Verklarende verkondiging behoort wat mij betreft tot de kern van het werk van een predikant. Door in mijn gemeente het ene na het andere bijbelboek systematisch door te preken, beoefen ik een ambacht met heel oude papieren. Ik sta in een traditie die al wortels heeft in de Pentateuch, de Joodse manier van onderwijzen en de apostolische kerk. Het ontbreekt me aan ruimte om op deze plaats in te gaan op deze eerste bloeiperiodes van verklarende verkondiging. Ik ben in plaats daarvan gevraagd om te reflecteren op de wijze waarop we schatplichtig zijn aan de prediking zoals die vorm kreeg in de Vroege Kerk. Daarom zal ik me beperken tot de na-bijbelse periode.
Predikers uit de Vroege Kerk die ik als groot vakman zie, zijn onder meer Ambrosius, Hiëronymus, Gregorius van Nazianze, Chrystostomus, Athanasius, Augustinus en Petrus Chrysologus. Deze mannen hielden zich bezig met verklarende verkondiging, maar als ik hun preken lees kan ik er niet omheen dat hun manier van preken nogal verschilt van wat wij vandaag verklarend zouden noemen. Hoe kan hedendaagse verklarende verkondiging teruggaan op prediking uit de Vroege Kerk die vaak zo bevreemdend op ons overkomt?
Een gedeelde overtuiging
Het is allereerst goed om voldoende oog te hebben voor de overtuiging die wij met deze kerkvaders gemeenschappelijk hebben. Zowel de vroege als de hedendaagse beoefenaars van verklarende verkondiging geloven dat de Schrift in alle opzichten betrouwbaar is en dat God Zelf spreekt als de Bijbel opengaat.
Op vele plaatsen stellen kerkvaders als Tertullianus dat alles wat de Schrift ons leert waar is (Tertullianus, Over het vlees van Christus). Augustinus verklaart: ‘Ik heb geleerd om alleen voor de canonieke boeken van de Schrift op deze wijze te respecteren en te hoogachten. Alleen als het gaat om deze boeken geloof ik vast dat de auteurs geen enkele fout hebben gemaakt’ (brief 82.3) Dit soort expliciete uitspraken over de betrouwbaarheid van de Bijbel zijn waardevol als je de visie van kerkvaders op de Bijbel wilt reconstrueren.
Minstens zo relevant is echter de manier waarop in de grote verzameling geschriften uit de Vroege Kerk gebruikgemaakt wordt van de Schrift. De prediking was in die tijd dé plek waar de Bijbel ter hand genomen werd. Als je dan ziet dat in preken uit die tijd de citaten over elkaar heen buitelen, is het overduidelijk dat de kerkvaders geloofden dat de Schrift waar was. Uit de manier waarop ze met de Bijbel omgingen blijkt dat ze ervan overtuigd waren dat God in het Woord spreekt tot de hoorders.
Zo zegt Augustinus in een preek: ‘Laten we de Schrift behandelen als de Schrift; als God Die spreekt’ (preek 162C.15). Zonder die overtuiging valt ook de motivatie weg om diep in de tekst te duiken in voorbereiding op de preek, zoals de kerkvaders deden.
Waarom verschillen preken uit de Vroege Kerk dan zo van die van hedendaagse Westerse voorgangers die even zeer overtuigd zijn van de rol van de Schrift in het verstaan van Gods stem? Kerkvaders maken in hun preken vaak gebruik van vergezochte allegorieën, kennen waarde toe aan getallen en lijken zonder duidelijke lijn van de ene naar de andere tekst over te springen. Preken uit die tijd bevatten soms lange uitweidingen, die vaak weinig meer te maken hebben met de tekst waar de preek over moest gaan. Is het idee dat hedendaagse verklarende verkondiging afstamt van dit soort redevoeringen wel houdbaar?
Een verschillende wetenschappelijke context
Verklarende verkondiging is een kunst, een ambacht, een vakmanschap, dat niet los gezien kan worden van de heidense cultuur in het algemeen en de heidense retorica in het bijzonder.
