Er komen regelmatig voorgangers naar me toe met de vraag: ‘Hoe kan ik mijn gemeente veranderen?’ Het komt maar al te vaak voor dat predikanten hun gemeente van zich vervreemden door veranderingen te willen. Soms worden ze als gevolg daarvan zelfs losgemaakt van hun gemeente.
En toch moeten er soms dingen veranderen en moeten we als herders onze gemeente daarin leiden, ook al is het vaak moeilijk. Ik wil drie dingen bespreken die kunnen helpen bij het bewerkstelligen van veranderingen: onderwijzen, blijven en liefhebben.
Onderwijzen
Ten eerste: onze visie op gemeente-zijn moet voortkomen uit de Schrift. Dat maakt de preekstoel tot het belangrijkste gereedschap als het gaat om het veranderen van een gemeente. De Geest van God werkt gewoonlijk in mensenharten door prediking waarin steeds weer de Schriften verklaard worden.
Bid dat God door jouw prediking.je gemeente leert inzien wat er moet veranderen. Je staat ervan te kijken hoe vaak wij als voorgangers problemen opgelost willen hebben zonder de tijd genomen hebben om uit te leggen wat precies het probleem is!
Te veel voorgangers proberen veranderingen af te dwingen – dat wordt dan vaak leiderschap genoemd – terwijl ze de gemeente zouden moeten onderrichten. Broeders, we moeten de schapen die aan onze zorg zijn toevertrouwd voeden, niet slaan. Onderwijs hen.
Zelfs als de verandering die jou voor ogen staat goed is, is het nog steeds de vraag of het de juiste tijd is. Dat je gelijk hebt, is geen vrijbrief om onmiddellijk actie te ondernemen. En dat brengt mij bij mijn tweede punt.
Blijven
Er steeds minder mensen die zich voor lange tijd ergens aan verbinden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de keuze voor een woonplaats, maar ook voor werk. De jongere generatie staat geen ladder voor ogen met nauwkeurig uitgestippelde tussenstappen die je uiteindelijk bovenaan moeten brengen. Ze gaan eerder uit van het mozaïek van een wereldwijd web, met oneindig veel alternatieven en mogelijkheden die zich naar alle kanten uitstrekken. We worden aangemoedigd om allerlei ervaringen op te doen, die ons stuk voor stuk verrijken.
Als voorgangers moeten wij in onze gemeente ergens anders voor staan. We moeten de mensen leren dat het goed is om aan dingen te binden en er helemaal voor te gaan, of het nu gaat om onze huwelijken en gezinnen, om onze vrienden en ons geloof, om onze kerk en de plaats waarin we wonen. Als we leren om ons voor langere tijd ergens aan te binden (denk dan eerder aan tientallen jaren dan aan een aantal maanden), helpt dat onze gemeente om de juiste prioriteiten te leren stellen.
Als voorganger kun je bepaalde veranderingen misschien afdwingen met een sterke persoonlijkheid, maar je kracht ligt vooral in het jarenlang trouw en geduldig onderwijzen van de gemeente. Als er dit jaar niets verandert, gebeurt dat misschien volgend jaar. Of over een jaar of tien.
Stel daarom ook de juiste prioriteiten. Het ene wat je verandert wilt zien is meer urgent dan het andere. Welke verandering is op dit moment het meest nodig? Welke kan wachten? Veel voorgangers moeten nog leren om op een volwassen manier te denken door meer naar de lange termijn te kijken.
Lang op één plaats dienen is ook heilzaam voor het pastoraat. Het voorkomt dat een voorganger ergens aankomt met een koffer vol goede raadgevingen, een jaar of twee, drie zijn ding doet en dan weer naar een nieuwe gemeente vertrekt. In het algemeen kun je zeggen: hoe langer we ergens blijven, hoe authentieker we moeten zijn – en dat is een zegen voor onszelf en voor de gemeenteleden die we dienen.
De sleutel tot verandering is dat we lang genoeg in één plaats blijven om de gemeente te kunnen onderwijzen. Als je niet van plan bent om lang te blijven, moet je uitkijken dat je niet allerlei dingen in gang zet die je opvolger moet afmaken. Laat je gemeente niet achter met een nare nasmaak en zorg ervoor dat ze geen wrok gaan koesteren tegen jouzelf, je opvolger of tegen de verandering zelf.
Als jonge theologiestudent had ik drie anglicaanse geestelijken die mijn grote voorbeeld waren. Alle drie waren ze vele jaren aan dezelfde plek verbonden, waar ze jaar in jaar uit het Woord verklaarden: Richard Sibbes (dertig jaar in Cambridge en Londen), Charles Simeon (meer dan vijftig jaar in Cambridge) en John Stott (meer dan vijftig jaar in Londen). Door Gods genade bouwden deze mannen hun gemeenten op en hadden ze door hun jarenlange trouwe dienst grote invloed op de opgroeiende generaties nieuwe arbeiders in Gods Koninkrijk.
Liefhebben
Om te verlangen naar de juiste veranderingen, de gemeente erin te onderwijzen en lang genoeg te blijven, moet je ook liefhebben. Je moet de Heere liefhebben, en de mensen die Hij aan je heeft toevertrouwd.
Clemens, de bisschop van Rome, zei ooit: ‘Christus behoort toe aan de nederigen van hart, niet aan hen die zichzelf verhogen over de rug van Zijn kudde.’ Het geduld dat nodig is om de gemeente steeds weer bij het Woord van God te brengen, vloeit voort uit liefde.
Je kunt niet zeggen dat Jonathan Edwards geen getrouwe dienstknecht was omdat zijn gemeente hem afzette. Sommige voorgangers zijn maar voor korte tijd aan een gemeente verbonden terwijl ze hun dienstwerk trouw verrichten. Die hoeven zich niet aangevallen te voelen door dit korte artikel. Ik heb alleen maar een aanzet gegeven om verder na te denken over de vraag hoe je je gemeente kunt leiden in het proces van een Bijbelse verandering – door te onderwijzen, te blijven en lief te hebben.