15 januari 2019

Hoe christelijk zijn goede voornemens?

Veel van onze goede voornemens voor het nieuwe jaar storten in elkaar, gewoonweg omdat we ze niet maken in Jezus’ naam. We maken ze in onze eigen naam – in onze eigen kracht, op onze voorwaarden, voor onze persoonlijke winst en voordeel. Ze mislukken al in februari omdat ze zo gefocust zijn op onszelf – op ons eigen ik.

Voornemens zijn zo populair omdat ze inhaken op iets wat fundamenteel is voor de mensheid: We zijn van nature liefhebbers van onszelf (2 Timotheüs 3:2). Zonder een nieuw hart blijven we ons hele leven bij onszelf in en uit de gratie vallen – we haten onszelf voor iedere onzekerheid en mislukking, maar zijn ook steeds op zoek naar redenen om onszelf te excuseren, promoten en prijzen. Voornemens leiden tot grote jaarlijkse rituelen en offers op het altaar van ons eigen Ik.

Zelfverbetering voelt zo opwindend, zo hoopvol, zo bevrijdend – tenminste in theorie (of in advertenties van Nike). Maar voornemens kunnen verworden tot pleisters die we opplakken om maar niet onze relatie met Jezus echt te hoeven verdiepen. We voelen ons betere christenen, ook al zijn we niet dichter bij Christus, en daarom ook niet dichter bij het aanpakken van het hart áchter onze rusteloosheid, onzekerheid en schuldgevoel.

Dus, speelt zelfverbetering een rol in het christenleven, en zo ja, welke dan? Is er iets speciaal christelijks aan zelfverbetering?

Vlam in de pan-theïsme

Don Carson stelt dezelfde vraag als hij het pantheïsme uitlegt (en weerlegt) – het geloof dat ‘god’ en het universum geen onderscheiden entiteiten zijn, maar een eenheid. Pantheïsme pakt de problemen van zonde en kwaad niet aan door offer en vergeving, maar door introspectie en persoonlijke verandering. Door zelfverbetering wordt het kwade langzaamaan uitgeroeid. Carson antwoordt: “Zelfverbetering moet niet verward worden met het nastreven van Koninkrijks-gerechtigheid” (‘How Long, O Lord?’, pagina 31).

Terwijl hij de ik-gerichtheid in het pantheïsme veroordeelde, hoorde ik hem preken tot ‘Nieuwjaars-christenen’. ‘Nieuwjaars-christenen’ hebben allerlei goede voornemens op 1 januari – een dieet, sporten, slapen, zelfs geestelijke discipline – in de veronderstelling dat de christelijke missie stapje voor stapje wordt volbracht door steeds een nieuw goed voornemen uit te voeren. Maar hoeveel van onze voornemens zijn geen echte Koninkrijks-gerechtigheid, maar eerder een soort zelfverbetering?

De voornemens die standhouden en vrucht dragen zullen lijken op kruisdragen, niet op het opbouwen van een mooi CV. De rest is slechts een vlam in de pan – dit jaar, en in de eeuwigheid.

Sterf-aan-je-zelf-verbetering

Je denkt nu wellicht: ‘Natuurlijk behaagt het God als ik beter eet. Ik zorg goed voor het lichaam dat Hij me gaf’. Of: ‘Natuurlijk behaagt het God als ik drie keer per week ga sporten. Ik voel me gezonder en heb meer energie als ik regelmatig sport’. Of zelfs: ‘Natuurlijk behaagt het God als ik elke dag tien minuten in mijn Bijbel lees. Ik lees tenslotte de Bijbel’.

Toen ik Carsons boek las, werd me duidelijk hoe ik-gericht onze geestelijke groei kan worden, vooral in een maatschappij die geobsedeerd is door het zorgen voor jezelf. Het kan zo Christelijk voelen om beter voor onszelf te zorgen, om onszelf te verbeteren op al die manieren die de wereld ook aan mensen aanraadt – dieet, sport, slaap, zelfs meditatie, en waarschijnlijk gebed.

Wat maakt Christelijke ‘zelfverbetering’ verschillend van enig ander soort gezondheids- en welzijnsleefregel? De ‘zelf’ die verbeterd wordt, wordt plotseling een dienaar van anderen – een nederige, bewuste, blije arbeider voor andermans vreugde in Jezus. De apostel Paulus zou gezegd kunnen hebben: ‘[Maak geen voornemens voor persoonlijke groei] uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf. Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.’ (Filippenzen 2:3-4).

