Mannen met een zuur gezicht, een sombere toon en een waarschuwende vinger.
Dat is helaas het beeld dat veel christenen hebben van mensen die zich inzetten voor het bewaren van de gezonde bijbelse leer en daarom van tijd tot tijd waarschuwen voor ongezonde leringen. In een tijd waarin tolerantie bijna verworden is tot het hoogste goed, is het niet eenvoudig om de geesten te beproeven. Het wordt al snel ‘geframed’ als een allergische, in angst gewortelde houding. Toch is het beproeven van de geesten een bijbelse opdracht (1 Johannes 4:1).
Een bijbelse opdracht
In het Nieuwe Testament lezen we hoezeer het bewaren van de gezonde leer een fundamentele opdracht was van de apostelen en andere dienaars van het evangelie. Als de apostel Paulus afscheid neemt van Efeze, bindt hij de oudsten van de gemeente op het hart om op zichzelf en op de kudde toe te zien, omdat er na zijn vertrek wrede wolven zouden binnenkomen, die de kudde niet zouden sparen. Sterker nog: Paulus waarschuwt voor mensen met een christelijke belijdenis, die de waarheid zullen gaan verdraaien en discipelen achter zich aan zullen trekken (Handelingen 20:28-31).
Paulus waarschuwt voor mensen met een christelijke belijdenis, die de waarheid zullen gaan verdraaien.
Gelovigen kunnen op sluwe wijze weggeleid worden van de eenvoud die in Christus is (2 Korinthe 11:3). Daarom: ‘Wees waakzaam!’ Dat is het devies van Paulus. Met hem hebben ook de andere apostelen gewaarschuwd voor dwaalleer. Daaruit kun je niet anders concluderen dan dat ook vandaag de dag het toezien op de gezonde leer een wezenlijk onderdeel is van geestelijk, liefdevol leidinggeven aan de gemeente van Jezus Christus.
Slechte theologie is beschadigend
Waarom zouden we überhaupt onderwijs dat we tot ons nemen, toetsen aan de Bijbel? Daar zijn verschillende argumenten voor te noemen. Het belangrijkste argument heeft te maken met de eer van God. Hij heeft Zich geopenbaard in Zijn Woord (Johannes 1:1-4 en 14, Hebreeën 1:1). Het is tot verheerlijking van Hem wanneer we zo zorgvuldig mogelijk over Hem en het evangelie denken en spreken. Ons denken bepaalt namelijk onze levenswandel (Romeinen 12:2).
Ons denken bepaalt namelijk onze levenswandel.
Nu kun je het idee hebben dat het onderscheiden van dwaalleer slechts dient om de leer zuiver te houden. Dat is echter een misvatting! Theologie houdt zich bezig met het (menselijk) spreken over God. Slechte theologie heeft een beschadigende invloed op de levens van mensen, en kan een vertekend beeld van God zelf geven. Hieruit blijkt dat theologie niet slechts betrekking heeft op de ‘theoretische’ geloofsbelijdenis van de kerk, maar ook op de praktijk van het leven. Vragen als: ‘Waarom hoort God mijn gebeden niet?’, ‘Waarom wordt mijn dochter niet genezen?’, ‘Waarom droom ik geen bijzondere dromen?’, hebben te maken met je onderliggende theologie. Duizenden verhalen van christenen, die verwikkeld zijn geraakt in ongezonde leer, zouden als illustratie kunnen dienen van het feit dat verkeerde theologie allesbehalve onschuldig is (1 Timotheüs 4:1).
Sterk charismatische invloeden
Een belangrijke invloed die met name de laatste eeuw van tijd tot tijd opgeld doet en waar we in dit artikel op ‘inzoomen’, is de zogenaamde ‘Woord van geloof’-theologie (Word of Faith-theology). Deze leer kenmerkt zich in de praktijk met name door een sterk accent op het ervaren van de werkingen van de Heilige Geest met bijbehorende tekenen en wonderen. Met name genezing van ziekte, het uitdrijven van demonen, het verkrijgen van financiële en materiële rijkdom en het ervaren van Gods bijzondere leiding in dromen en visioenen zouden gezien worden als hét kenmerk van een normaal christelijk leven. Ook in onze tijd verschijnen deze thema’s op de agenda’s van veel christelijke gemeenten en organisaties. Niet zelden levert het moeilijke vraagstukken op.
