Abraham Scultetus (1566-1625) was hofprediker in Heidelberg. Hij nam een belangrijke plaats in tijdens de synode van Dordrecht in 1618-1619. Wat hieronder volgt, is een gedeelte van zijn nieuwjaarspreek uit 1610 over Lukas 2:21: ‘… werd Hem de naam Jezus gegeven’.
Zijn naam is Jezus. Als wij dus worden aangevochten vanwege van onze zonden, moeten we ons verheugen. Hij is immers de Jezus die ons van onze zonden kan en wil verlossen. Dat zei de engel Gabriël. Dat getuigt ook Jezus zelf, die de mond van de waarheid is. Ook de apostelen en alle profeten getuigen dat iedereen die in deze Jezus gelooft, vergeving en kwijtschelding van zijn zonden en misdaden zal ontvangen (Handelingen 10:43).
Dan zeg je misschien: ‘Wat de engel Gabriël over de naam van Jezus zegt, vind ik wel heel troostrijk. Maar hij zegt erbij dat Jezus alleen Zijn volk zal zalig maken (Mattheüs 1:21).’
Dan antwoord ik: Zeker, het is waar dat Hij Zijn volk zal zalig maken, namelijk hen die met heel hun hart ernaar zoeken en verlangen om door Jezus zalig te worden.
Misschien zeg je dan: ‘Ja, dat weet ik, maar heb ik niet te veel zonden gedaan?’
Dan antwoord ik: Pas op dat je niet net als Kaïn zegt: ‘Mijn misdaad is te groot om vergeven te worden’ (Genesis 4:13). Want al zouden we dubbel zo veel zonden en gebreken hebben, toch wil God ons die vergeven en Hij wil onze gebreken helen en genezen (Psalm 103:3). Jezus roept dat ook zelf uit in Mattheüs 11:28: ‘Kom naar mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven.’ Ergens anders zegt Hij het nog vriendelijker: ‘Wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen’ (Johannes 6:37).
Misschien houd je nog steeds vol en zeg je: ‘Ja, dat weet ik, maar de Heere vereist van de Zijnen dat ze na hun bekering niet meer zondigen. Helaas heb ik na mijn bekering nog zo ontzettend vaak gezondigd.’
Dan antwoord ik: De Heere weet heel goed dat wij in dit leven de volkomenheid absoluut niet kunnen bereiken en Hij denkt eraan dat wij zwak zijn, niet meer dan stof (Psalm 103:14). Daarom geldt: als wij ons van ganser harte bekeren, zal Hij ons zeker tot Zijn kinderen aannemen. Hij zegt dat zelf in Jeremia 3:22: ‘Keer terug, afkerige kinderen, Ik zal u van uw afdwalingen genezen.’ Dat zegt Paulus ook in Romeinen 5:8-9: ‘God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn.’
Natuurlijk moeten we naar volkomenheid streven, zoals oprechte gelovigen doen. Met de apostel Paulus bidden we de Heere tot drie keer toe – dat wil zeggen, we bidden Hem vurig – of Hij de prikkel van de zonde uit ons vlees wil wegnemen. Wat de Heere Paulus toen antwoordde, zegt Hij nu ook tegen ons: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’ (2 Korinthe 12:9). Daar zie je dus dat God wil dat wij in onze gebreken roemen, opdat zo de macht van onze Heere Jezus Christus in ons mag wonen. Hij geeft ons doornen in het vlees, opdat we ons niet zouden verheffen, maar des te meer gaan verlangen naar het koninkrijk der hemelen en met de apostel Paulus zeggen: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood? (Romeinen 7:24).
We moeten ons dus door onze gebreken en zwakheid niet laten ontmoedigen. Als ons hart maar oprecht is voor God, zodat we Christus echt liefhebben en het ons voornemen is in Hem te leven en te sterven, dan geldt: ‘Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Romeinen 8:1).
Verder moeten we er ook aan denken dat onze Zaligmaker niet alleen Jezus heet om Zijn verdienste, maar ook om de krachtige manier waarop Hij Zijn Heilige Geest schenkt aan allen die Hem daarom bidden. Hoe zwak we ook zijn, als we maar in Hem geloven en Hem om Zijn Heilige Geest bidden, dan zal Hij ons die ook geven, om ervoor te zorgen dat we met onze nieuwe gehoorzaamheid zo ver komen dat God de Heere met ons wordt verzoend. ‘Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid’ (1 Johannes 1:9).
In deze vriendelijke naam van Jezus mogen we ons verheugen en troost vinden. Dat geldt niet alleen in onze gebeden, ons verdriet en onze aanvechting, maar zelfs oog in oog met de bittere dood. Want ieder die zalig sterft, sterft in de zo troostrijke naam van Jezus. ‘Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent’ (Lukas 23:42), bad de misdadiger die rechts naast Jezus hing. Stefanus bad: ‘Heere Jezus, ontvang mijn geest’ (Handelingen 7:59).
Stervenden vinden nog altijd troost in deze naam Jezus. Daarom kan ik je geen betere raad geven dan dat je midden in de bittere dood vasthoudt aan deze Jezus en je met de hand van het geloof Hem toe-eigent. Zo krijgen we zekerheid van de hoop op het eeuwig zalig leven, door Jezus Christus, die dit met Zijn bloed voor ons heeft verworven.
Uit: Abraham Scultetus, Kerck-postille (Amsterdam 1643), 44r-45r. Bewerking: Kees de Wildt.