Augustinus wordt geboren in een gemiddeld gezin in Thagaste (het huidige Algerije) op 13 November, 354. Dat gebied viel in die tijd onder het bewind van het West-Romeinse Rijk. Augustinus’ ouders werken hard om hem te kunnen laten studeren aan de beste school in de omgeving, en dat lukt. Augustinus studeert retorica, ook wel de kunst van het beredeneren of de welsprekendheid. In die tijd was dat een hoogstaande studie. Hoewel Augustinus’ moeder Monica gelovig is, heeft Augustinus zelf eigenlijk maar weinig met het volgen van Jezus. Zodra hij vertrekt om te studeren begint hij met het leven van een losbandig bestaan. Op zijn 17e krijgt hij een relatie met een jong meisje die hij na 13 jaar weer weg stuurt. Later schrijft Augustinus:
Ik ging naar Carthago [om te studeren], waar ik mezelf in het midden van een sissende ketel van seksuele lust bevond. (…) Ik was bereid te stelen en dat deed ik, hoewel ik niet door gebrek werd gedwongen. (…) Het was mijn ambitie om een goede spreker te worden, voor het simpelweg onheilige en nutteloze doel van het bevredigen van mijn menselijke ijdelheid.
Ondanks dit alles blijft zijn moeder, Monica, volhardend bidden voor de bekering van haar zoon.
Augustinus krijgt interesse in alles wat te maken heeft met wijsbegeerte, theologie en filosofie. Hij onderzoekt veel verschillende filosofieën en overtuigingen van die tijd, die langzaam ook zijn wereldbeeld gaan vormen. Helaas zaten de waarheden van Gods Woord, de Bijbel, daar niet bij. Na het studeren gaat hij zelf lesgeven in de retorica. Toch vindt hij geen rust in zijn werk en blijft zijn wereldbeeld en godsbeeld veranderen. Hij schrijft:
Ik had mijn rug naar het Licht en mijn gezicht was gericht op de dingen die het verlichtte, zodat mijn ogen, waardoor ik de dingen zag die in het licht stonden, zelf in duisternis waren.
Als Augustinus ongeveer 30 is komt hij in Milaan, waar hij dan werkt, in aanraking met bisschop Ambrosius. Ambrosius spreekt over het evangelie van zonde en genade, het evangelie van Jezus Christus. Augustinus schrijft:
Ik was een en al oor om zijn welsprekendheid te kunnen begrijpen. Ik begon de waarheid te voelen van wat hij zei, hoewel dit slechts geleidelijk ging.
Toch duurt het nog maanden voordat Augustinus zich daadwerkelijk bekeert.
Ik was verbaasd dat, hoewel ik nu van U hield (…) ik niet volhardde in de vreugde van mijn God. Uw schoonheid trok me naar U toe, maar al snel werd ik door mijn eigen last van U gesleurd en in ontsteltenis stortte ik me opnieuw in de dingen van deze wereld.
Uiteindelijk wordt het volhardende gebed van moeder Monica verhoord. Na een worsteling in een tuin, bekeert Augustinus zich in 368 werkelijk tot de levende God:
Ik werd tegengehouden door simpele kleinigheden (…) Ze trokken aan mijn mantel van het vlees en fluisterden: ‘Ga je ons ontslaan? Vanaf dit moment zullen we nooit meer bij je zijn, voor altijd en eeuwig.’ (…) Ik wierp mezelf neer onder een vijgenboom en maakte plaats voor de tranen die nu uit mijn ogen stroomden (…). Ik bleef maar huilen: ‘Hoe lang blijf ik zeggen: morgen, morgen? Waarom nu niet? Waarom op dit moment geen einde maken aan mijn lelijke zonden?’
Als Augustinus vervolgens zijn Bijbel opent leest hij: ‘Laten wij, als op klaarlichte dag, op een gepaste wijze wandelen, niet in zwelgpartijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en losbandigheden, niet in ruzie en afgunst. Maar bekleed u met de Heere Jezus Christus, en verzorg het vlees niet om begeerten op te wekken’ (Romeinen 13:13-14).