Daarom is het goed om het onderliggende gedachtegoed eens wat nader onder de loep te nemen. De moraal van deze leer, die overigens met verschillende accenten aangeboden wordt en op verschillende punten overeenkomsten vertoont met de (ultra)charismatische leer, is dat een gelovige zich uit dient te strekken naar dat ‘wonderbaarlijke’ leven. Dat juist deze accenten brede ingang vinden in de christelijke wereld is niet verbazend gezien het huidige postmoderne paradigma. Daarin wordt de authentieke (emotionele) beleving van dingen beschouwt als een kenmerk van echtheid en waarachtigheid. Ieder die het Nieuwe Testament zorgvuldig leest, zal tot de conclusie komen dat het Gods wil is dat een gelovige leeft onder de leiding van de Heilige Geest (Efeze 5:18) en ernaar streeft om te leven in algehele toewijding aan en beschikbaarheid voor Hem (Romeinen 6:13). Ieder die dit verlangen heeft, zal willen ontdekken wat door Christus is verdiend (1 Korinthe 2:12).
Wat bedoelen we met ‘leven onder leiding van de Heilige Geest’?
Daarbij is het bijbels om te stellen dat God, om de gemeente toe te rusten, geestesgaven heeft gegeven om het lichaam van Christus op te bouwen (1 Korinthe 12:1-12). De grote vraag is echter: ‘Hoe ziet dat nieuwtestamentische christenleven eruit?’ Wat bedoelen we met ‘leven onder leiding van de Heilige Geest’? Is genezing, welvaart en het beleven van bijzondere ervaringen inderdaad het summum van écht geestelijk leven? We beseffen dat we in dit artikel niet elk detail kunnen bespreken wat betreft de misleiding van de ‘Woord van geloof’-leer. Wel willen we een aantal belangrijke kenmerken van deze beweging voor het voetlicht brengen waar verschillende onbijbelse leerstellingen aan ten grondslag liggen.
De gevolgen van de zondeval
We lezen in Genesis 1:31 dat onze Schepper zag dat alles wat Hij gemaakt had zeer goed was. Vervolgens worden we in Genesis 3 geconfronteerd met de inktzwarte dag uit de menselijke geschiedenis: de zondeval. De mens wilde als God zijn; goed en kwaad kennende (Genesis 3:5). De gevolgen van de zondeval zijn zichtbaar en tastbaar tot op de dag van vandaag. Eén van de directe gevolgen was dat de mensheid werd gescheiden van God. De perfecte gemeenschap en omgang met God werden verbroken. God maakte Zijn Woord waar en de dood deed haar intrede (Genesis 3:3). Paulus spreekt als gevolg van de zondeval over een ‘zuchtende en in barensnood verkerende’ schepping (Romeinen 8:22). Gebrokenheid is het deel van de mensheid geworden. Ook als ‘nieuwe schepping’ (2 Korinthe 5:17) leven we buiten het paradijs en kunnen we – levend onder het nieuwe verbond – geconfronteerd worden met lijden naar geest, ziel en lichaam. Binnen de genoemde bewegingen heeft men weinig of geen oog voor de blijvende gevolgen van de zondeval ook in het leven van Gods kinderen.
Lijden en Gods soevereiniteit
Een volgend bezwaar, gekoppeld aan het vorige element, is dat deze leer een veel te eenzijdige kijk heeft op het lijden. Het lijden van de tegenwoordige tijd (Romeinen 8:18) behelst niet alleen het lijden als gevolg van het volgen van Jezus. Vanuit de context van dit vers gaat het ook om lijden in het algemeen, waaraan de schepping is blootgesteld. Binnen de ‘Woord van geloof’- en ultra-charismatische bewegingen wordt elke vorm van ziekte en gebrokenheid toegeschreven aan de invloed van satan, en zou daarom nooit onderdeel van Gods plan zijn.
Nu lezen we in de Bijbel veel voorbeelden van ziekte waar satan zijn aandeel in had (Handelingen 10:38). Echter, de Bijbel laat ook zien dat ook God Zijn hand heeft in lijden en zelfs ziekte kan zenden. Het was God Die om Zijn doelen te bereiken een honger uitriep over het land Egypte (Psalm 105:16) en later de Egyptenaren met zweren sloeg (Exodus 9:9-10). Van Hanna staat dat God haar baarmoeder gesloten had (1 Samuël 1:5). God liet een zoon van David doodziek worden (2 Samuël 12:15) en Hij strafte Uzzia met melaatsheid (2 Kronieken 26:20). Een engel van God legde Zacharias letterlijk het zwijgen op (Lukas 1:19) en Jezus noemt uitdrukkelijk dat de ziekte van Lazarus zal zijn tot verheerlijking van God (Johannes 11:4). Ook lezen we van zieken, zwakken en velen die ontslapen zijn in de gemeente van Korinthe als gevolg van het niet onderscheiden van het lichaam van de Heere (1 Korinthe 11:29-30).
