Meer dan honderd jaar geleden zei Spurgeon tegen zijn gemeente (de grootste kerkelijke gemeente van die tijd): ‘Ik geloof dat het antichristelijk en onheilig is als christenen leven met het doel om rijkdom te vergaren. Je zegt misschien: “Moeten we niet alles op alles zetten om zoveel mogelijk geld binnen te krijgen?” Dat kan zeker. Ik zal niet ontkennen dat je op die manier veel kunt betekenen voor de zaak van God. Maar het is wel degelijk antichristelijk om te leven met als doel rijkdom te vergaren.’
In de loop der jaren is de boodschap die in de grootste christelijke gemeenten ter wereld klinkt soms wel veranderd. In veel gemeenten wordt tegenwoordig een nieuw evangelie gebracht. Of het nu ‘het welvaartsevangelie’ wordt genoemd of op een andere manier wordt omschreven, in de kern komt het steeds weer op hetzelfde neer.
De egocentrische boodschap van het welvaartsevangelie is kort samengevat dat God wil dat gelovigen gezond, rijk en gelukkig zijn. Leg je oor maar eens te luisteren bij Robert Tilton, een van de bekendste pleitbezorgers van het welvaartsevangelie. ‘Ik geloof dat het de wil van God is dat iedereen voorspoed heeft omdat ik dat in het Woord lees, niet omdat het heel goed heeft uitgepakt voor deze of gene. Ik stel mijn vertrouwen niet op mensen, maar op God die me de kracht geeft om rijk te worden.’ Predikers van het welvaartsevangelie moedigen hun volgelingen aan om te bidden om materiële voorspoed of om die zelfs van God te eisen.
Vijf theologische fouten in het welvaartsevangelie
Onlangs hebben Russel Woodbridge en ik een boek geschreven met de titel ‘Health, Wealth, and Happiness’, waarin we onderzoeken wat er waar is van de claims van het welvaartsevangelie. Hoewel het te ver zou gaan om ons boek hier samen te vatten, zou ik in dit artikel wel graag de vijf dogma’s willen bespreken waar we in ons boek op ingaan – de belangrijkste leerstukken waar voorstanders van het welvaartsevangelie de mist mee ingaan.
Door deze fouten onder de loep te nemen, hoop ik dat lezers van dit artikel duidelijk de gevaren van het welvaartsevangelie zullen inzien. Het gaat me om de dogma’s van het abrahamitische verbond, de verzoening, het geven van gaven, het geloof en het gebed.
1. Het verbond met Abraham geeft ons recht op materiële zegeningen
De eerste weeffout in het welvaarsevangelie waar we bij stil staan, is de gedachte dat het verbond met Abraham ons recht geeft op welvaart.
Het abrahamitisch verbond (Genesis 12, 15, 17 en 22) is een van de theologische fundamenten van het welvaartsevangelie. Het is in de welvaartstheologen te prijzen dat ze beseffen dat een groot deel van de Schrift de vervulling is van het verbond met Abraham. Het probleem is alleen dat ze de orthodoxe visie op dit verbond naast zich neer leggen. Ze hebben een verkeerd beeld van de instelling van het verbond, maar – belangrijker nog – ze hebben ook een verkeerd beeld van de manier waarop het verbond in de praktijk uitwerkt.
De manier waarop het verbond met Abraham in het welvaartsevangelie functioneert, wordt nog het beste weergegeven door Edward Pousson als hij schrijft: ‘Christenen zijn Abrahams geestelijke kinderen en erfgenamen van de zegeningen van het geloof (…). Deze Abrahamitische erfenis krijgt primair gestalte in termen van materiële welvaart.’ Met andere woorden: het welvaartsevangelie leert dat het voornaamste doel van het verbond met Abraham was dat God hem materieel wilde zegenen. Aangezien gelovigen Abrahams geestelijke nageslacht vormen, zijn ze ook erfgenamen van deze financiële zegen.
Welvaartsprediker Kenneth Copeland schrijft: ‘Aangezien de belofte van voorspoed deel uitmaakt van het verbond dat God heeft opgericht, moet je beseffen dat jou nu ook voorspoed ten deel valt!’
