29 oktober 2018

De vloekende vlegel

door:

Tags: ,

Daar zat ik dan. Op een barkruk. Met m’n reformatorische mond vol tanden. M’n godsdienstige harde schijf was volledig geformatteerd. Alle godsdienstlessen uit m’n middelbare schoolverleden was ik ineens vergeten. Van het diep theologische en leerzame boek ‘In alle redelijkheid’ van Tim Keller herinnerde ik mij alleen nog maar hoe de voorkaft eruit zag. Ik herkende een aantal vragen die deze knaap die nu naast mij zat, aan me stelde. Volgens mij had Tim Keller daar ook over geschreven. Maar wat precies? Geen idee.

Het vrijdag- of zaterdagavond. Ik weet het niet eens meer. Ik zat met een aantal vrienden in een cafeetje. Een paar vrienden waren aan het darten geslagen, maar ikzelf was druk in gesprek met Jan en alleman. Ik zit altijd liever. Plotseling hoorde ik hem vloeken. De ‘ergste’. Slechts omdat het darten niet echt naar wens verliep. Ik bekeek hem eventjes. Ik kende hem helemaal niet en had hem nooit gesproken. Maar ik hoorde mezelf denken: ‘Zeg er wat van, zeg er wat van!’ Traditiegetrouw volgden toen de smoesjes.

Smoesjes

‘Het helpt toch niets als ik er wat van zeg.’
‘Laat een ander maar eens een keer z’n mond open trekken.’
‘Hij zal alleen maar meer gaan vloeken als ik er wat van zeg.’
‘Wie ben ik om er wat van te zeggen? Ik zeg zelf ook wel eens wat.’
‘Hij beseft waarschijnlijk niet eens waar hij om vraagt.’

Een smoesje per vloek. Hij herhaalde zijn krachtterm namelijk nog eens een aantal keren. En voordat ik het door had, had ik hem aangesproken. ‘Jij vloekt wel veel, man!’

Vol overtuiging legde hij uit: ‘Het helpt.’ Hij ratelde wat over een oude televisie, die hij vroeger een klap verkocht, waarna de televisie het weer deed. Vond ‘ie hetzelfde als vloeken. Logisch.

‘Je kunt er ook voor bidden’, grapte ik. Het bleek de openingszin van een lang gesprek. Nadat de jongen nog een aantal keer zijn pijlen naar het dartbord had geworpen, werd ik zijn nieuwe mikpunt. ‘Joh, dat bidden helpt niks. Hij praat toch niet terug.’

Er volgde een stroom van vragen en overtuigingen. Over hemel en hel, over ziekte en dood, over opvoeding en religie, over goede daden en geloof in Jezus, over regeltjes en vrijheden…

Wow. Doe mij nog maar een biertje.

Verslagen?

Ik geef toe: hij was een sterke gesprekspartner. Hij stelde goede, moeilijke vragen. En, eerlijk is eerlijk, veel antwoorden had ik, als geboren christen, niet. Echter, ik liet hem niet zo maar praten. Ik luisterde. Ik begreep zijn ongeloof, toen hij sprak over een klein peutermeisje dat overleed aan de gevolgen van kanker…

Zoals gezegd: veel antwoorden had ik niet. Maar ik voelde me niet aangevallen. En ik voelde me al helemaal niet verslagen.

Verslagen? Ik? Natuurlijk niet! Ik had namelijk nog één laatste en sterke troef in handen. En voordat ik die nacht naar dromenland vertrok, zette ik ‘m in:
Gebogen knieën en gesloten ogen.

Meer toerusting