De gedachte dat ziekte en gebrokenheid nooit onderdeel van Gods plan zouden kunnen zijn is ten diepste godonterend.
De gedachte dat ziekte en gebrokenheid nooit onderdeel van Gods plan zouden kunnen zijn is ten diepste godonterend, in die zin, dat God het lijden niet zou kunnen gebruiken om Zijn plan te verwezenlijken. Hier staat de soevereiniteit van God op het spel; één van Zijn karaktereigenschappen. Gods soevereiniteit houdt in dat Hij almachtig is, alle dingen leidt naar Zijn eeuwige raad en wil en aan niemand verantwoording verschuldigd is. Heel de Schrift getuigt ervan dat God, hoewel Hij niet de oorsprong van het kwaad is, soeverein in het leven van ongelovigen en gelovigen lijden en tegenslag gebruikt om Zichzelf te openbaren, mensen tot bekering te brengen en christenen te doen groeien in heiliging en gelijkvormigheid aan Christus (Romeinen 8:29 en 2 Korinthe 12:9). Niet alleen de Bijbel getuigt hiervan, ook vele honderden getuigenissen van christenen bevestigen deze waarheid. Een grondprincipe van het koninkrijk van God is ‘door lijden heen, tot heerlijkheid’ (Romeinen 8:17).
Het eschatologische aspect
De leer die sterk accent legt op tekenen en wonderen richt zich met name op het NU-aspect van het geloof. We moeten ‘nu’ Jezus’ kracht ervaren. Alles is ‘nu’ beschikbaar. Dat ondermijnt het bredere bijbelse gegeven van ‘het reeds gered, maar nog niet verheerlijkt’ wat je in heel de Schrift (vergelijk Romeinen 8:23) tegenkomt. Er moet nog een nieuwe fase komen in Gods heilsplan: ons lichaam moet nog een verandering ondergaan van vergankelijkheid naar onvergankelijkheid. De zuchtende schepping zal verlost gaan worden (Romeinen 8:20). Alles is reeds door Jezus verdiend, maar nog niet alles is uitgekeerd. Als je dat laatste ontkent, ontken je ten diepste dat er nog een nieuwe fase aan moet breken. De apostelen spreken allemaal en op veel manieren over de zalige hoop, die nog voor ons ligt en aanbreekt bij de wederkomst van Jezus Christus (1 Korinthe 6:14, 15:42-44, Kolossenzen 3:4, 1 Petrus 1:5).
Het christelijke leven, zoals de apostelen dat beschrijven, wordt naast een heerlijk kennen van de nieuwe positie, ook getypeerd als het strijden van de goede strijd (1 Timotheüs 6:11-12), het door veel verdrukkingen ingaan in het koninkrijk van God (Handelingen 14:22) en als een zuchten naar een betere plaats (2 Korinthe 5:1-5). Dat laatste is de vaste hoop, die de christen heeft, maar het is wel een hoop. Het is het uitzien geweest van duizenden christenen in de geschiedenis die geteisterd werden door verdrukking en lijden. Zij hebben in de gebrokenheid van de schepping verlangd naar een volmaakte toekomst. Door te beweren dat deze dingen (volkomen gezondheid, afwezigheid van lijden) nu reeds volledig en altijd beschikbaar zijn, ontken je dat perspectief in Gods heilsplan. We geloven dat God nu al af en toe een voorschot geeft van de lichamelijke genezing die straks ten volle aanbreekt, maar we willen onderstrepen dat de volledige uitbetaling van het herstel pas zal aanbreken bij Jezus’ komst (1 Korinthe 15:23).
De persoon en het werk van Jezus
De ultra-charismatische leer die oproept tot een even wonderbaarlijk leven als Jezus, beroept zich vaak op het feit dat Jezus daartoe in staat was vanwege de algehele vervulling met de Heilige Geest. Volgens deze leer genas Jezus iedere zieke, wekte Hij doden op en leefde een wonderbaarlijk leven omdat Hij zich liet leiden door de volheid van de Heilige Geest (Lukas 4:18, 19). De gedachtegang welke hieruit volgt is: de Geest die Jezus hiertoe in staat stelde, is dezelfde Geest die ons geheel en al wil vullen (Efeze 3:16, 19 en 20).
