Stá-pels, nee, dó-zen. Allemaal gevuld met dikke, dunne, oude, recente, stoffige en schone boeken. Ik wist niet wat ik meemaakte. Een lichte vertwijfeling spoot in alle gauwigheid door mijn aderen: is dít mijn toekomst? Ik zag mezelf al zitten als een gerimpeld, grijs mannetje, ingebouwd tussen de talloze boeken, in drie-delig zwart gekleed, een norse blik op mijn gelaat, een stripje paracetamollen voor de mijns inziens onvermijdelijke hoofdpijn, en een kop lauwe koffie naast mij. Lezen, lezen, lezen.
Ik slaakte een zucht van verlichting toen ik tussen alle theologische hoogstandjes ook nog een boekje getiteld ‘Ot en Sien’ tegenkwam: mijn niveau.
De dominee had een bezem door de boekenkast gehaald. Men mocht in één van de kerkgebouwen een kijkje nemen om het een en ander over te kopen; de opbrengst was voor de zending. Uiteraard had ik dat berichtje niet gelezen; ik kwam er te laat achter. Gelukkig had een medestudent de sleutel gekregen, zodat de poorten van deze tijdelijke boekhandel enkele dagen later ook voor mij geopend werden. Vol verbazing, met een opengevallen mond, begon ik maar aan de zoektocht.
Ik had nergens verstand van. De medestudent reikte me van alles aan. ‘Ken je deze schrijver?’ Ehm, nee. ‘Heb je hier wel eens van gehoord?’ Ehm, nee. ‘Dit moet je écht lezen!’ Ehm, oke. Ik slaakte een zucht van verlichting toen ik tussen alle theologische hoogstandjes ook nog een boekje getiteld ‘Ot en Sien’ tegenkwam: mijn niveau.
Het was de bibliotheek van slechts één dominee. Moet je nagaan wat er in de loop der eeuwen wel niet is geschreven rondom de Bijbel en over God. Bijbelstudies, preken, wetenschappelijke artikelen, Bijbelverklaringen, dagboeken, ethische werken, dogmatieken; de lijst is eindeloos lang.
Zo groot is God nu. We raken over Hem niet uitgesproken, niet uitgedebatteerd, niet uitgepreekt, niet uitgeschreven en -gelezen. Johannes – niet de minste auteur – besloot zijn boek over Jezus met een opmerkelijke kanttekening. Hij schreef: ‘Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft. Als die ieder afzonderlijk beschreven zouden worden, dan zou, denk ik, de wereld zelf de geschreven boeken niet kunnen bevatten.’ Als Hij zó groot is, en ik zó klein dat ik me al verloren voel tussen die enkele honderden theologische boeken, dan is het wel een heel groot wonder dat Hij naar mij omziet!
Hoe weet ik eigenlijk dat Hij ook wel écht mij op het oog heeft, tussen al die miljoenen mensen? Het antwoord is even eenvoudig als wonderlijk. God schrijft ook boeken.
Je zegt: ‘De Bijbel.’ Klopt. Echter, ik lees ook nog over een register, waarin Hij mijn tranen optekent. (Psalm 56:9) Ik lees over dat hele persoonlijke boek dat over mijn leven gaat (Psalm 139:16). En, o ja, ook nog over dat Boek des Levens (Openbaring 20:12). Blijkt uit al die boeken niet iets van Zijn betrokkenheid op mijn persoonlijk leven?
Wat is het van hoogst belang dat we, onder al die duizenden mensenwerken, vooral acht slaan op het schrijven van God. Hij schrijft óver ons, maar Hij schrijft ons ook persoonlijk aan. Hij dringt aan op bekering en geloof. En al schrijvend draag ik mijn pen maar aan Hem over. Vandaag valt dat eeuwenoude woord uit Jesaja 55 opnieuw bij jou op de mat. Een persoonlijke uitnodiging van de Heere:
‘Zoek Mij, terwijl Ik te vinden ben, roep Mij aan, terwijl Ik nabij ben. Laat de goddeloze zijn weg verlaten, de man van ongerechtigheid zijn gedachten. Bekeer je tot Mij, de Heere, dan zal Ik Mij over je ontfermen, want Ik vergeef veelvuldig.’