Wanneer we de werken van 19e-eeuwse atheïsten lezen, dan vinden we dat ze zich niet bijzonder veel bezighielden met bewijzen dat God niet bestaat. Deze atheïsten gaan er stilzwijgend van uit dat God niet bestaat. In plaats daarvan vroegen zij, na de Verlichting: nu we weten dat er geen God is, hoe komt het dan dat religie bijna universeel aanwezig is? Als God niet bestaat, en menselijke religie niet een antwoord is op het bestaan van God, hoe komt het dan dat de mens een ongeneselijke homo religiosus is – dat de mens in al zijn culturen ongeneselijk religieus is? Dus in het kort: Als er geen God is, waarom is er dan religie?
Angst voor de natuur
Een van de meest populaire en beroemde antwoorden was het argument dat gegeven werd door Sigmund Freud. Als psychiater wist Freud dat mensen bang zijn voor veel verschillende dingen. Zulke angsten zijn begrijpelijk, aangezien het er allerlei dingen in onze wereld zijn die een duidelijk en aanwezig gevaar vormen voor ons welzijn. Andere mensen kunnen als individu opstaan en ons willen vermoorden, of ze kunnen zich verenigen en ons aanvallen in oorlog. Maar naast de menselijke omgeving van angst en gevaar is er het onpersoonlijke rijk van de natuur, in het bijzonder in de tijd voor de wereld van de moderne technologie, toen de mensen niet de bescherming hadden tegen de natuurlijke wereld zoals we die vandaag kennen.
Tegenwoordig hebben we het idee dat de wetenschap de verantwoordelijkheid heeft om op een of andere manier de onhandelbare krachten van de natuur, zoals orkanen, tornado’s, overstroming en branden te temmen. En op veel manieren is de wetenschap succesvol geweest in het helpen voorkomen en herstellen van natuurrampen die het ergst denkbare aanrichten. Maar, zei Freud, het dilemma van de mens uit de oudheid was hoe met deze dingen om te gaan, wanneer de destructieve impact veel erger was en het moeilijker was dat te herstellen. Je kunt met een menselijke aanvaller praten, een vredesverdrag tekenen met een buitenlandse mogendheid, of op een andere manier je veiligheid onderhandelen met mensen die je kunnen bedreigen. Maar hoe onderhandel je met ziekte, stormen of aardbevingen? De krachten van de natuur zijn onpersoonlijk. Ze hebben geen oren om te horen. Ze hebben geen harten waarop je je kunt beroepen. Ze hebben geen emoties.
Macht over de natuur
Dus, zei Freud, ontstond religie vanuit de mens die de natuur personaliseerde, en er iets van maakte waarmee ze wel konden onderhandelen. Mensen bedachten het idee dat natuurrampen werden bewoond door persoonlijke geesten: een stormgod, een aardbevingsgod, een vuurgod en goden gerelateerd aan verschillende ziektes. Deze goden bezaten natuurlijke krachten om rampen te veroorzaken. Nu deze gevaren gepersonifieerd waren, kon de mens technieken die we ook gebruiken met persoonlijke vijandelijke krachten toepassen om met de onpersoonlijke krachten van de natuur te onderhandelen. We kunnen bijvoorbeeld, pleiten bij de stormgod, bidden tot de stormgod, offers brengen voor de stormgod of boete doen voor de stormgod om zo de bedreiging in te dammen. Uiteindelijk bracht de mens al deze goden samen in één godheid die macht had over al deze natuurkrachten, om zo beter met hem te onderhandelen.
Het trauma van Gods heiligheid
Ik ben gefascineerd door Freuds argument, omdat het een redelijke verklaring is voor hoe mensen religieus geworden kunnen zijn. Het is theoretisch mogelijk dat er nog steeds religie kan zijn als er geen God was. We weten dat we in staat zijn om dingen te bedenken die er niet zijn. Sterker nog, de Bijbel staat vol met kritiek op valse religies en afgoden.
Toch is er een verschil tussen mogelijkheid en werkelijkheid. Dat Freud stelde dat het mogelijk was, betekent nog niet dat het ook op die manier gebeurd is. Het grote gat is zijn theorie is dit: als Freuds theorie echt waar is, waarom was dan juist de God van de Bijbel ‘uitgevonden’? Deze heilige God waar we van lezen in de Bijbel, boezemt een veel grotere angst in bij hen die Hem ontmoeten dan welke natuurramp dan ook. We zien bijvoorbeeld hoe zelfs de rechtvaardige Jesaja compleet ontdaan raakte toen hij de God van Israël persoonlijk ontmoette (Jes. 6:1-7).
Uzza viel dood neer toen hij wilde voorkomen dat de ark van deze heilige God zou vallen, ook al was het met goede bedoelingen (2 Sam. 6:5-10). Petrus, Jakobus en Johannes zagen in eerste instantie de openbaring van Christus’ godheid en het horen van de stem van de Vader niet als zegen, maar als bedreiging (Mat. 17:1-8).
Waarom zouden we, om ons te verlossen van bedreiging of trauma, een God uitvinden van wie het karakter oneindig meer bedreigend is dan al het andere dat we vrezen? Ik kan me voorstellen dat de mensheid een welwillende god, of zelfs een kwade god die makkelijk te paaien is, uitvindt. Maar waarom zouden we een heilige God uitvinden? Waar komt dat vandaan? Er is namelijk niets in het universum meer bedreigend voor iemands gevoel van veiligheid en welzijn dan de heiligheid van God. We zien door de hele Schrift dat God heerst over alle bedreigende krachten waar wij voor terugdeinzen. Maar deze zelfde God, jaagt ons meer angst aan dan enig ander ding. We begrijpen dat niets een grotere bedreiging is voor ons welzijn dan de heiligheid van God. Als het aan ons lag, dan zou niemand van ons de God van de Bijbel uitvinden, het wezen die een fundamentelere bedreiging is voor ons gevoel van veiligheid, dan enige natuurramp.
Maarten Luther en de andere reformatoren begrepen het heilige karakter van deze God. Voor hen was het herstel van het Evangelie zo’n goed nieuws, omdat zij het trauma van heiligheid kenden. Ze begrepen dat bedekt te zijn door de heiligheid en rechtvaardigheid van Christus, de enige weg is om de aanwezigheid van het oordeel van deze heilige God te doorstaan. Vijfhonderd jaar na de protestantse reformatie heeft de kerk wanhopig mannen en vrouwen nodig die het trauma van Gods heiligheid begrijpen. In het begrip van deze heiligheid is namelijk te zien dat het Evangelie het enige is wat ons het vertrouwen kan geven dat Zijn heiligheid ons zal omarmen en ons niet in eeuwig oordeel zal werpen als we God ontmoeten.
Dat God in Zijn genade ons allemaal een vernieuwde visie op Zijn majestueuze heiligheid mag geven.