‘In verband met de opheffing van de bibliotheek bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland te Utrecht, kunnen hier gratis boeken afgehaald worden’, stond in het mailtje aan ons als theologiestudenten. Een persoonlijke uitnodiging van een klasgenoot gaf mij een extra duwtje in de rug om eens te gaan kijken. Vol goede moed stapte ik dinsdagmorgen de trein in. Het was nog vroeg in de ochtend. En koud.
Echter, helaas, mooie Domstad, ik kwam niet bij U-terecht. Eén halte voor de eindbestemming meldde de conducteur dat de trein rechtsomkeert zou maken. Ze kregen geen toestemming om Utrecht binnen te rollen. Dus dan maar terug.
Ik stapte uit. Vol goede moed min een beetje. Aan de overkant stond een overvolle sprinter. Toen ik ergens de naam ‘Utrecht’ opving, wurmde ik mijzelf door de mensenmassa en stapte ik op hoop van zegen een andere trein binnen. Ik maakte een praatje met een vrouw naast mij. Ze had een cello bij zich. Toevallig speelde haar dochter ook viool en deed haar man ook iets in de religieuze wetenschap. Net als ik. Maar dan anders.
Mevrouw greep haar mobiel. Een ander orkestlid bleek haar met de auto op te kunnen halen. Samen met een andere man verliet ze de trein. Ze liet mij achter. In een volle, stilstaande trein.
Het ‘goedemoedspeil’ zakte tot een dieptepunt. Ik belde mijn klasgenoot. Hij was er al. Hij kon me ook niet helpen. Op het station was nergens personeel te bekennen. Uiteindelijk zat er niets anders op dan terug te gaan. Maar ja, dan moet die Intercity wel rijden…
Het waren doelloze ritjes. Een paar uur van mijn leven naar de NS. Maar ach, zo bemoedigde ik mijzelf, beter een paar uurtjes verloren dan je hele leven. Beter dat ik een paar gratis boeken misloop, dan dat ik ontbreek in het Boek des Levens. Toch?
Jij mag het zeggen. Er ligt bij Jezus eeuwig leven klaar. Gratis nog wel! Je leeft daar toch niet aan voor bij? Je vervolgt je levensspoor toch niet zonder te weten wat je eindbestemming is? Nee, dat gratis, eeuwige leven krijg je niet door zelf maar wat aan te rommelen. Bovendien, de wereld kan je niet helpen. Net zo min als de christen ‘die er al is’. Je hebt écht Jezus nodig. Jezus alleen.
Schoorvoetend schuifel ik daarom maar naar Golgotha. Want, inderdaad, Heere, ik kan altijd bij U terecht! Met fouten, gebreken, zonden, zorgen, blijdschap, verdriet, ruzie, eenzaamheid, depressiviteit, ziekte… Precies! Et cetera. Met álles.
Nu ik deze column heb geschreven denk ik: Fijn. Dan was deze ‘doelloze rit’ toch nog ergens goed voor.