Mijn zoon zat in de problemen, alweer.
Het was best een goede dag, maar het ging bergafwaarts. Hij rende door de gang met zijn zusje, alleen rende zij niet snel genoeg. Omdat ze voor zijn voeten liep besloot hij haar even ‘te verplaatsen’. Ze huilde. Ik schreeuwde. Daarna heb ik hem naar zijn kamer gestuurd.
Later voelde ik me schuldig omdat ik in boosheid naar hem geschreeuwd had. Ik ben naar hem toegegaan op zijn kamer en vond hem huilend op bed, met zijn hoofd naar beneden.
‘Ik ben dom’ zei hij, ‘ik maak nooit goede beslissingen. Ik doe altijd de verkeerde dingen, zij is altijd zo aardig voor mij en ik doe haar altijd pijn. Maar ik kan er niets aan doen!’
Ik denk niet dat deze situatie alleen voor mijn gezin geldt. De zelfkennis van mijn zoon was iets meer dan normaal, maar de genade van God heeft genoeg te zeggen tot onze kinderen op deze momenten.
Een kans verspelen
Ik moest hier een keuze maken. Ik kon hem zeggen dat hij harder z’n best moest doen en het de volgende keer beter doen. Of ik moest geloven dat hij er echt niets aan kan doen.
Als christenen geloven we in de erfzonde. Onze zondige natuur heeft het beeld van God in ons beschadigd (maar niet uitgeroeid). We verlangen meer naar zelfverheerlijking dan naar de eer van God. We willen meer zelf de touwtjes in handen houden dan dienend bezig zijn, we willen genieten in plaats van offeren. We luisteren meer naar onszelf dan naar God.
Op dat moment, en andere vergelijkbare momenten, herinnerde ik mijn zoon eraan dat hij een zondaar is. Hij heeft gezondigd tegen zijn zus omdat hij haar omver geduwd heeft. Hij heeft gezondigd tegen zijn ouders door hun vermaning om langzamer te rennen te negeren. Hij heeft gezondigd tegen God omdat hij zichzelf voorop zette.
Dit incident was geen grote tragedie. Hij duwde zijn zus omver en ze heeft er niets aan over gehouden. Dat is het punt ook niet. Het punt is dat de zonde van nature eist: ‘Ik eerst!’ En dat is precies wat hij deed.
Toen ik met hem sprak over zijn zonde heb ik hem herinnerd aan het Evangelie. God zond zijn Zoon Jezus om aan het kruis te sterven zodat wij vergeving van zonden konden krijgen. En omdat we vergeven zijn, moeten we anders gaan leven – niet om Zijn aanvaarding te verdienen, maar levend vanuit Zijn aanvaarding. We zeggen ‘nee’ tegen onszelf en ‘ja’ tegen God, omdat Hij van ons houdt en ons meer en meer maakt zoals Hem. En als we meer op Christus gaan lijken, ziet de wereld een glimp van de grootheid van God.
Als ik weiger om mijn kinderen te vertellen dat ze zondaar zijn, dan verspeel ik een kans om het Evangelie aan hen te vertellen.
Ingeënt tegen genade
Als jeugdleider is een van mijn grootste zorgen de verlossing van ‘kerkelijke kinderen’. Veel van hen lijken ingeënt tegen het Evangelie door twee dingen: hun gerechtigheid en hun vertrouwdheid met de Schrift. Als er geen persoonlijke noodzaak is voor belijdenis en berouw – omdat ik mezelf niet als zondaar zie – verliest het Evangelie haar goedheid en wordt het alleen een boodschap voor anderen.
Als ouders kunnen we niet bouwen op een fundament dat we niet al eerder hebben gebouwd. Als we onze zonden belijden voor onze kinderen, erkennen we wat ze al weten: hun vader en moeder zijn zondaren die Jezus heel hard nodig hebben. Als we niet bereid zijn om te laten zien hoe je je zonden moet belijden, laten we eigengerechtigheid zien. We wijzen dan op subtiele wijze op onze eigen goedheid zonder de eer te geven aan de Heilige Geest die heiligt.
Als we onze kinderen niet leren over zonde, maken we het hen eigenlijk moeilijk om christenen te worden. Zonder de kennis van hun schuld kan er geen belijdenis van zonde of geloof zijn! Maar als we onze kinderen leren over hun zondige natuur, zullen ze meer bereid zijn om zich biddend tot God te wenden om kracht en hulp om verleidingen te weerstaan.
Geef hen het goede nieuws
Als we willen dat onze kinderen God leren kennen en van Hem gaan houden moeten we hen de waarheid vertellen over henzelf. Ze zijn menselijke wezens, geschapen naar het beeld van God maar gevangen door de zonde. Maar vergeet niet, het Evangelie is het goede nieuws. Verkondig Gods kracht tot redding. Laat de hoop zien die te krijgen is door bekering en geloof, zowel in verlossing als in heiliging.
Als ik dit bespreek met ouders – zelfs met hen die best volwassen zijn in hun geloof – krijg ik vaak de indruk dat ik iets radicaals zeg. Ik bid dat het niet klopt, want dit zou een fundamentele hoeksteen moeten zijn in ouderschap dat draait om het Evangelie.
Betekent dit dat we iedere zonde die onze kinderen begaan, moeten aanwijzen en ‘zondaar!’ tegen hen moeten roepen? Natuurlijk niet! In plaats daarvan moeten we biddend zoeken naar moed en wijsheid om de waarheid van het Evangelie in hun leven te laten zien als God hier de mogelijkheid voor geeft. Dit houdt in dat we hen moeten vertellen dat ze zondaren zijn. Maar ook hoeveel God van zondaren houdt. En ook hoe God zondaren redt.
Als er geen slecht nieuws is, hebben we het goede nieuws niet nodig. We moeten onze kinderen beide vertellen.