De dag eindigde met een felle discussie. Het was zondagavond. Zowel twee kerkdiensten als een middagdutje waren achter de rug en ook een gezellig avondje met vrienden liep tegen z’n einde aan. Trouwens, niet te vergeten: ook een heerlijk bord spinazie van moeders -waar je een week naar uitziet- was inmiddels weer verleden tijd. Aftellen tot volgende week dus.
Bijna alle vrienden waren intussen onderweg naar bed. Wij zaten nog slechts met drie, toen de ouders van degene bij wie we zaten, thuiskwamen. Vriendelijke lui. Ze gingen er nog eventjes bij zitten. Mevrouw schonk zichzelf nog een wijntje in. Het gaf me een gevoel van: ‘Ik kan nog wel eventjes blijven zitten.’
Dat gevoel klopte. Ik mocht nog even blijven zitten. Sterker nog, ‘even’ werd ‘lang’. Een discussie kwam op gang. Allerlei zaken van ‘het kerkelijke erf’ werden besproken. En we zaten niet bepaald op één lijn. Af en toe knikte, humde en stemde ik wat in, om vervolgens weer dwars tegen mijn ‘tegenpartijders’ in te gaan. De onderwerpen trouw zijn aan je kerkelijke gemeente, veranderingen bínnen die gemeente én verschillen tussen kerkverbanden waren hoofdonderwerpen. Ja, dan word ik fel. Zij ook.
‘Nee, ik ben geen bonder, geen calvinist, geen PKN’er; ik ben christen, volgeling van Jezus’, was mijn diepste overtuiging. ‘Maar’, antwoordden zij, ‘er zijn toch gewoon kerkelijke verschillen en ook jij voelt je ergens het meest thuis bij. Dus…’; en er volgde nog een hele argumentatie.
De discussie duurde nog even voort. Er kwam geen overeenstemming. Er kwam geen antwoord. Tenminste, niet tijdens de discussie. Het antwoord kwam voor mij thuis pas, in mijn nachtelijke overdenkingen in bed. Tussen half 3 en 3 uur ’s nachts zo ongeveer. Plots klonk die heldere kinderstem weer in mijn hoofd. De kinderstem, die ik de dag ervoor vanuit een slaapkamer hoorde komen. Het neuriede: ‘Abba, Vader, U alleen; U behoor ik toe!’ Wij -als volwassenen- hadden er in vergelijking met het jochie niets van begrepen. Doet het er écht toe welke kerk je behoort? Doet het er écht toe of je snel, langzaam of ergens daar tussenin zingt? Doen al die tradities of juist al die veranderingen er écht toe? Nee, begrijp me niet verkeerd, het is niet geheel onbelangrijk. Maar wat er écht toe doet, lijkt mij de belijdenis van het jongetje in bed. Wie behoor je toe? Misschien moesten we over dát onderwerp eens een avondje vullen.
Zo begreep ik eens te meer wat Jezus nu precies bedoelde met Zijn uitspraak: ‘Je moet worden als een kind.’