Terwijl hij heen en weer liep op het podium keek de voorganger ernstig de gemeente in. Het was tijd voor de wekelijkse oproep tot bekering. Hij vroeg mensen om hun hand op te steken als ze gehoor wilden geven aan de uitnodiging van het evangelie. Dat er vervolgens geen enkele hand de lucht inging, ontging hem echter; hij sprak de gemeente toe via een scherm.
Zijn gemeente kwam op verschillende locaties bijeen. Ik was die ochtend naar de dichtsbijzijnde samenkomst gegaan, want de bewuste voorganger had mij als freelancer ingehuurd om onderzoek voor hem te doen. Het bezoeken van een van zijn ‘diensten op afstand’ moest ervoor zorgen dat ik een beetje een gevoel zou krijgen bij zijn bediening. Nou, dat was in ieder geval aardig gelukt. Ik had sterk het gevoel dat de predikant op deze manier niet veel gevoel zou krijgen bij zijn gemeente.
Ik weet niet hoe jij aankijkt tegen het idee om de gemeente op verschillende locaties samen te laten komen als model voor gemeentegroei. Ik vind het zelf vooral zorgelijk dat band tussen de kudde en de herder op deze manier een stuk losser wordt – sowieso een groeiend probleem in allerlei soorten gemeenten, zowel grote als kleine. Mijn bezoek aan de genoemde samenkomst bevestigde dat.
Toegegeven, dit probleem speelt niet alleen in kerken die via een liveverbinding op verschillende plekken samenkomen. In elke groeiende gemeente, klein of groot, is het de voortdurende worsteling van een predikant om vertrouwd te blijven met zijn gemeente. En de verleiding om meer en meer geïsoleerd te raken wordt groter als de gemeente groeit en alles ingewikkelder wordt.
Zelfs in kleine gemeente is het ondoenlijk om als predikant goede vrienden te worden met alle gemeenteleden. En in grotere gemeenten is het ook onmogelijk om iedereen goed te leren kennen. Maar een voorganger bij wie het steeds meer draait om prediking en steeds minder om pastoraat, een voorganger die steeds minder betrokken raakt op zijn gemeente, ondergraaft in feite het werk waaraan hij steeds meer tijd besteedt! Goede prediking vereist nauwe pastorale contacten.
De bediening van de prediking kun je niet scheiden van de bediening van de zielszorg. In feite is de prediking zelfs een verlengstuk van de zielszorg. Een herder die wil dat zijn prediking van betekenis is, moet zijn kudde zo goed mogelijk leren kennen. Daar zijn talloze redenen voor te bedenken. Van de belangrijkste redenen bespreek ik er hier drie.
1. Wil de prediking van betekenis zijn, dan moet een voorganger de afgoden van zijn gemeente in gedachten houden
Als ik word uitgenodigd om ergens te preken of te spreken, is een van de eerste vragen die ik aan de plaatselijke predikant stel: ‘Wat zijn de afgoden van jouw gemeenteleden?’ Ik wil niet alleen maar even aanwippen en mijn boodschap droppen. Het is mijn verlangen om deze voorganger en zijn gemeenteleden te dienen door de vinger te leggen bij elk verlangen dat er niet aan bijdraagt om Christus als hun grootste schat te omhelzen. Verdrietig genoeg weten sommige predikanten deze vraag niet eens te beantwoorden
Toen Paulus Athene binnenkwam, zag hij dat de stad vol afgodsbeelden stond (Handelingen 17:16). Dat zag hij niet alleen als een filosofisch probleem, maar vatte hij op als een theologisch probleem, dat hem persoonlijk verdriet deed. En toen hij de mensen erop aansprak, deed hij dat heel concreet te verwijzen naar hun altaar voor ‘de onbekende god’ (vers 23).
Datzelfde patroon zie je terug als Paulus specifieke gemeenten aanspreekt in zijn brieven. Ook dan verwijst hij naar specifieke zonden en miststanden die in die gemeenten spelen. Hij blijft niet in algemeenheden steken. Hij weet precies wat er speelt.
Dat betekent uiteraard niet dat je mensen vanaf de preekstoel in verlegenheid moet brengen of met naam en toenaam moet noemen. Maar het betekent wel dat je het gemeenteleven goed genoeg kent om mensen aan te spreken op een manier die echt overkomt.
Zolang een voorganger niet genoeg tijd doorbrengt met gemeenteleden, zullen de afgoden die hij in de prediking probeert te bestrijden met het evangelie slechts theoretisch zijn. Er zijn een aantal universele afgoden te noemen, die hun aantrekkingskracht uitoefenen op alle mensen. Maar de gemeenschap waarin een specifieke gemeente ingebed is, de subcultuur die de gemeente zelf is en zelfs specifieke demografische groepen binnen een gemeente, zijn vaak geneigd om zich met specifieke afgoden en zondige patronen in te laten.
Als je uit de eerste hand weet welke misplaatste verwachtingen er binnen jouw kudde leven met het oog op geld, carièrre en gezin, helpt dat je bij het preken. Het helpt je om de juiste teksten te kiezen en de juiste nadruk te leggen bij het toepassen van die teksten. Prediking is immers geen vingeroefening, maar een bediening!
2. Wil de prediking van betekenis zijn, dan moet de voorganger het lijden van zijn gemeente in zijn hart meedragen
Ik kan uit eerste hand bevestigen dat mijn prediking is veranderd sinds ik de handen van mensen vasthoudt als ze sterven en ik luister wat ze op hun hart hebben als ze huilen. Als je nog niet genoeg mensen hebt horen vertellen over hun zonden, hun angsten, hun zorgen en hun pijn, kun je fantastisch en vol passie preken, maar zal er toch iets ontbreken: weerklank.
Veel predikanten dragen Gods Woord als een last de preekstoel op, en dat is ook goed. Het is een heerlijke en indrukwekkende taak om de zware mantel van de prediking van de heerlijkheid van Christus te dragen en belast te zijn met de opdracht om Gods genade in het evangelie te verkondigen. Maar een voorganger moet op die preekstoel ook het gewicht van zijn gemeente voelen drukken. Hij moet opklimmen om te preken, nadat hij bij zijn kudde in het dal is geweest. Zijn preekschets moet doordrenkt zijn met de tranen van gemeenteleden.
Als een predikant weet door welk lijden zijn gemeenteleden heengaan, voorkomt het dat hij toondoof wordt voor geluiden uit zijn gemeente. Hij zal dan niet op de verkeerde momenten luchthartig doen. Het beïnvloedt ook de voorbeelden die hij kiest, de verhalen die hij vertelt en – vooral dat – de manier waarop hij met het Woord omgaat. Ik heb voorgangers grapjes horen maken over dingen waar mensen uit zijn gemeente mee worstelden. En ik heb me er zelf ook schuldig aan gemaakt. We komen om lasten te verlichten, maar door onze woorden onzorgvuldig te kiezen maken we het uiteindelijk alleen maar zwaarder.
Predikant, heb je echt hart voor de mensen in uw gemeente? Ik bedoel niet: ‘Ben je een mensenmens?’ Ik bedoel dit: weet je wat er echt speelt in het leven van je gemeenteleden? Grijpt het je aan? Doet het je verdriet? Treur je met degenen die treuren? Zo niet, dan komt dat uiteindelijk in de prediking openbaar.
Denk aan het verdriet dat Mozes had over de zonde van het volk (Exodus 32:32). En aan de alle tranen die Paulus vergoot (Handelingen 20:31, 2 Korinthe 2:$, Filippenzen 3:18, 2 Timotheüs 1:4). En denk aan de bewogenheid van Christus als Hij de mensen in het hart keek (Mattheüs 9:36). Je denkt misschien dat je dit soort emoties best bij jezelf kunt oproepen zonder je gemeenteleden echt goed te kennen. Maar dan is het toch anders, zeker voor hen. Het is toch anders, net zoals een emotioneel betoog van een rolmodel anders is dan een emotioneel betoog van je vader. Ga als voorganger niet enthousiast aan de slag met een tekst zonder dat je de lasten van je gemeente in je hart meedraagt.
3. Wil de prediking van betekenis zijn, dan moet de voorganger mensen bij name noemen in zijn gebed
Voor getrouwe dienaren van het Woord gaat de prediking samen met gebed. Ze bidden of Gods Woord niet leeg tot Hem zal terugkeren (Jesaja 55:11) Ze bidden dat mensen ontvankelijk zullen zijn voor het Woord. Ze bidden dat zielen gered zullen worden en levens veranderd. Het is goed om daarom te vragen. Maar een preek krijgt extra diepgang als hij wordt voorbereid met een gebed op de lippen voor John Smith en Julie Thompson en familie Cunningham. Of als de voorbereiding gepaard gaat met een smeekbede voor het behoud van Tom Johnson, de bekering van Bill Lewis en de genezing van Mary Alice.
Paulus vertelt de mensen die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd herhaaldelijk dat hij aan hen denkt in zijn gebeden (Efeze 1:6, 2 Timotheüs 1:3, Filemon 1:4). En omdat hij mensen vaak bij name noemt, weten we dat hij dat niet in het algemeen bedoelt. Paulus werkte vooral als gemeentestichter en had geen eigen gemeente. Toch deed hij zijn uiterste best om de leden van de gemeenten die hij op afstand diende zo goed mogelijk te leren kennen. Hij bezocht hen zo vaak als hij kon. Hoe veel te meer zou een gemeentepredikant zich moeten inzetten om een band te krijgen met zijn gemeenteleden! Hij moet hun namen kennen en die namen in gebed voor het aangezicht van God brengen.
Het is van groot belang om de mensen die onder je gehoor zitten te kennen. Het is belangrijk om te weten dat zuster Die-en-die geen goed woord van je kan horen. Het is belangrijk om te weten dat broeder Zet-je-op-een-voetstuk geen kwaad woord van je kan horen. Het is belangrijk om te weten dat die man op de achterste rij met zijn armen over elkaar en zijn gefronste wenkbrauwen niet boos op je is – dat is gewoon zijn luisterhouding. Het is belangrijk om te weten dat de glimlachende, knikkende dame voorin geneigd is om alles wat je zegt direct weer te vergeten.
Als je dit soort dingen weet, kun je op een diepere, persoonlijkere, meer pastorale manier voor je gemeente bidden. En je prediking word er beter van. De preek wordt echter. Wat je zegt, is niet dan alleen iets verstandelijks, maar komt voort uit het diepst van je hart.
Dan moet dit soort prediking natuurlijk wel je ideaal zijn. Als je de preek niet ziet als het profetisch getuigenis vanuit het geopenbaarde Woord van God, maar als wat interessante stof tot nadenken voor geïnteresseerden of als een inspirerend verhaal voor mensen die toevallig iets met religie hebben, tja, dan kun je alle bovengenoemde punten rustig naast je neerleggen.
Jared C. Wilson geeft les aan het Spurgeon College, is verbonden aan het Midwestern Baptist Theological Seminary en voorzitter van het opleidingsinstituut voor predikanten van de Liberty Baptist Church in de stad Kansas (Missouri). Hij heeft vele boeken op zijn naam staan.