Het aanroepen van het hogere maakt je geen christen, maar het betekent dat je een mens bent.
Volgens Tim Keller hebben mensen door de gehele geschiedenis, over de hele wereld, aantoonbaar een ‘instinct tot gebed’.
‘Gebed is het meest wijdverspreide fenomeen van de menselijke natuur. Zelfs bewust niet-religieuze mensen bidden soms. Studies hebben aangetoond dat in geseculariseerde landen gebed nog steeds gepraktiseerd wordt en niet alleen bij de mensen met religieuze voorkeuren, maar ook bij veel mensen die (zeggen) niet in God geloven.’
Keller schrijft dat een studie laat zien dat ‘bijna 30% van de atheïsten toegaf de ze ‘soms’ baden, en een andere studie toont aan dat 17% van de niet-gelovigen regelmatig bad’.
‘Er zijn veel mensen die niet bidden, zelfs niet in tijden van groot gevaar. Maar dan nog is gebed, hoewel niet letterlijk een universeel verschijnsel, wel een globaal verschijnsel dat deel uitmaakt van alle culturen en een overweldigende meerderheid van de mensen op een bepaald moment in hun leven bijstaat. Pogingen om culturen te vinden, zelfs in geïsoleerde en afgelegen gebieden, zonder vorm van religie of gebed, hebben gefaald.‘ (Keller, 2016, Prayer)
Het christendom onderscheidt zich niet door het aanroepen van het hogere. Echter, wie de Bijbel volgt, bidt op een volkomen unieke manier, totaal anders dan al het andere geroep naar de hemel – en dat heeft enorme implicaties voor je dagelijkse gebed.
God aanroepen bij Zijn Naam
Door het hele Oude Testament is ‘de Naam van de HEERE aanroepen’ een soort codetaal voor gebed. De zinsnede verschijnt voor het eerst in Genesis 4:26, en dan nog vier keer in Genesis (12:8; 13:4; 21:33; 26:25), en dan nog eens aantal keren in de geschiedenissen, psalmen en profeten. Het is belangrijk om op te merken dat dit refrein niet simpelweg zegt dat Gods volk Hem aanroept, maar dat ze ‘Zijn Naam aanroepen’. Dat is meer dan simpelweg het menselijke instinct voor gebed.
De Naam van de Heere aanroepen is meer dan simpelweg een algemeen verzoek om goddelijke hulp. Het is niet aftasten naar een verheven Godheid. Het is zelfs niet de bewonderenswaardige aanhef van de priester-koning Melchizedek, rechtvaardig als hij was, die Abraham in de naam van ‘De Allerhoogste God’ zegende, maar die de persoonlijke Naam van God (JHWH, in onze vertaling ‘HEERE’ met hoofdletters) niet leek te kennen. Dat is beslist iets anders dan de ‘onbekende God’-referentie in Athene en de referentie van Paulus op de Areopagus: ‘Deze dan, Die u dient zonder dat u Hem kent, verkondig ik u.’
Wat in Genesis 4 begint, opduikt bij belangrijke punten in de Hebreeuwse Schriften, en opnieuw verschijnt in het Nieuwe Testament, is dat het uitgekozen volk van ware God Hem aanroepen bij Zijn Naam. Ze kennen Hem, in tegenstelling tot heidenen (of atheïsten) die roepen om goddelijke hulp. Gods volk kent Hem, omdat Hij zichzelf aam hen heeft geopenbaard en beloften aan hem heeft gedaan.
Gods Naam aan roepen is bidden tot Yahweh als iemand die Hem kent bij Naam en geniet van de verbondsrelatie met Hem. Psalm 116 viert, in verbazingwekkende woorden, wat het betekent om de ware God te kennen, niet slechts als een concept, maar bij Naam. In de slechts 19 verzen, noemt de psalmist zestien keer Yahweh bij Naam, waarvan drie keer expliciet ‘de Naam aanroepen’ van Yahweh (Psalm 116: 4, 13, 17).
