Hij vertelde me laatst dat ie op een snikhete dag in de vijver was gaan zitten. Bovenop de vissen. In een bandje, dat wel. De warmte was hem parten gaan spelen, en deed hem verkoeling zoeken in zijn eigen vijver. Z’n echtgenote beaamde het verhaal: ‘Hij kookt gewoon over, op zo’n hete dag.’ Ik grinnikte om het verhaal. Zo één hebben wij er thuis ook.
Als het kwik slechts even boven de twintig graden is gestegen, begint er een serie klaagliederen, waar Jeremia bij wijze van spreken een puntje aan zou kunnen zuigen. Puffend en kreunend zweeft ze dan door het huis. Voortdurend klaagt ze dan dat dit toch echt geen weer is voor een normale Hollander. Angstvallig begeeft ze zich die dag niet buitenshuis, om te voorkomen dat ze ook maar één zonnestraal op zou pikken, die haar lichaamstemperatuur nog verder opzweept.
Je kent ze vast zelf ook wel: mensen die niet tegen de hitte kunnen. En zo niet, dan moet je je Bijbeltje nog maar eens openslaan, om koning David iets beter te leren kennen. Op een zeker moment in zijn leven komt hij op een punt, dat zijn ‘levensvocht veranderde in een zomerse droogte’ (Psalm 32:4). De hitte werd hem te veel. Figuurlijk natuurlijk.
En misschien, als ik nog een stapje dichterbij mag komen, misschien herken je dat zelf ook wel. Je voelt je uitgedroogd. De beloofde stromen van Gods zegen laten al jaren op zich wachten…
Hoe komt het toch dat je je zo voelt? Is het, omdat je door hete vuren moest gaan (Jesaja 43:2)? Je bent oververhit uit de beproeving gekomen. Je kunt de hitte niet meer verdragen.
Of is het door de woestijn, waarin je al maanden rondzwerft? Het geloof is helemaal doodgebloed. Oases van versterking zijn verleden tijd. Het is alsof je wat rond sjokt in een land, dor van droogte. En net als dat vermoeide hert uit Psalm 42 schreeuw je om waterstromen.
Bij David is de reden nog iets anders. Het zijn diens zonden, die hem benauwen. Hij ervaart Gods hand, maar dan niet als een troostende hand. David ervaart Gods hand heel anders: ‘Dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte.’ Ook dat is God.
Kun je de hitte ook niet meer verdragen? De bittere, hete tranen, de geloofsbeproeving, Gods toorn over de zonden die je hebt gedaan: je kookt haast over. Je hebt het niet meer. Je smacht naar water en verkoeling.
Ach, zoek alsjeblieft niet in je eigen vijvertje naar verkoeling. En blijf niet wat rondhangen in je eigen huisje, totdat de koelte weer door dat levenshuis stroomt. Het is tijd om op zoek te gaan naar de Bron. De Bron van troost, de Bron van geloof en de Bron van vergeving.
In Jezus’ genaderivier vind je verkoeling. Daar vind je levend water. Nieuwe krachten, om de levenstocht verder te lopen.
Daar vind je ook vergeving. Volkomen. Voor ál je zonden. Want God, Hij is geen God van wraak, maar Hij vindt in gunst Zijn lust. (Psalm 85).
Ja, wie in die genaderivier van Jezus zijn verkoeling en vergeving heeft gevonden, die jubelt het de Psalmist wel na: Halleluja! De hitte van Uw gramschap is geblust!