Christelijke goede voornemens en discipline gaan niet over zelfvervulling of zelfbehoud, maar over het vergroten van onze capaciteit om aan onszelf te sterven in naam van de liefde.

Vastbesloten om het eigen ik op te geven

Je kunt naar je Bijbel rennen om ‘zelfverbeterings-verzen’ op te zoeken. Het zal je niet meevallen om een opdracht (of zelfs maar toestemming) te vinden om je eigen groei en rijping na te streven op een manier die niet direct en meteen invloed heeft op andere mensen.

In plaats van zorg voor onszelf, zul je zelfbeheersing en zelfverloochening vinden. Het Christendom dat we in de Schrift vinden gaat niet over zelfverbetering; het is zelfverzaking, het opgeven van ons eigen ik. Jezus zegt: ‘Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen.’ (Lukas 9:23). Dat ruikt heel erg anders dan de moderne zorg voor onszelf.

Op een vergelijkbare manier zegt Paulus: ‘Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen, maar zich liever inspannen om met de handen goed werk te doen, om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft’ (Efeze 4:28). Niet opdat hij niet meer in de verleiding komt om te stelen, maar zodat hij iets heeft om te delen. Dit is van toepassing op werk en financiën, maar ook op sporten, beter eten, meer (of minder) slapen, en Bijbellezen. Trainen om kracht en uithoudingsvermogen te winnen om lief te hebben. Let op wat je eet om gezondheid en energie te houden om lief te hebben. Lees de Bijbel om de voorraadschuur van je ziel te vullen zodat je iets hebt om te delen in liefde.

Discipline in Jezus’ naam is altijd met de houding van een dienaar, niet om jezelf te dienen.

Vruchten van het eigen ik

Maar hoe zit het dan met de vrucht van de Geest? ‘De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing’ (Galaten 5:22). Als je die lijst leest, en steeds ‘mij, mij, mij, mij, mij, mij, mij, mij, mij, mij’ hoort, dan heb je Paulus’ punt helemaal gemist. We verbergen dit soort vrucht niet in onze binnenkamer om er zelf van te genieten. Elke vrucht is een uiting van waar Christelijk geloof en blijdschap richting iemand anders.

We weten dit omdat Paulus deze negen afzet tegen een andere lijst: ‘Het is bekend wat de werken van het vlees zijn, namelijk overspel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, toverij, vijandschappen, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, onenigheid, afwijkingen in de leer, jaloersheid, moord, dronkenschap, zwelgpartijen, en dergelijke’ (Galaten 5:19-21). Dit zijn geen geheime zonden. Dit zijn zonden die ons thuis verwoesten, onze kerk vernielen, onze relaties te gronde richten.

De vrucht van de Geest (in het volgende vers) is het tegenovergestelde: het bewijs van genade die ons thuis versterkt, onze kerk opbouwt, onze relaties verstevigt – we vinden zelfs geen zinspeling op geïsoleerde zelfverbetering. Dit is het bovennatuurlijke werk van een grootse God door ons heen richting een man of vrouw, ouders of kinderen, collega’s, buren en gemeenteleden. De Geest maakt ons tot een voedselmarkt, geen geheime tuin.

Vloeien jouw goede voornemens over?

Als we grotere persoonlijke tevredenheid en zelfwaardering ervaren door onze nieuwe disciplines, maar ze geen positieve impact hebben op de mensen om ons heen (maar misschien zelfs ten koste gaan van hen), dan zeggen onze voornemens niets goeds over Jezus. Vreugde die niet overvloeit, is niet liefdevol. En vreugde die niet liefheeft is niet christelijk – en is niet zoveel waard als dat we denken (1 Korinthe 13:3). Jaag naar aanstekelijke vreugde, opofferende vreugde, overvloeiende vreugde.

De vermaning is niet om goede voornemens of persoonlijke discipline of gezonde eet-, sport- of slaap gewoontes op te geven. Helemaal niet. We moeten op allerlei manieren streven naar persoonlijke gezondheid, groei en rijping – maar niet voor ons eigen bestwil. Maak en houd goede voornemens die liefde voortbrengen en niet slechts zelfverbetering.

Meer toerusting