Predikers in Vroege Kerk die zich helemaal hadden toegelegd op verklarende verkondiging, namen (net als hedendaagse voorgangers dat doen) heel verschillende standpunten in ten opzichte van de heidense wetenschap. Sommige voorgangers verwerkten citaten van heidense auteurs in hun eigen preken. Zo wordt Vergilius meer dan honderd keer aangehaald in de verzamelde preken van Ambrosius. Ook maakt hij gebruik van de medische kennis van de arts Galenus in zijn uitleg van Genesis. Tertullianus verklaarde juist dat de heidense wetenschap schadelijk was voor de theologie. In zijn toespraken maakt hij echter gebruik van retorische technieken die werden onderwezen in heidense scholen. Dat herinnert ons eraan dat niemand helemaal kan ontsnappen aan de context waarin hij staat.
De hoeveelheid aanhalingen van heidense auteurs geeft iets weer van de invloed die de heidense cultuur op preken uit de Vroege Kerk had. Het is misschien wel de meest duidelijke manier om die invloed te meten – maar niet de enige. Op een dieper niveau was de heidense cultuur van de oudheid een cultuur die gefascineerd was door woorden – door hun betekenis, hun verschijningsvorm en hun gewicht. Het eindeloze citeren van bijbelverzen en het gebruik van duidelijke schriftgedeelten om lastige teksten te kunnen interpreteren waren technieken die predikers hadden overgenomen van de heidense school van Homerus.
Gevormd door de regels van de retorica
Net zoals de reformatoren werden de kerkvaders in hoge mate gevormd door de opleiding die ze genoten hadden. De eerste handleiding voor het maken van preken was van de hand van Augstinus. Daarin gaat hij onder meer uitgebreid in op de vraag hoe je de lessen van Cicero over retorica het best kunt inzetten. Augustinus zag de waarde in van heidense inzichten over welsprekendheid: ‘Waarom zouden zij die de waarheid spreken de indruk moeten wekken dat ze dom, saai en half in slaap zijn?’ (Augustinus, De doctrina christiana, 4.32). Maar hoewel hij een aantal lessen van Cicero met instemming aanhaalt, hechtte Augustinus uiteindelijk meer waarde aan gebed en luisteren naar goede predikers.
Preken uit de Vroege Kerk klinken met name zo verschillend van moderne preken doordat wij én onze voorvaders (bewust of onbewust) de beste seculiere inzichten van onze tijd gebruiken in onze hermeneutiek en communicatie. De kerkvaders geloofden dat de Bijbel een Goddelijk Woord was, dat diepe rijkdommen bevatte voor de luisteraars. Ze zochten naar betekenissen van getallen in de Bijbel omdat de omringende cultuur ook schoonheid, betekenis en waarheid zag in de verborgen diepten van getallen. Als dat gold voor wiskunde, voor overtuigende toespraken en voor filosofie, dan moest dat zeker ook gelden voor een tekst die regelrecht door God geïnspireerd was. De context van de seculiere wetenschap vormde de manier waarop ze de preekkunst benaderden.
Hetzelfde gold voor de praktische randzaken. Sommige predikers schreven hun preken helemaal uit en lazen ze voor. Anderen, zoals Augustinus, mediteerden gedurende de week over het gedeelte en preekten vervolgens uit hun hoofd. Veel scholen in de retorica leerden hun studenten om toespraken voor te lezen of uit hun hoofd te leren. Quintilianus, een heidense redenaar, stelde echter dat dit een goedkope en onvolwassen manier van spreken voor publiek was. Of een prediker het eens was met Quintilianus of niet bepaalde ook de manier waarop hij omging met preken van papier.
Het zou een ernstige misvatting zijn om te denken dat onze moderne benadering van uitleg en prediking automatisch beter zijn dan die van de predikers van toen. Maar het zou ook onjuist zijn om geen oog te hebben voor het feit dat de hedendaagse verklarende verkondiging afstamt van de homiletiek van de kerkvaders en dat er gedeelde overtuigingen aan ten grondslag liggen.