Om deze bewering te onderbouwen, verwijzen dit soort predikers naar Galaten 3:14, waar het gaat over de zegen van Abraham, die ‘in Christus Jezus tot de heidenen zou komen’. Voor het gemak vergeten ze echter de tweede helft van het vers, waar staat: ‘opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door het geloof.’ Het is duidelijk dat Paulus de Galaten hier wijst op de geestelijke zegen van het heil, niet de materiële zegen van welvaart.
2. Jezus heeft ook verzoening gedaan voor de ‘zonde’ van materiële armoede
Een tweede probleem van het welvaartsevangelie is het gebrekkige zicht op de verzoening.
Theoloog Ken Sarles stelt dat ‘volgens het welvaartsevangelie zowel genezing als voorspoed een vrucht van de verzoening is.’ Dat lijkt me een terechte observatie in het licht van wat Kenneth Copeland schrijft: ‘Het basisprincipe van het christelijk leven is dat we weten dat God onze zonde, zwakte, ziekte, moeite, verdriet en armoede op Golgotha op Jezus heeft gelegd.’ Deze misvatting over de reikwijdte van de verzoening is gevolg van twee fouten die de voorstanders van het welvaartsevangelie maken.
Ten eerste hebben velen die vasthouden aan een theologie van welvaart een fundamenteel verkeerd beeld van het leven van Christus. De prediker John Avanzini verkondigt bijvoorbeeld: ‘Jezus had een mooi huis, een groot huis’ , ‘Jezus zat in het grote geld’ en Hij droeg zelfs ‘kleding van toonaangevende modeontwerpers’ . Je kunt je wel voorstellen dat zo’n verwrongen beeld van Jezus’ leven ook gemakkelijk leidt tot een verwrongen beeld van Zijn sterven.
Een tweede fout die leidt tot een verkeerde visie op de verzoening, is een onjuiste uitleg van 2 Korinthe 8 vers 9. Daar staat: ‘Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden.’ Oppervlakkige lezing van deze tekst kan ervoor zorgen dat iemand denkt dat Paulus het hier heeft over de groei van materiële rijkdom. Maar als je het vers in de context leest, kom je tot een tegenovergestelde conclusie.
Paulus leert de Korintiërs juist dat ze hun rijkdom moeten opgeven in dienst van hun Zaligmaker, omdat Christus zo veel voor hen heeft gedaan. Daarom spoort hij hen vijf verzen later ook aan om hun geld weg te geven aan hun broeders die gebrek lijden, omdat de overvloed in Korinthe er op dit moment is ‘om wat hun ontbreekt aan te vullen’ (2 Korinthe 8:14).
3. Christenen zijn vrijgevig omdat God hen daarvoor ruimschoots compenseert
Een derde probleem van het welvaartsevangelie is het idee dat christenen vrijgevig moeten zijn om in ruil daarvoor uit Gods hand materiële zegeningen te ontvangen. Een van de opvallendste kenmerken van welvaartspredikers is hun obsessie met geven. Wie hun bijbelscholen volgt, wordt aangespoord om royaal te geven en wordt om de oren geslagen vrome uitspraken zoals ‘Echte voorspoed betekent dat je in staat bent om in Gods kracht op elk denkbaar gebied de noden van de mensheid te lenigen’ en ‘We zijn geroepen om de verspreiding van het evangelie over heel de wereld te financieren.’
Dat klinkt misschien prijzenswaardig, maar de nadruk op geven stoelt op motieven die allesbehalve filantropisch zijn. De drijvende kracht achter dit soort aansporingen is wat welvaartsprediker Robert Tilton de ‘wet van de compensatie’ noemt. Die zou terug te voeren zijn op Markus 10 vers 30, maar ook wel op Klaagliederen 11 vers 1, 2 Korinthe 9 vers 6 en Galaten 6 vers 7. Volgens de wet van de compensatie moeten christenen royaal geven aan anderen omdat God hen in ruil daarvoor nog meer terug zal geven. Dat zou dan tot een steeds verder groeiende welvaart leiden.
Met de woorden van Glorie Copeland: ‘Geef 10 dollar en ontvang 1000 dollar, geef 1000 dollar en ontvang 100.000 dollar… Markus 10:30 is dus een hele goede deal.’ Het is wel duidelijk dat de focus op geven in het welvaartsevangelie gebaseerd is op verkeerde motieven. Terwijl Jezus Zijn discipelen leerde om goed te doen ‘zonder te hopen iets terug te krijgen’ (Lukas 6:35), leren welvaartspredikers hun volgelingen te geven omdat ze daar veel voor terug zullen krijgen.
