Een klein meisje aan de overkant van de straat hielp opa. Opa had het een en ander in de tuin gedaan; hier en daar had hij flink wat weggesnoeid. Overigens is dat precies wat God bij gelovigen doet: wat er niet hoort, dat snijdt Hij weg: overspel, onreinheid, losbandigheid, ruzie, afgunst, woede-uitbarstingen, egoïsme, dronkenschap, en ga zo maar door (Galaten 5:19-21). Bekering, het is en blijft een pijnlijk proces. Oftewel: niet per se een feestelijke gebeurtenis…
Maar goed. Er lagen een hoop takken op de grond. Grote en zware takken, maar ook kleine, lichte takjes. Het kleine grietje stak haar handen uit de mouwen. Ze raapte een takje op en bracht het naar de auto. Ze gooide het zo maar ergens neer, en liep weer terug naar de tuin. Weer een takje. Ondertussen raapte opa de grotere takken bij elkaar. Ik vond het mooi om te zien.
Je ziet het wel vaker: kleine kinderen die papa, mama, opa of oma dolgraag willen helpen. De auto wassen, de ramen zemen, een cake bakken, de tuin bijharken: ze zijn overal inzetbaar. Vaak hebben ze echter niet door dat ze meer tot last, dan tot hulp zijn. De hulp van die kleintjes resulteert vaak in grote vingers op de ramen, of een bij elkaar geharkt bloemperk. Als je ze te lang hun gang laat gaan, wordt de tuin een woestenij.
Gek genoeg vinden papa, mama, opa of oma dat vaak geen reden om ze niet mee te laten doen. Ondanks dat ze het prima (en zelfs beter) alleen afkunnen, schakelen ze toch de hulp van zo’n klein jochie of grietje in.
En precies dát vind ik nu juist zo’n prachtig beeld! Wij, mensen, we mogen meedoen in de grote Wijngaard van God! We mogen hier en daar onze zaadjes laten vallen.
Je dacht toch niet dat God ons écht nodig heeft. Hij kan het prima, en zelfs beter, alleen af! We lopen Hem eerder voor de voeten als dat we Hem tot hulp zijn. Maar God vindt dat geen reden om ons op non-actief te zetten. Hij schakelt ons in. Of tenminste, Hij wil ons inschakelen…
‘De oogst is groot’, zegt Jezus. En daarmee laat Hij iets zien van Zijn liefde. De oogst is gigantisch. Hij wil nog zo ontzettend veel mensen redden. Ook jou! ‘Maar’, zo vervolgt Hij, ‘er zijn weinig arbeiders’ (Lukas 10:2). Oei. Een tekort aan arbeiders, een tekort aan bereidwilligheid…
Misschien wel uit angst. Maar dat is nergens voor nodig. Immers, net zoals in het geval van opa en zijn kleindochter geldt: het grote, échte werk doet God, en ons werk stelt daarbij niet eens zoveel voor (1 Korinthe 3:7). Dus wees niet al te bang.
Misschien wel uit onzekerheid: ‘Ik weet niet of God wil dat ik predikant/zendeling/evangelist (of iets totaal anders) word.’ We verlangen er wel naar, maar we verwachten eigenlijk ook een bijzonder teken, alvorens we grote stappen gaan zetten. Ik begrijp het wel een beetje. Maar ergens moeten we ook nuchter zijn: 1. God wil dat mensen zalig worden (1 Timotheüs 2:3-4). 2. God wil mensen gebruiken om het goede nieuws te verspreiden. 3. Jij hebt een specifiek verlang en om daar aan bij te dragen. Dus: alsjeblieft. Daar heb je je roeping.
We mogen aan de slag, vrienden. Aan de slag in Gods Koninkrijk. En ook als je niet het gevoel hebt dat je een bijzonder grote taak in Zijn Koninkrijk moet vervullen, heb je grote verantwoordelijkheid. Jezus zegt: ‘Bid daarom tot de Heere van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzendt’ (Lukas 10:2).
Ineens, na een hele toelichting op dat werk in de Wijngaard, verheugt Jezus zich in zijn geest. Hij spreekt: ‘Ik dank U, Vader, Heere van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, en ze aan jonge kinderen hebt geopenbaard. Ja, Vader, want zo was het Uw welbehagen’ (Mattheüs 11:25).
Oftewel, word maar als dat kleine grietje, dat iedere keer één klein takje uit opa’s tuin wegdroeg. Wie weet, groeit jouw gestrooide zaadje straks uit tot een levensgrote boom! (Mattheüs 13:31-32).
En dan? Dan zegt Jezus tegen jou – en wie kan een mooier compliment ontvangen: ‘Goed gedaan, goede en trouwe slaaf, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw Heer’ (Mattheüs 25:23).