Elke gelovige vraagt zich vroeg of laat af of het de moeite waard is om christen te zijn.
Veel mensen – waarschijnlijk ook sommigen die we kennen – antwoorden met ‘nee’. Zij belijden het geloof als christenen en streven er voor een tijd naar om te leven op Gods weg, maar na verloop van tijd komen ze erachter dat hun huidige lijden niet de moeite waard is en vallen ze af. Maar in Romeinen 8:18-25 beantwoordt Paulus de vraag met een nadrukkelijk ‘ja’. Hij zegt zelfs dat: ‘Het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden’ (18). Paulus zegt: Als u weet waar u in de toekomst naar toe gaat, zou je niet eens bezig zijn met de gedachte dat de huidige problemen en pijn het niet waard zijn.
Dus wat is deze heerlijke erfenis waar de christen van dag tot dag naar toegaat, soms met pijnlijke stappen?
De apostel zegt: ‘Met reikhalzend verlangen immers verwacht de schepping het openbaar worden van de kinderen van God’ (Romeinen 8:19). Er komt een heerlijkheid die zo verblindend krachtig is dat als het op ons valt het de hele geschapen orde zal omhullen en verheerlijkt het samen met ons. We nemen de natuur met ons mee in een vernieuwde, herstelde, verloste werkelijkheid. Ons zoonschap zal in het openbaar worden onthuld en erkend en we zullen eindelijk en volledig ‘aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig’ (Romeinen 8:29) worden. We zullen zo volmaakt heilig zijn als Christus en zo oogverblindend mooi als hij is. Dat is de heerlijkheid.
De schepping zucht
En dit is waarom we nog niet genieten van deze heerlijkheid. Toen de mensheid in zonde viel, deelde de geschapen orde op de een of andere manier in die val (Romeinen 8:20). Het ‘is aan de zinloosheid onderworpen’. De natuur is niet wat het zou moeten zijn of waar het voor is gemaakt. Het is vervreemd, zowel van ons (die bedoeld waren om in harmonie met de natuur te leven, zoals haar bestuurders of heersers – zie Genesis 1:29) en van zichzelf. Het is onderworpen aan zinloosheid, niet door haar eigen keuze, maar door ‘hem die haar daaraan onderworpen heeft’ (Romeinen 8:20). Dit verwijst naar God, omdat de onderwerping werd vergezeld door de ‘hoop’ van de bevrijding (Romeinen 8:20-21). Dit is de reden waarom de schepping wacht ‘met reikhalzend verlangen.’
Nu is de schepping echter in ‘slavernij van het verderf’ (Romeinen 8:21). Het is gevangen in een doorgaande cyclus van dood en ontbinding. Het is geweldig om te zien hoe de levengevende aard van de natuur er voortdurend naar streeft zichzelf te herstellen, waardoor nieuw leven ontstaat uit de dood (bloemen groeien van de meststof van dode organismen bijvoorbeeld). Maar alles in de natuur verslijt en sterft. En zo is de natuur een rijk van pijn en lijden. Het ‘zucht en verkeert in barensnood’ (Romeinen 8:22). Als dingen vergaan is er van het begin tot het einde aanhoudende pijn. In deze schepping is geen ervaring niet besmet met pijn, ook al is het alleen maar de pijn van het weten dat de ervaring niet zal blijven.
De schepping zal bevrijd worden
Maar dit is niet het laatste woord. ‘De schepping zelf zal bevrijd worden … om te komen tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God’ (Romeinen 8:21). In plaats van frustratie zal er vervulling zijn. Wanneer we de majesteit en de grootsheid overdenken van de oceanen, bergen, valleien, bossen, en ga zo maar door, dan staan gedachten stil bij het overdenken hoe de wereld eruit zal zien wanneer het vrij is om zichzelf te zijn! En in plaats van de pijn zal er slechts vreugde zijn. Daarom is de beste metafoor voor de huidige staat van de schepping de bevalling van een kind (Romeinen 8:22; Mattheüs 24:8). De weeën zijn niet zinloos omdat de wereld een nieuwe versie van zichzelf baart.
Dit is de toekomst – de vervullende, vernieuwende en vreugde gevende toekomst – waar de schepping zich op kan verheugen omdat het de toekomst is waar Gods kinderen naar uitkijken. Dit is Paulus’ antwoord op de vraag of onze toekomstige heerlijkheid het waard is ons huidige lijden te dragen. Hij merkt op dat zelfs de schepping u verzoekt om ja te zeggen!
We zijn er nog niet, maar we zullen er komen. En in Romeinen 8:23 wijst Paulus ons op iets dat kinderen van God al hebben, en op iets wat ze nog niet hebben. We hebben ‘de eerstelingen van de Geest’. De eerstelingen van een binnenkomende oogst waren letterlijk de eerste partij – een voorproefje van wat komen zou. Op dit moment maakt de Geest ons innerlijk levend (Romeinen 8:10). Hij geeft ons een geleidelijke en interne vrijheid van de gevolgen van de zonde en de dood, waardoor we langzaam meer gelijkvormig worden aan Christus (Romeinen 8:29). Maar dit zijn slechts de eerstelingen – slechts een voorproefje van de totale vrijheid van de gevolgen van de zonde en de dood in ons lichaam en geest die de Geest ons op een dag zal geven. Dit zal alleen komen wanneer we hebben wat we op dit moment niet hebben en waar we toch reikhalzend naar uitzien: ‘De aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing van ons lichaam’ (Romeinen 8:23). Hoewel we wettelijk geadopteerd zijn, hebben we nog niet de volkomen eenwording met de familie ontvangen. We hebben nog niet genoten van die laatste viering van onze status, maar dat zal gebeuren.
Het is het waard
Soms beseffen we ons dat we in sommige opzichten meer gelijkvormig zijn geworden aan Jezus. Misschien merk je iets waarin we minder gebrekkig zijn dan we eerder waren, of dat we meer liefhebben dan we gewend waren, of dat we meer het goddelijke doen dan we gewend zijn. In die momenten moeten we ons eraan herinneren dat de pijn van het deel uitmaken van Christus’ gezin in een wereld van frustratie en afwijzing en gelijkvormig worden aan het beeld van Christus niet kan worden vergeleken met de heerlijkheid die we verwachten.
We weten dat we niet zijn wat we op een dag zullen zijn en hebben nu niet alles wat we op een dag wel zullen hebben (Romeinen 8:24). We weten dat al onze beste dagen nog in het verschiet liggen en al onze pijnlijke dagen zullen dan voorbij zijn. En ja, zelfs op onze slechtste dagen en in onze moeilijkste momenten weten we dus: het is de moeite waard.