4. Geloof is een innerlijke krachtbron die leidt tot voorspoed
Een vierde probleem van het welvaartsevangelie is de gedachte dat het geloof een innerlijke krachtbron is die tot voorspoed leidt. Terwijl orthodoxe christenen het geloof zien als vertrouwen op de persoon van Jezus Christus, houden welvaarspredikers er een heel andere leer op na.
In zijn boek The Laws of Prosperity schrijft Kenneth Copeland: ‘Geloof is een geestelijke kracht, een geestelijke energie, een geestelijke autoriteit. Het is de krachtbron die ervoor zorgt dat de wetmatigheden van de geestelijke wereld werken. (…) Gods Woord heeft ons bepaalde wetmatigheden geopenbaard waaraan welvaart onderworpen is. Het geloof zorgt ervoor dat die wetten ook echt functioneren.’ Dit is overduidelijk een onjuiste, misschien wel ketterse, manier van denken over het geloof.
Volgens het welvaartsevangelie is geloof niet een door God geschonken, op God gerichte daad van de wil. Het is eerder een zelf gefabriceerde geestelijke kracht, die God moet aansturen. Maar elke theologie die het geloof ziet als middel om rijkdom te vergaren in plaats van rechtvaardig te worden voor God, moeten we beschouwen als onjuist en ontoereikend.
5. Met het gebed kan God gedwongen worden om voorspoed te geven
Tot slot gebruikt het welvaartsevangelie het gebed als een middel om welvaart bij God af te dwingen. Predikers van het welvaartsevangelie verwijzen regelmatig naar Jakobus 4 vers 2: ‘U krijgt niet, omdat u niet bidt.’ Ze moedigen gelovigen aan om te bidden om persoonlijk succes op alle terreinen van hun leven. Creflo Dollar schrijft: ‘Als we tijdens ons gebed geloven dat we al hebben ontvangen waar we om bidden, heeft God geen keuze en kan Hij niet anders dan onze gebeden verhoren (…). Dat is voor een christen de sleutel tot succes.’
Zeker, er is in principe niets mis met gebed om persoonlijke zegeningen. Maar de nadruk die het welvaartsevangelie legt op de mens, maakt van het gebed een middel waarmee ze God willen dwingen om hen te geven wat ze graag willen hebben.
Binnen het welvaartsevangelie wordt de mens – niet God – het middelpunt van het gebed. Vreemd genoeg negeren welvaartspredikers vaak het tweede helft van Jakobus’ onderwijs over het gebed. ‘U bidt wel, maar u ontvangt niet, omdat u verkeerd bidt, met het doel het in uw hartstochten door te brengen’ (Jakobus 4:3). God komt niet tegemoet aan egoïstische verlangens waarin Zijn naam niet geëerd wordt.
Zeker, we moeten als onze verlangens bekendmaken aan God (Filippenzen 4:6), maar het welvaartsevangelie is zo gericht op de mens met zijn verlangens, dat het al gauw leidt tot egoïstische, lege, oppervlakkige gebeden die God de eer niet geven. Bovendien kan deze leer, samen met de opvatting van het welvaartsevangelie over het geloof, ertoe leiden dat mensen proberen God te manipuleren om te krijgen wat ze hebben willen – vergeefse moeite. Dit heeft weinig meer te maken met de bede ‘Uw wil geschiedde.’
Een vals evangelie
In het licht van de Schrift schiet het welvaartsevangelie op fundamentele punten te kort. Ten diepste is het een vals evangelie, met name omdat het juiste zicht op de relatie tussen God en mens gemist wordt. Met andere woorden: als het welvaartsevangelie waar zou zijn, is genade overbodig, God niet relevant en de mens de maat van alle dingen.
Of we het nu hebben over het verbond met Abraham, verzoening, vrijgevigheid, geloof of gebed, predikers van het welvaartsevangelie maken de relatie tussen God en mens tot een voor-wat-hoort-watovereenkomst. Zoals James R. Goff opmerkt, wordt God ‘gereduceerd tot een soort kosmische ober, die tegemoet moet komen aan de wensen en behoeften van Zijn schepsels.’ Dit is een compleet ontoereikende en onbijbelse visie op de relatie tussen God en mens.
David W. Jones doceert christelijke ethiek aan het Southern Baptist Theological Seminary.