Conclusie: wij kunnen het leven leven dat Jezus leefde. Sterker nog, men doet er vaak nog een schepje bovenop: wij kunnen grotere werken doen dan Hij deed (Johannes 14:12). Wat echter uit het oog verloren wordt, is dat Jezus’ wonderbaarlijke bediening alles te maken had met Zijn Godheid (Markus 2:7-10). De ‘Woord van geloof’-theologie gaat nog een stap verder: zij ontkent zelfs dat Jezus op aarde God en mens tegelijk was. Hij zou Zijn godheid pas teruggekregen hebben bij Zijn opstanding. Daarmee heeft deze leer een verkeerd godsbeeld (ze stellen Jezus kleiner voor).
Daarnaast onderwijst men dat de mens bij zijn wedergeboorte een kleine god wordt (‘little gods’-doctrine). De verhouding Schepper-schepsel vervaagt dus ten enenmale. Het gevolg laat zich raden: men onderwijst dat er geen verschil behoeft te zijn tussen het leven van Jezus en het leven van de gelovige. Een ander vergeten element is dat Jezus duizenden zieken genas, doden opwekte en vele andere tekenen deed om aan te tonen dat Hij de Christus, de Messias is (Johannes 20:30-31). Hij kondigde Zijn koninkrijk aan. De leer dat wij in eenzelfde genezingsbediening als Hij zouden kunnen staan, is een indirecte loochening van Zijn godheid en doet geen recht aan Jezus’ unieke rol als (Zoon van) God en Zijn plaats als Messias in de heilsgeschiedenis.
De positie en roeping van de apostelen
Dezelfde gedachtegang vind je in deze leer als het gaat om wat de apostelen deden. Ook zij verrichten, en dan met name in het boek Handelingen, veel wonderen en tekenen. De ultra-charismatische leer beroept zich op de praktijk van het boek Handelingen als behorend tot de praktijk van het gemeenteleven vandaag. Ze beschouwen het boek Handelingen als normatief, niet als een narratief (historische beschrijving). Nu is het overigens ook een gevaar om de rol van gaven van de Heilige Geest sterk te beperken, door te stellen dat deze vandaag de dag in het geheel niet meer functioneren of nodig zijn. Dat valt zeer te betwijfelen. De gaven van de Heilige Geest zijn immers nuttige en noodzakelijke gereedschappen om de gemeente van Christus op te bouwen.
De ‘Woord van geloof’-theologie predikt genezing als onderdeel van het evangelie.
De ultra-charismatische leer, aan de andere kant van het spectrum, gaat echter voorbij aan het gegeven dat tekenen en wonderen gezien moeten worden in het perspectief van het Koninkrijk, en een onderstreping waren van de komst van de Messias (Hebreeën 2:3-4). De tekenen en wonderen bevestigden de boodschap van het evangelie (Lukas 5:24). De ‘Woord van geloof’-theologie echter predikt genezing als onderdeel van het evangelie. Het ware heil zou grotendeels bestaan in genezing en bevrijding hier en nu. Dat is een groot contrast met de apostolische verwoording van het evangelie (1 Korinthe 15:1-4). Daarnaast waren tekenen en wonderen ook typisch voor de twaalf apostelen (2 Korinthe 12:12). In het boek Handelingen tref je aan dat de plaats van de apostelen uniek was en dat zij tekenen en wonderen verrichtten, die andere gelovigen niet verrichtten. Het was de schaduw van Petrus (Handelingen 5:15), het waren de doeken van Paulus (Handelingen 19:11-12) die tot genezing leidden en niet de schaduw of de doeken van iedere willekeurige gelovige.
In de brieven van Paulus lees je geen expliciete oproep om zieken te genezen en om doden op te wekken. Dat waren juist kenmerken van de apostelen. Kunnen we nu dan geen tekenen en wonderen meer verwachten? God is Dezelfde, en al werkt Hij niet in alle tijden op eenzelfde manier, toch mogen we ook in deze tijd vrijmoedig bidden voor bijvoorbeeld genezing (Jakobus 5:14). We bestrijden niet dat God ook vandaag wonderlijk wil werken. Onze boodschap is niet tegen de bovennatuurlijke werkingen van Gods Geest en tegen het functioneren van gaven van de Geest.
