Ik stond in de rij bij de McDonalds. Voor mij stonden een aantal mensen, kennelijk vrienden van elkaar. Onder hen was een jongen, die zich de naam van Jezus liet ontglippen. Als vloek. Kort daarop deed zich een zeldzaamheid voor: ik sprak de jongen aan.
We raakten in een kort gesprek verwikkeld, waarin ik hem uitlegde dat ik veel waarde hecht aan de persoon Jezus. Vervolgens vroeg ik hem of hij zelf gelovig was, maar dat was niet het geval. ‘Kijk’, zo legde hij mij uit, ‘ik vind dat geloven voor zielige mensen is.’ Hij vervolgde zijn verhaal met het voorbeeld van zijn oma die de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt. Hij kon er veel begrip voor opbrengen dat zijn oma (en anderen in die periode) troost konden putten uit het geloof in een God in de hemel. Voor mensen die veel hadden meegemaakt, was het in zekere zin wel iets moois. Maar hijzelf? Hij had het geloof echt niet nodig. ‘Dus, je vindt mij een zielig persoon?’ concludeerde ik. Hmm, ik was dan vast een uitzondering, aldus de jonge kerel.
De jongen verwoordde een veelgehoorde gedachte in onze cultuur. Geloven is voor zielige mensen, voor mensen wiens leven in duigen is gevallen, voor mensen die onnoemelijk veel hebben meegemaakt; logisch dat zij graag in een Vaderlijke God geloven.
Ik heb er langere tijd over nagedacht. Als ik eerlijk ben, wilde ik zijn stelling eigenlijk niet onderschrijven. Geloven was helemaal niet alleen voor zielige mensen. Immers, ik ben niet zielig. Bovendien zocht ik al denkend nog naar een hele hoop prominente christenen of welvarende gemeenteleden die ook niet zielig waren.
Nu, maanden en maanden later, besef ik me ineens dat de jongen gelijk had. Geloof in Jezus is voor zielige mensen. Geloof in Jezus is voor mensen die nergens meer terecht kunnen dan bij Hem. Geloof in Jezus is voor gebroken en verslagen zielenpieten. Armzalige stakkers.
Eén van de grote – misschien wel de grootste – barrières in de Bijbel is hoogmoed. Het is de zonde van de satan zelf, waarmee wij besmet lijken te zijn. Niet alleen Jezus waarschuwt ervoor in Zijn toespraken, eeuwen eerder waarschuwt de Psalmist ons al in de tiende Psalm als hij schrijft: ‘De goddeloze, met zijn neus trots omhoog, onderzoekt niet. Al zijn gedachten zijn: Er is geen God!’ En ook op zoveel andere plekken in de Bijbel wordt gewaarschuwd tegen de zonde van de hoogmoed.
Wat zijn veel mensen tegenwoordig hoogmoedig! Ze hebben geen Redder nodig. Geloven in Jezus is voor zielige mensen, en dat ben ik toch zeker niet…?!
Toch wel. Wie in Jezus wil geloven, moet buigen. Hij of zij moet erkennen: ik kom er zelf niet uit. Ik heb te veel gedaan en te veel meegemaakt. Ik heb een Verlosser nodig.
Dus, ja, jongeman, je had toch gelijk. Geloven is voor zielige mensen; voor mensen die er zelf niks van bakken. Voor hen is Jezus gekomen. En tot die mensen spreekt Hij vol liefde:
Wie in Mij gelooft, is ten diepste niet zielig, maar zalig!