22 februari 2022

Blij met een steen

door:

Tags:

Uiteindelijk zat ik wel een uur (!) in de wachtkamer. En dat is niet niks. De één na de ander werd weggeroepen, maar niet één keer galmde er ‘meneer Guijt’ door het vertrek. Er lag wat leesvoer op de tafel. Echter, het ene blad was te hoogdravend, het andere blad te zweverig, een derde blad te kinderachtig, en een vierde blad te bloterig. Dus dan maar gewoon praten met de andere aanwezigen. Dat is in dit dorp geen probleem.

‘Hij is vroeger met z’n hôôfd op een paer punte’n-evalle. Hij ken nou geen eens koffie of thee meer zette!’ vertelde een vrouw tegen me. ‘Je zou ut zo niet zegge, hè? Maer, jae, wij zorgen al z’n hille leven voor ‘m. Hij heb een tijd bij ons innewoond. En we gaen altijd effe mit um mee hierheen, want anders weten we niet wat er gezegd wordt. Nou, ze laet wel lang op dur wachten, jij zit hier al een hille tijd. Nou, wij hebben niks met de dokter te maeke hoor, dus dat scheelt weer. Wij motte bij de verpleegkundige weze. Maer wij hadde een keer een afspraak met dur om 8 uur en toe kwam ze pas om half 9, want ze kon moeilijk uit bed komme…’ En bla bla bla.

Toen stapte er een kleine jongeman, met een olijke snuit en kuiltjes in z’n wangen, de drempel over. Hij kwam naar mij toe en liet me direct een steen zien, die hij zojuist gevonden had. ‘Mooi’, glimlachte ik.

Het jongetje was bijzonder vrolijk en deed iedereen in de wachtkamer glimlachen. Hij speelde met van alles en nog wat, en nam z’n steen overal mee naar toe. En plotseling zat ie op de schoot van een wildvreemde. Mijn schoot…
Hij werd – hoe kan het ook anders – eerder weggeroepen dan ik. En – hoe kan het ook anders – toen hij klaar was, zat ik nog steeds in de wachtkamer. Ik zag door het raam heen dat het kleine ventje moest huilen.

Een minuut later kwam hij de wachtkamer weer binnen. Hij beende op een tafeltje met speelgoed af en rommelde daar wat. ‘Ja. Steen’, mompelde hij. Trots als een pauw verliet hij de wachtkamer weer. Blij met een steen. Zijn steen.

Het ventje deed me denken aan Pasen. Blij met een steen. De steen voor Jezus’ graf. Weggerold. Niet eens per se om de weg voor Jezus vrij te maken. Jezus liet een korte tijd later wel zien dat Hij geen deur meer nodig had om naar binnen of naar buiten te komen. De steen is weggerold, opdat Petrus en Johannes het zeker zouden weten: De Heere is waarlijk opgestaan. De steen is weggerold, opdat ook jij je blik in ’t graf zou kunnen werpen. Het is niet slechts een verhaal. Het is écht gebeurd. Hij leeft! Kijk maar!

Staar je maar niet blind op jouw grafsteen, of op die van je geliefde familielid die overleden is! Misschien wel een kind, je man, je vrouw, je vader of moeder. Het verdriet is intens groot. Maar de hoop is groter. ‘Jezus leeft, is opgestaan, Hij roept ons uit de dood vandaan!’ De dood heeft niet het laatste woord. De dood is dood! Pasen.

Inderdaad. Ik ben blij met een steen. De weggerolde steen van het graf. Of nee, eigenlijk is het nog anders. Ik ben blij met de Steen die door de bouwers verworpen was. Blij met Hem die álles, álles volbracht heeft.

En wie blij is, gaat zingen:

Komt! Laat ons samen Israëls Heer,
de Rotssteen van ons heil, met eer,
met Godgewijden zang ontmoeten!

Want: Jezus leeft!