Waar we voor waarschuwen is overaccentuering van deze dingen dat ons inziens leidt tot een overspannen geestelijk leven. Zeker wanneer beweerd wordt dat een christen vandaag altijd genezing mag verwachten en in eenzelfde mate tekenen en wonderen kan verrichten als de apostelen.
Gods werk in en door ons heen
De gerichtheid op het ‘nu’ ervaren van genezingen, wonderen, tekenen en bijzondere verschijningen heeft nog een ander gevolg, namelijk dat we de rol van de Heilige Geest met name gaan zien als de katalysator van bijzondere ervaringen. Wie echter de Schrift in zijn geheel bestudeert, moet vaststellen dat de Heilige Geest eerst en vooral bezig is met de heiliging van de gelovigen. Gods grotere doel is ‘karaktervorming naar het beeld van Christus’ met het oog op de eeuwigheid (Romeinen 8:29). De boodschap van de Bijbel – en die van duizenden getrouwe predikers uit de geschiedenis – was en is er op gericht om door de kracht van de Heilige Geest veranderd te worden naar het beeld van Jezus. Die verandering heeft alles te maken met zelfverloochening (Johannes 3:30).
Wie de Schrift in zijn geheel bestudeert, moet vaststellen dat de Heilige Geest eerst en vooral bezig is met de heiliging van de gelovigen.
Zet je de prediking van ultra-charismatische ervaringen in het licht van de eeuwigheid, dan zie je dat het allemaal erg op beleving en sensatie gericht is: ‘Wauw, we hebben Jezus zien werken…’ Dat is waardevol, maar wij weten allemaal dat het uiteindelijk om het leven gaat. Hoe is je gezindheid? Hoe ben je in je huwelijk? Wie ben je als niemand je ziet? Heb je oprechte liefde voor anderen? Met andere woorden: ‘Leeft Jezus in jou?’ Leef je een zelfverloochenend, dienend en godgericht leven van gehoorzaamheid? Beide elementen, de gaven en de vrucht van de Heilige Geest, zijn nodig en moeten in balans gehouden worden. Houd echter wel dit voor ogen: gaven zijn middelen en de vrucht is het doel. Dat zou ook de prediking en ons denken over de Heilige Geest en Zijn werk moeten kleuren.
Ons geloof en onze woorden
De leer die gezondheid en welvaart predikt, verbindt de realisering daarvan aan ons geloof. Naar de mate dat wij geloof uitspreken, in die mate zullen we ook het effect daarvan ervaren. ‘Woorden hebben kracht’, zo luidt de slogan. Men beroept zich daarbij vaak op de zinsnede ‘Dood en leven zijn in de macht van de tong’ (Spreuken 18:21). De implicatie is als volgt: zolang je bijvoorbeeld niet uitspreekt dat je genezen gaat worden, zal je ook niet genezen. Hoewel over leugen en waarheid in ons denken best wat te zeggen valt, is dit veel te kort door de bocht. Onze woorden, en ook ons geloof, creëren geen werkelijkheid. Onze hoop is in de Heere. We vertrouwen op Zijn kostbare beloften en niet op onze eigen woorden. Zelfs niet op ons eigen geloof (Psalm 33:20-22). Ons geloof is allereerst een gave van God (Efeze 2:8, Hebreeën 12:2) en niet iets dat we voor onszelf creëren.
Ten tweede ligt het niet in de macht van geloof om dingen in het aanzijn te roepen. Onder dat laatste ligt de vooronderstelling dat wij als kleine goden met onze woorden ‘scheppend’ kunnen spreken. Ter illustratie: de gedachte dat een ziekte als Corona alleen maar vat op je krijgt als je dat gelooft en geen vat op je krijgt als je genezing proclameert, is ronduit misleidend. Ten diepste is dat magisch denken. Deze gedachtegang is afkomstig vanuit het New-Age-denken en heeft geen bijbelse grond. Spreuken 18:21 betekent ons inziens vanuit de context dat onze woorden effect hebben, maar dan wel op een logische wijze. Als ik kwaadspreek over collega’s, is het te verwachten dat dit gevolgen heeft voor mijn relatie met hen en mogelijk voor mijn contractverlenging. Dat zijn logische, maar geen magische verbanden.
