Op zondag zullen duizenden preken gehouden worden in kerken over heel de wereld, door mannen, die hun leven gegeven hebben om Gods Woord te bestuderen en bekend te maken. Het is een hoge roeping en sommige van deze preken zullen uitstekend zijn, veel van hen goed en sommige zullen de definitie van “preek” rekken. Maar, vanzelfsprekend, zullen er een aantal goede en vrome predikanten zijn die, op een gegeven zondag, staan op de preekstoel en daar een – hoe zullen we het noemen? – een waardeloze preek houden, een prul.
Wat nu?
Dit was een vraag die John Newton (1725-1807) besproken heeft. Hij was eerst slavenhandelaar, maar werd predikant en is de auteur van het geweldige lied “Amazing Grace” en de veel geprezen auteur van honderden brieven met geweldige geestelijke inhoud.
Amazing Grace en saaie preken
Newton was ook een prediker, maar dat is niet zo bekend, want om eerlijk te zijn, zijn Newtons eigen preken niet zo toegejuicht zoals zijn andere werken, zeker niet zoals zijn liederen en brieven. Hij was er van overtuigd dat het voor de vuist weg preken het beste was (preken zonder aantekeningen voor zich), maar uit bewijs blijkt dat dit waarschijnlijk geen wijze beslissing was voor de uitoefening van zijn ambt als predikant.
Tim Keller noemt de preken van Newton “vrij saai en niet inspirerend” (Newton on the Christian Life, 24). En zelfs een van zijn vrienden, een ooggetuige van Newton op de preekstoel erkende, “zijn uitlatingen waren verre van duidelijk en zijn houding was onvriendelijk” (Works of John Newton, 1:cx).
Wat Newton ontbrak in zijn saaie preken, maakte hij goed in zijn oprechte liefde voor zijn volk. Maar ik durf te beweren dat Newton, op de preekstoel, ook niet vrij was om een waardeloze preek bij elkaar te praten.
Dus, hoe zou een gemeente moeten reageren?
De zwakheid van predikanten
In een brief over het luisteren naar preken (Works of John Newton, 1:152), legde Newton uit: “Als je de prediking van het evangelie hoort en het geeft je niet geheel voldoening, wees niet te haastig om de hele schuld op de predikant te schuiven.” Ho, wacht eens even, gaan we de schuld verdelen?
Newton gaat verder:
“De predikers van God hebben niet veel te zeggen in hun eigen voordeel. Zij voelen (hopelijk) hun eigen zwakheid en fouten en de grootsheid en de moeilijkheid van hun werk. Zij zijn zich er van bewust dat hun warmste streven om de glorie van de Heiland te proclameren, te koud zijn en hun meest dringende oproepen naar het geweten van de mens te zwak zijn: en soms zijn ze zo bezwaard met zulke ontmoedigingen, dat zelfs hun vijanden medelijden zouden hebben als zij van hun zaak wisten.”
Newton vraagt ons om stil te staan bij de strijd en de offers en de uitdagingen die jouw predikant dagelijks het hoofd biedt en om die te overdenken. De eisen van het pastoraat en het preken zijn aanzienlijk. Laat staan de eisen die een familie geeft. En bovenop al deze eisen heeft de predikant in zichzelf een nog groter verlangen om jou te dienen, dan hij de talenten heeft om dat waar te maken. Hij wil de genegenheid van zijn mensen beroeren, maar toch weet hij hoe moeilijk dit doel in werkelijkheid is.
Een chronische teleurstelling in zichzelf is normaal bij een predikant en het is een verschrikkelijk gewicht op de ziel van een nederige predikant. Hij ziet zijn eigen tekortkomingen waarschijnlijk beter dan iemand anders.
De schuld ligt misschien bij ons
Waarschijnlijk schrijft Newton hier uit zijn persoonlijke ervaringen, altijd achtervolgt door het idee hoe hij luisterde naar de preken van de grote George Whitefield. Hoe het ook is, op dit punt in de brief draait Newton typisch de rollen om. “Inderdaad, zij hebben veel om beschaamd over te zijn; maar het is nuttiger voor jou, als hoorder, om na te gaan of de fout niet mogelijk in je zelf ligt.”
Hij legt uit:
“Misschien dacht je te hoog van de man en verwachtte je te veel van hem.”
“Misschien dacht je te laag van hem en verwachtte je te weinig.”
“In het eerste geval heeft de Heere je rechtvaardig teleurgesteld; in het laatste geval ontving je in overeenstemming met je geloof.”
“Misschien heb je in je gebed, het gebed voor hem verwaarloost; en dan, alhoewel hij misschien nuttig is voor anderen, is het niet vreemd dat hij dat niet was voor jou.”
“Of mogelijk heb jij toegegeven aan een onbeduidende geest en heb je een gemis en een doodsheid op je eigen ziel gebracht; waardoor je niet terecht verootmoedigd was en de Heere koos dat moment om je terecht te wijzen.”
Krachtige en nuttige woorden van Newton.
Zes aansporingen voor luisteraars
Als we een waardeloze preek horen moeten we ons herinneren:
- Dat onze predikant een zwakke en zondige man is en dat hij zich daar waarschijnlijk al bewust van is, zonder onze hulp.
- Dat onze predikant een zware taak draagt voor de kudde en dat hij niets liever wil dan de zielen in de kerk dienen (inclusief jou) en dat hij weet dat hij steeds weer te kort komt in dit doel.
- Dat onze predikant er baat bij heeft dat wij realistische verwachtingen hebben op zondag ochtend. We moeten hem noch opblazen als een beroemdheid en te veel van hem verwachten, noch hem en zijn giften te min achten en te weinig verwachten.
- Dat de preek van onze predikant op zondag morgen nooit zal kunnen concurreren met de sensatie die onze Netflix verslaving en onze ongebreidelde en beschadigde verlangens brengen.
- Dat onze predikant onze gehele aandacht en verlangende harten nodig heeft op zondag. Hoe kunnen we zo verbaasd zijn wanneer we zo weinig verkrijgen, als ons hart traag is en snel afgeleid?
- Dat we voor onze predikant moeten bidden. We moeten al voor dat we in de kerk komen tot God bidden voor een zegen over de preek en voor verlangende harten naar het Evangelie.
Zoals in al zijn brieven maakt Newton zijn punten duidelijk. In dit geval, waardeloze preken zijn onvermijdelijk, maar zij zijn nuttig om beide de noden van de predikant en de noden van onze eigen harten bloot te leggen. Dat we maar nooit stoppen met bidden voor onze predikant, zoals hij voor ons van harte arbeidt in het gebed en in het preken voor ons.