de antwoorden wél weet. Soms laat Hij een antwoord zien aan degene die het Hem vragen, maar even vaak ook niet. Maar vragen stellen mag altijd en dat doe ik dan maar. Dat lucht op, man!
Nog een dingetje dan. Ik beken: als christen ben ik geen haar beter dan je. Geef ik je soms het gevoel dat wij als christenen beter zijn? Sorry daarvoor. Ik maak namelijk dezelfde fouten als jij, probeer ze te voorkomen, maar sla vervolgens een dag later dezelfde plank weer volledig mis. ‘Zonden’ noemen wij, christenen, dat. Het verschil tussen jou en mij is, denk ik, dat ík die fouten bij Iemand breng. Enerzijds om er vergeving voor te krijgen, anderzijds om te leren hoe het wel moet. Jezus heeft ons namelijk een voorbeeld gegeven. Je zou eens bij Hem langs moeten gaan. Het kan eenvoudig weg door je ogen dicht te doen en je handen te vouwen: ‘Jezus, toon mij eerst wie Ú bent, maar vervolgens ook wie ík moet zijn.’
Is je leven echt zo denderend als dat je voordoet?
En nu jij. Is je leven echt zo denderend als dat je voordoet? Met wie bespreek jij al je lastige vragen of dat nare gevoel vanbinnen? Waar breng jij je stomme fouten heen? Aan wie vertrouw jij je diepste geheimen toe? En nog wat: baal je er soms niet van, dat jouw leven slechts het doel kent om er hier het beste van te maken; en daarna niks? Als je iets zoekt, maar niet weet wát, waarom zoek je dan eigenlijk? Waar komt die zoektocht naar het onbekende uit voort? Laat het me weten!
En dan niet de succesverhalen.
Nu even eerlijk.