Het welvaartsevangelie
Degenen die leren dat God altijd wil genezen, onderwijzen vaak ook dat God altijd wil voorzien in welvaart. Het zou Gods wil zijn dat Zijn kinderen in ruime voorspoed leven zowel financieel, materieel alsook wat betreft gezondheid. De Bijbel spreekt over het bidden naar Gods wil (1 Johannes 5:14). De vraag die je dan kunt stellen is: ‘Is het naar Gods wil als wij bidden om een villa en een hoog banksaldo?’ Onder het oude verbond lag het accent wat duidelijker op materiële zegeningen. We kunnen dit echter niet zomaar overhevelen naar het leven onder het nieuwe verbond. Sterker nog, de zegeningen onder het laatstgenoemde verbond zijn allereerst en vooral geestelijk van aard (Johannes 10:10, Efeze 1:3). Ook de indrukwekkende lijst van geloofsgetuigen in Hebreeën 11 pleit bepaald niet voor het welvaartsevangelie, integendeel. Opmerkelijk is dat juist zij ons ten voorbeeld worden gesteld.
Ten diepste draait het om de vraag: Wat versta je onder ‘zegen’? Als lichamelijke gezondheid, financiële en materiële rijkdom en afwezigheid van moeite het toppunt is van geluk, zou je geneigd zijn te stellen dat God de tegenovergestelden verafschuwt. Maar wat is geluk? Wat is zegen? Dat is allereerst het kennen van God, het je verheugen in Hem, soms juist te midden van de gebrokenheid van de schepping (Romeinen 8:37-39). Daarbij moet gesteld worden dat God zich bedient van de crisis en van tegenspoed, om Zijn doelen te bereiken. Zo machtig is Hij!
Predikers die het welvaartsevangelie uitdragen zijn daarnaast vaak te herkennen aan lange oproepen om ruimhartig te offeren, te geven. Dat zou de weg zijn naar overvloedige zegen, zowel geestelijk als materieel. Hoewel we geloven dat God een voorzienend God is (Filippenzen 4:19), mis je in dit onderwijs het hogere doel van aardse zegeningen, namelijk dat we leven in het licht van de eeuwigheid (vergelijk 1 Timotheüs 6:5-8).
De pastorale implicatie
De genoemde kenmerken en de invloed van deze leringen hebben ook pastorale gevolgen. Wanneer je onderwezen wordt dat God altijd wil genezen, dat lijden en tegenslag nooit Gods wil voor je leven zijn, wanneer je onderwezen wordt dat het Gods normale manier is om je bijzondere dingen te laten dromen en te ervaren, dan ontstaat er verwarring wanneer jouw leven niet synchroon loopt met dat wat je onderwezen wordt. Deze verwarring is helaas niet onschuldig. Grofweg kunnen we twee uitwerkingen van dwaalleer onderscheiden: mensen raken óf teleurgesteld in God, óf teleurgesteld in zichzelf. Of God doet niet wat Hij zegt en blijkt onbetrouwbaar, óf je verwijt jezelf te klein geloof en wordt daarmee op jezelf teruggeworpen.
Deze dwaalleer vormt een bedreiging voor de betrouwbaarheid van het bijbelse evangelie!
Predikers die stellen dat God nu elke gelovige totaal vrij wil maken van lijden en gebrokenheid, wijten overblijvend leed in het leven van een christen doorgaans aan gebrek aan geloof. De gevolgen daarvan zijn vaak wrang. Verder moet gezegd worden dat mensen aan wie onderwezen is dat genezing en voorspoed onderdeel zijn van het evangelie, vaak ernstig gaan twijfelen aan de daadwerkelijke beloften van het evangelie, omdat ze nu in dit leven nog geen genezing en / of voorspoed ondervinden. In die zin vormt deze dwaalleer een bedreiging voor de betrouwbaarheid van het bijbelse evangelie! Het mag duidelijk zijn dat de gevolgen van dit onderwijs in pastoraal opzicht schrikbarend zijn.
Uit het bovengenoemde blijkt dat de gemeente van de Heere Jezus niet gevrijwaard is van verleidingen. Ze moet zéér alert zijn op de leer en de invloed van valse leraren, profeten, apostelen en evangelisten. Johannes is daar in zijn eerste zendbrief heel duidelijk over: ‘Geliefden, geloof niet elke geest, maar beproef de geesten of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan’ (1 Johannes 4:1).
Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt!