De Bijbel zegt dat het hele menselijke geslacht van één oorspronkelijk paar afstamt: Adam en Eva. Dat heeft men door de eeuwen heen geloofd. Maar tegenwoordig zijn er mensen die populatiegenetica studeren die zeggen: nee, dat kan echt niet. Hun argument is gebaseerd op het feit dat elk mens twee kopieën heeft van elk gen. Zij hebben in hun genoom zo’n twintigduizend genen, en zij hebben maar twee kopieën, een van vader en een van moeder.
Veel van die genen komen voor in verschillende versies, in verschillende variëteiten. Hetzelfde gen, bijvoorbeeld gen X, kan twee versies hebben, of tien versies, en soms nog meer. Dus hoe konden die versies ontstaan als iedereen van twee mensen afstamt die samen slechts vier van die genen konden hebben. Dat kunnen allemaal dezelfde genen zijn, maar wel vier verschillende versies van dat ene gen, ongeacht welk gen, bijvoorbeeld gen X. Zij hebben samen maar vier versies van een gen. En als het hele menselijke geslacht afstamt van die twee mensen, kunnen er slechts vier versies van dat specifieke gen zijn in de hele menselijke populatie. En toch zijn er van sommige genen wel tien of zelfs honderd verschillende versies. Daarom zeggen zij dat het onmogelijk is dat het hele menselijke geslacht van slechts twee mensen afstamt.
Dit is een zeer technisch argument, en daarom zeiden andere genetici: nee, jullie maken een fout, of je stelt het te simplistisch voor, want wij kunnen aantonen hoe slechts twee mensen verantwoordelijk kunnen zijn voor de genetische variatie in de menselijke populatie. Ik kan nu niet ingaan op het technische argument, maar ik wil wel op één fundamentele denkfout wijzen in het argument dat er geen twee oorspronkelijke mensen maar wel tienduizend oorspronkelijke voormenselijke wezens kunnen of moeten zijn geweest, waarvan het huidige menselijke geslacht afstamt of uit geëvolueerd is. En die denkfout is de veronderstelling dat Adam en Eva samen slechts vier versies van een gen hadden. Maar dat is alleen het geval als Adam en Eva ouders hadden. Want wij hebben één gen van onze ouders: één van onze moeder en één van onze vader. Daarom hebben we twee kopieën.
Maar als Adam en Eva, zoals de Bijbel zegt, ‘als nieuw’ direct geschapen zijn naar Zijn beeld, dan hebben we er geen idee van waaruit hun genoom bestond: je genoom is de totaliteit van je DNA. Misschien waren er wel honderden verschillende versies van dat gen ingebouwd in een zeer rijk genoom, zodat zij niet alleen in staat zouden zijn geweest om het menselijk ras te produceren, dat een enorme genetische variatie kent, maar ook konden verhinderen dat er problemen zouden ontstaan wanneer hun kinderen onderling trouwden en kinderen kregen. Want het genoom zou dan zo rijk zijn dat de problemen die vandaag de dag ontstaan wanneer broer en zus (proberen te) trouwen, niet zouden voorkomen in die eerste dagen van de mensheid.
Dus het hele argument dat je een voormenselijke populatie van tienduizend exemplaren nodig hebt – en niet slechts twee – om de huidige genetische variatie te kunnen verklaren, is gebaseerd op de veronderstelling dat Adam en Eva, als zij ooit bestaan hebben, geëvolueerd moeten zijn uit lagere dieren. Evolutie wordt in die berekening ingebouwd als aanname. De Bijbel zegt dat zij niet evolueerden, maar ‘als nieuw’ op directe wijze geschapen zijn, en God gaf Adam en Eva alle genetische rijkdom die Hij nodig achtte om hen een menselijk ras te kunnen laten produceren dat de grote mate van variatie bezit die wij vandaag de dag zien.