Ik heb dit afschuwelijke evenement dit jaar maar eens een keer bijgewoond. ‘Belangstelling tonen’ en ‘wegcijferen’ zijn immers eigenschappen die een christen moeten sieren. Zodoende trok ik de stoute schoenen uit de kast en begaf ik mij naar het dorpscentrum, voor de Truckrun, een optocht van vrachtwagens, speciaal georganiseerd voor mensen met een beperking.
Begrijp me niet verkeerd. Ik gun de deelnemers van harte een plezierige dag. Maar ik gun mezelf ook een optimaal gehoor. En dat gehoor heeft met de Truckrun een flinke kans om beschadigingen op te lopen. Tientallen vrachtwagens rollen op hun dooie gemakje door de straten, terwijl ze onafgebroken toeteren. En wij maar zwaaien.
Ik herinner me nog die keer dat ik als klein jongetje op m’n fietsje m’n vader achterna trapte. Helaas koos de beste man precies de verkeerde route. We fietsten de wagens van de Truckrun pal voorbij. Dat oorverdovende geluid baande zich een weg tot diep in mijn oren. Ik heb er nog stress van. En, eerlijk gezegd, heb ik er haast een afkeer van de Truckrun aan overgehouden. Kunnen ze met z’n allen niet een dagje naar de dierentuin gaan?
Dit jaar zomer was ik mijn jeugdtrauma lichtelijk te boven. Ik durfde het aan om naar het centrum te gaan om minutenlang mee te zwaaien naar de deelnemers. Eén voor één kropen de trucks voorbij. Er leek geen einde te komen aan de stoet. TOEET PÈÈÈP TOETOEEET.
Gek genoeg deden sommige claxons me aan een bazuin denken. En de bazuin aan de Wederkomst.
Zou het precies op deze manier gaan als Jezus komt, vroeg ik mij af. Dat deze mensen, met een beperking, ons voor(bij) gaan? Eerst zij, dan wij?
Jezus had altijd veel oog voor de blinden, de doven, de mensen met een beperking. En andersom lijkt dat ook het geval te zijn. Dat die mensen vaak veel meer oog hebben voor Jezus dan wij. Ze zijn veel minder druk met die christelijke hete hangijzers; zo veel meer met de kern van hun geloof.
Als je dan zo’n ‘laagdrempelige dienst’ hebt, en een verstandelijk beperkt iemand roept door de kerk ‘God heb ik lief’; of als je een blinde hoort getuigen dat hij straks zal zien; of als je een dement iemand met een krakerige stem een Psalmversje hoort zingen; raak je dan ook ontroerd? Of misschien wel beschaamd?
Ik denk aan dat moment in een bakkerij in mijn dorp, waar enkele gemeenteleden zo nu en dan een zangavond organiseerden. Een grote rolstoel was die avond de ruimte binnengereden. De jonge jongen, beperkt door zowel een spierziekte als een verstandelijke beperking, mocht een liedje opgeven. ‘Tienduizend redenen’ was zijn keuze. Waar wij dachten dat er in zijn geval weinig te danken viel, had hij tienduizend redenen tot dankbaarheid. Het raakte me.
Die jonge vriend leeft inmiddels niet meer. Hij ging ons inderdaad voor, een voorbeeld nalatend. En de vraag is wat wij ermee doen. Blijven we moeilijk doen? Blijven we discussiëren? Blijven we oordelen? Blijven we ‘christelijk beperkt’? Of worden we nu eindelijk eens als een kind?