In mijn laatste artikel schreef ik over de 18e eeuwse voorganger John Newton, die ons liet zien dat de meeste christenen leven met overduidelijke gebreken in hun karakter, die zowel hun eigen blijdschap als hun christelijke getuigenis ruïneren. Maar waarom leven zoveel christenen op die manier?
Onze natuurlijke deugden, die voortkomen uit aangeboren temperament en opvoeding binnen het gezin – zoals onze talenten, bekwaamheden en sterke kanten – zijn goede zaken. Maar ze hebben ook allemaal een ‘donkere kant’. Mensen met profetische gaven – grote directheid, vaak goed in publiek optreden of schrijven – kunnen het moeilijk vinden om naar anderen te luisteren en advies aan te nemen. Mensen met priesterlijke gaven – gevoeligheid, vaak goed in luisteren, advies geven, barmhartigheid tonen – kunnen vaak teveel bezig zijn met mensen blij maken. Ze kunnen zelf lafhartig zijn of overdreven gevoelig voor kritiek. Een gul mens kan ook ongedisciplineerd en onverantwoordelijk zijn in financiële zaken. Dan is zijn gulheid in werkelijkheid een facet van zijn al te impulsieve karakter.
Deugden van gaven en temperament hebben een bijbehorende ‘donkere kant’ omdat onze gaven en natuurlijk temperament verweven zijn met de afgoden die heersen in elk hart dat niet gevuld is met het Evangelie van genade. Zonder een grondige kennis van het Evangelie kijken we naar goede dingen – menselijke goedkeuring en relaties, de uitoefening van macht en prestaties, het beheersen van onze omgeving en zelfdiscipline, het genieten van comfort, privacy en plezier – en maken daar pseudo-zaligheden van. Dus wie een afgod maakt van menselijke goedkeuring kan zomaar een gevoelige kunstenaar zijn, en degene die een afgod maakt van macht kan een moedige leider zijn. Maar gaven en temperament in dienst van afgoden – en dat is onze normale toestand – zijn altijd een gemengde zegen. Ze hebben een goede kant – ze brengen deugdzaam gedrag voort – maar ze verleiden iemand ook tot een bijbehorende zonde of gebrek.
Als gevolg hiervan kunnen mensen hun zonde niet zien, omdat ze alleen naar hun deugden kijken. Iemand zegt bijvoorbeeld: ‘Ik ben niet hard of scherp, ik spreek gewoon erg direct’. Het is waar dat een direct persoon goed kan doen omdat een directe, onomwonden opmerking soms nodig is. Maar in het algemeen is de scherpheid niet doeltreffend, en de onomwondenheid en het vertrouwen van diegene komen deels voort uit trots en een gebrek aan liefde. Daarom werken veel (of de meeste) christenen niet aan de bovennatuurlijke gaven van de geest die niet natuurlijk zijn voor ons, en die de donkere kant van onze natuur – de ons omringende zonden – verzachten of verdrijven.
Hoe kunnen we uit onze onverschilligheid wakker geschud worden, en ons bewust worden van onze noodzaak tot groei? Hier zijn enkele principes die ik door de jaren heen uit Newtons brieven heb verzameld.
Weet dat de ergste gebreken in je karakter je het laatst opvallen
Per definitie zijn de zonden waar je het meest blind voor bent, waar je de meeste excuses voor maakt en die je gewoonlijk vergoelijkt, juist de zonden die je het meest in hun greep hebben. Een manier om onze zwarte kanten te verbergen is om te kijken naar plaatsen waar ons natuurlijke temperament lijkt op geestelijke vrucht. Een natuurlijke aanleg voor beheersing en zelfdiscipline kan bijvoorbeeld gelezen worden als trouw, en een natuurlijk verlangen naar persoonlijke goedkeuring kan eruit zien als vriendelijkheid of liefde. Of we zien een sprankelend, optimistisch temperament aan voor vreugde, en een kalm, nuchter temperament voor vrede. We geven onszelf geestelijke eer voor deze zaken, terwijl we in werkelijkheid helemaal niet geestelijk groeien. Het gebrek van andere vrucht laat zien dat er geen echte bovennatuurlijke karakterverandering plaatsvindt.
Onthoud dat je je grootste gebreken niet leert kennen als iemand het je enkel vertelt – het moet je getoond worden
Er zijn twee manieren om onze zonden en gebreken duidelijker te zien. Een manier is dat ze ons getoond worden door problemen en beproevingen in het leven. Lijden is ‘Gods gymzaal’ – het laat onze geestelijke zwakheid zien, net als een training onze lichamelijke zwakheid blootlegt.
We leren ook door christelijke rolmodellen. Soms word je het best overtuigd door een persoon in je omgeving die leeft zoals jij zou moeten leven. Misschien vind je jezelf niet ongeduldig of scherp of overgevoelig, tot je in aanraking komt met een veel geduldiger, vrediger en tevreden persoon. We moeten deze kansen tot groei benutten. Ze zijn pijnlijk – zelfs de nabijheid van erg heilige mensen kan ongemakkelijk zijn. Maar op deze momenten, als we het meest voelen hoezeer we genade nodig hebben, vinden we Gods genade het meest begeerlijk.
Sta open voor correctie en kritiek van anderen
We zeiden zojuist dat je niet over je zonden leert als mensen het je vertellen. We hebben teveel lagen van zelfrechtvaardiging om te kunnen groeien zonder harde slagen. Maar daarnaast, als aanvulling, hebben we de feedback en ‘accountability’ van broeders en zusters wel nodig.
Er zijn tenminste twee soorten. Ten eerste kan je je eigen Hebreeën 3:13 – gemeenschap creëren. Hebreeën 3:13 zegt dat we elkaar elke dag moeten vermanen, “opdat niemand van u verhard zal worden door de verleiding van de zonde”. Benader een aantal gelovigen die je vertrouwt en geef hen een ‘jachtvergunning’ om je aan te spreken over gebieden waar je moet groeien.
Ten tweede, vergeet niet het ‘ezel van Bileam’-principe. Je moet leren om te profiteren van kritiek, zelfs als die gegeven wordt door mensen met een slechte motivatie, of voor wie je geen respect hebt. Zelfs al is maar 20% van wat ze zeggen waar, dan nog kan God zo tot je spreken.