Vergelijkbare uitdrukkingen komen we tegen bij de profeten. Zelfs de heiden Naäman neemt terecht aan dat Elisa, de profeet, God persoonlijk kent en Hem bij Zijn Naam aan zal roepen. Gods volk roepen God niet slechts aan, maar dat doen ze ook bij Zijn Naam, zoals ze soms weten (Zacharia 13:9, Zefanja 3:9) en zoals Elia doet bij de grote krachtmeting op de Karmel met de profeten van Baäl. ‘Roept u daarna de naam van uw god aan, dan zal ík de Naam van de HEERE aanroepen. En de God Die door vuur antwoordt, Die is God.’ (1 Koningen 18:24). En als Elia dan bidt, gebruikt Hij 3 keer de Naam van de HEERE (1 koningen 18:36-37), en dat punt mist het volk niet (1 Koningen 18:38-39).
Roep Hem aan als een christen
Echter, we leven in de tijdperk van de kerk, niet in de dagen van Elia. Yahweh zelf is naar aarde gekomen in de Persoon van Jezus Christus. Dus als we de God van het universum aan willen roepen hebben we nu twee namen die nog belangrijker en nog intiemer zijn dan Yahweh.
De eerste is Vader. Jezus deed het ons voor (Markus 14:36) en wij doen door de Geest met Hem mee: ‘U hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen: Abba, Vader!’ (Romeinen 8:15). ‘Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!’ (Galaten 4:6). Heel veel mensen kennen mij bij mijn voornaam, maar alleen mijn kinderen noemen mij ‘papa’. Het is een ding om te weten dat Gods persoonlijke Naam Yahweh is, maar het is nog schitterender om Hem ‘Vader’ te noemen.
Een tweede naam in het Nieuwe Testament waarbij Yahweh verbleekt is als Hij Zichzelf duidelijk duidelijk openbaart in Zijn Zoon. Als de apostel Paulus schrijft ‘aan de kerk van God die in Korinthe is’, spreekt hij ze aan met ‘de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen, in elke plaats, zowel hun als onze Heere’ (1 Korinthe 1:2). Sinds de komst van Christus betekent het aanroepen van God dat je Hem kent in en door Jezus. Gods Oudtestamentische volk zijn degenen die de Naam Yahweh aanroepen. Zijn Nieuwtestamentische volk roept de Naam van Jezus aan.
Ken Hem, roep Hem aan
Christelijk gebed is inderdaad veel meer dan een menselijk instinct. We bidden niet als heidenen, ook niet als atheïsten, die een onbekende God aanroepen. Integendeel, we roepen Degene aan die het initiatief genomen heeft, Die Zichzelf geopenbaard heeft, die ons beloften heeft gedaan. We heffen onze stem niet aan tegen een hypothetische, hoger wezen met cosmetisch krachten, maar wonder boven wonder, we bidden in vertrouwen tot de God die we bij Naam kennen.
We bidden niet slechts als theïsten, monotheïsten, en zelfs niet als de Oudtestamentische heiligen, maar als degenen die onze Vader in de hemel kennen in en door de Heere Jezus. Het is te overweldigen om het ook maar te stamelen: we kénnen Degene tot wie we bidden, niet vanwege onze grote intelligentie, hoogstaand onderwijs of ijverig onderzoek, maar omdat Hij naar ons toekwam, gesproken heeft in de geschiedenis, en Zichzelf aan ons bekend heeft gemaakt. En daarom spreken we Hem aan als Vader, in de Naam van Jezus, met onze bijbels open, in antwoord van wat Hij ons heeft beloofd in Zijn verbondsrelatie met ons.
Voor ons als christenen is het meest heerlijke niet dat we weten dat Gods Naam Jahweh is, maar dat we het nu Vader kunnen noemen. En dat we de Naam van Jezus kennen.