Verklarende verkondiging in de context van de kerkgeschiedenis
En er is nog een andere reden waarom preken uit de vroege kerk zo anders kunnen zijn dan wij gewend zijn: ze werden gehouden door mensen die hun eigen plek innamen binnen de kerkgeschiedenis. Sommige predikers in de Vroege Kerk maakten graag gebruik van de tekstverwijzingen tussen de verschillende tekstversies die Origenes in zijn Hexapla naast elkaar had gezet. Augustinus worstelde met de vraag of hij de meer wetenschappelijke vertaling van Hiëronymus moest gebruiken of vast moest houden aan de versie waar zijn gemeente vertrouwd mee was. Hij koos er uit pastoraal oogpunt voor om in de gemeente de minder betrouwbare vertaling te blijven gebruiken, terwijl de vertaling van Hiëronymus in zijn wetenschappelijke verhandelingen een steeds belangrijkere plaats innam.
Met het voortschrijden van de kerkgeschiedenis, ontwikkelden zich ook de aanpak en de vorm van de verklarende verkondiging. Dat is bijvoorbeeld duidelijk te zien als het gaat over de heilshistorie. In de Vroege Kerk waren predikers zich heel sterk bewust van de voortgaande lijn in de Bijbel. Ireneüs ontwikkelde de ‘theologie van de herhaling’, waarin hij zich baseerde op vermeende herhalingen binnen de heilshistorie, zoals het hout van de boom in Genesis 2 en het kruishout waaraan Christus opgehangen werd.
In reactie op de ketterij van Marcion, die het Oude Testament en het onderwijs van Joodse geleerden terzijde schoof, besteedden veel predikers in hun preken veel aandacht aan de overeenkomsten en de eenheid tussen de twee testamenten. De nadruk die Augustinus legde op genade in de discussie met de pelagianen, zorgden ervoor dat hij het verschil tussen wet en evangelie meer ging benadrukken. Dit alles – samen met de alomtegenwoordige allegorieën – kun je zien als vroege pogingen om met schriftgedeelten om te gaan op een manier die recht doet aan het geheel van de heilsgeschiedenis.
De kerkgeschiedenis biedt ons steeds weer nieuwe mogelijkheden om de heilsgeschiedenis verder te nuanceren en uit te werken. Het is daarom heel logisch dat preken van de eerste christenen nogal vreemd op ons over kunnen komen vanwege allerlei theologische interpretaties. De grote predikers van de Vroege Kerk brachten juist de mogelijkheden in kaart om de eenheid en de verscheidenheid binnen de canon een plek te geven – iets waar we ook vandaag de dag nog steeds mee worstelen en verschillend mee omgaan.
Conclusie
Is verklarende verkondiging veranderd sinds de tijd van de eerste christenen? Ja, in die zin dat er altijd sprake is van kruisbestuiving met de seculiere cultuur en dat ook verklarende verkondiging zich ontwikkelt binnen het geheel van de kerkgeschiedenis. Maar dat mag ons nooit blind maken voor onze gedeelde overtuigingen over het gezag van de Schrift en voor de gedrevenheid van predikers om de beste methodes en bronnen te gebruiken die in hun tijd voor handen zijn. Als we onze ogen daarvoor sluiten, is dat respectloos richting de gelovigen die voor ons gearbeid hebben. En dat niet alleen, we onthouden onszelf dan ook een erfenis waarbij we als hedendaagse voorgangers veel baat kunnen hebben: de schat van de prediking uit de Vroege Kerk.
Peter Sanlon is als predikant verbonden aan de St. Mark’s Church in Tunbridge Wells (Engeland). Hij schreef onder meer een boek over de opvatting van Augustinus over de prediking en werkte mee aan een handboek over de preken van kerkvaders. Hij is op Twitter te volgen via @Sanlon.