29 maart 2022

‘Buutvrij!’

De kinderen deden verstoppertje. Ik vond het een prachtig schouwspel. Mijn positie in huis verschafte mij een helikopterview over het spelletje. Ik kon goed zien waar iedereen zich had verstopt. Af en toe waaiden er wat haren boven het struikgewas uit, en zo nu en dan keek er een ondeugende snuit voorzichtig om het hoekje van een geparkeerde auto. De kansen werden berekend en ineens schoot er een jongetje tussen de auto’s door naar de buutplek. ‘Buutvrij!’

Even later galmde er een jammerende kinderstem over de rode straatklinkers: ‘Verder van je buutplek…’. Mijn hersenen zongen het zeurende deuntje mee: ‘…anders wordt je ‘m nog een keer!’ De overige, mij welbekende discussies werden trouwens ook nog steeds gevoerd: ‘Je telt te snel’, en ‘Ik was eerder’.

Verstoppertje. Het is haast al zo oud als de aarde. In Genesis 3 vers 8 staat: ‘Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van de Heere God te midden van de bomen in de hof.’ Ze hadden iets gedaan, wat het daglicht niet verdragen kon; ze waren God ongehoorzaam geweest. En ze verborgen het. Ze verborgen zichzelf. De eerste keer verstoppertje.

Echter, God had ze al gauw gevonden, en twee verzen later begint de discussie al. Maar wat Adam en Eva ook beweren, en wie ze ook de schuld geven, het feit blijft staan: Ze zijn schuldig. Ze zijn God ongehoorzaam geweest.

Net als jij. Ook jij bent schuldig. Wellicht vind je dat wel meevallen. Het is immers vaak barlastig om onze zonden concreet te benoemen. Ik vind dat ik het vaak nog wel redelijk doe. Maar God zegt in Zijn Woord: Je bent schuldig. Je bent Mij ongehoorzaam geweest.

En ja, als die aanklacht klinkt, dan kun je je wel bergen. De psalmist verwoordde het zo treffend, toen hij dichtte: ‘Zo Gij in ’t recht wil treden, o Heer’, en gadeslaan onze ongerechtigheden, ach! Wie zal dan bestaan…?’

Zeg het maar. Geef maar antwoord op die vraag. Kun jij kaarsrecht overeind blijven staan als God je laat weten wie je bent en wat je misdaan hebt?

Ik niet. Ik berg me liever. Echter, als we ons dan maar bergen op de juiste plek! Achter het hout van Golgotha’s kruis. Dat is de plek, waar ik veilig en geborgen ben. Niet om wat ík verdiend of gedaan heb, maar om wat Jezus gedaan heeft.

Toen Hij daar hing, dacht Hij aan Zijn mensen, oftewel aan een ieder die in Hem gelooft. Hij streed. Hij leed. En met het oog op Zijn kinderen, riep Hij -met eerbied gesproken- het uit:

‘Boetevrij. Voor de hele pot!’

Meer toerusting