Degenen die ons tekort doen kunnen misschien een fijn leven leiden en hun harten vetmesten, maar dat geeft hen geen garantie voor de toekomst. Wij hebben geen vetgemeste harten nodig, maar sterke harten. Sterke harten helpen ons overleven in een wereld die ons aanvalt op materieel, emotioneel en relationeel niveau en ons geestelijk dood wil hebben. Dit is een angstaanjagende bedreiging, maar juist daarom kunnen wij moed vatten. Wie geen besef heeft van de akelige wereld waarin hij leeft, is niet bang en heeft naar zijn eigen weten geen moed nodig. Hij is helemaal ingepakt in de duisternis van de wereld en beseft niet waarin hij zich eigenlijk bevindt.
Wij begrijpen de ernst van de situatie en snakken naar de moed die God geeft aan mensen die hun lastige omstandigheden onder ogen zien. Wij kunnen een voorbeeld nemen aan de vastberadenheid van Jezus die absoluut naar Jeruzalem wilde gaan, ondanks het feit dat Hij wist wat Hem daar te wachten stond (Lukas 9:51). Zijn angst in de Hof van Gethsemane gaf Hem moed zich aan de Vader toe te vertrouwen en de vreugde te zien die voor Hem lag, al kwam die pas nadat Hij de schande van het kruis had ondergaan (Hebreeën 12:2).
Wie niet bang is, heeft geen moed nodig. Maar wie beseft hoe akelig het leven in deze wereld is, kan van God een sterk hart ontvangen. Sterke harten staan voor hun zaak. Zij weten dat alle genade van God komt en beseffen dat het hun verantwoordelijkheid is die genade in de praktijk te brengen.
‘En ú moge de Heere doen toenemen en overvloedig maken in de liefde tot elkaar en tot allen, zoals ook wij dat zijn tot u, opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en Vader, bij de komst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen’ (1 Thessalonicenzen 3:13).