Ik had geen wens om meer verder te lezen en dat was ook niet nodig. Toen ik aan het einde van de zin kwam, was het alsof het licht van vertrouwen in mijn hart vloeide en alle duisternis van twijfel verdween. (…) Hoe zoet is het om van die vruchteloze vreugden af te komen, die ik ooit vreesde te verliezen! (…) U hebt ze van mij weggedreven, U die de Ware bent, de soevereine vreugde.
Augustinus’ boodschap aan jou en mij
Augustinus heeft in zijn verdere leven nog veel betekend voor de kerk. Hij omschreef en verdiepte vanuit de Bijbel onder andere de term en het concept van de drie-eenheid, wat nog niet eerder zo gebeurd was. Uiteraard was ook Augustinus niet perfect en zijn er, net als bij jou en mij, best wat dingen op zijn leer en leven aan te merken. Toch is hij een geestelijk grootvader van wie we veel van kunnen leren.
Naast vele andere dingen die we van Augustinus kunnen leren zit één van de belangrijkste lessen in zijn bekering. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar mijn hart wordt enthousiast als ik over de bekering van Augustinus lees. Het herinnert me aan de grote genade in het feit dat ik de Heere mag kennen. Maar het herinnert me ook aan nog iets belangrijkers, iets wat ik iedere keer weer dreig te vergeten.
Ik herken namelijk de strijd met de zonde en de verlangens van het vlees. Ik herken de trekkende kracht van de wereld en de lust. Maar ik herken ook de bevrijdende waarheid van de genade. Maar Augustinus wijst jou en mij op iets heel bijzonders en het zit in het woordje ‘vreugde’.
Hoe zoet is het om van die vruchteloze vreugden af te komen, die ik ooit vreesde te verliezen! (…) U hebt ze van mij weggedreven, U die de Ware bent, de soevereine vreugde.
Als jij de Heere Jezus Christus nog niet kent, denk dan goed na over deze woorden. Diep van binnen weet je dat al de verlangens en lusten die je achterna loopt en probeert te vervullen, nooit vervuld kunnen worden. Je probeert het, opnieuw en opnieuw, maar telkens kom je bedrogen uit. Ware vreugde vind je niet. Niet in eten, niet in seks, niet in alcohol, niet in succes, niet in porno en niet in eer. Het zijn vruchteloze vreugden, zoals Augustinus het noemt. En alleen de soevereine vreugde, God Zelf, kan jou vervullen.
Als jij de Heere Jezus Christus wel kent, herken je, ondanks dat, waarschijnlijk ook de verleiding van de zonde die Augustinus beschrijft. Oh, wat is het vaak een zware strijd! Maar waarom is het verzet hiertegen eigenlijk zo moeilijk? Misschien wel omdat we diep van binnen eigenlijk nog steeds geloven dat zonde ons vreugde zal geven. Dat we eigenlijk nog steeds geloven dat de zonde ons vervulling zal geven. We proberen gehoorzaam te zijn, hoewel we eigenlijk liever zouden zondigen. Maar toch, als strijdbare christenen, verzetten we ons krampachtig tegen dat gevoel, omdat we weten dat het slecht is, omdat we niet willen zondigen, omdat we ons best willen doen, omdat we willen laten zien dat we van God houden.
Als dit jouw gevecht beschrijft, laat je dan door Augustinus herinneren: die verleiding, die zonde, zal je nooit vreugde geven. Die zonde zal je slechts een schuldgevoel en leegte geven. Herinner jezelf telkens weer aan die waarheid: Jezus Christus heeft jou van deze verlangens en schijnvreugden verlost! Focus je niet op de schijnvreugden van voordat je Jezus kende, maar focus je op Hem! Hij die de vreugde zelf is en jou ware vreugde gegeven heeft en opnieuw wil geven. Roep het uit, als je verleidt wordt, naar je Heer:
Herinner mij aan de vruchteloze vreugde van de zonde en de leegte die erop volgen zal. Drijf het van mij weg en richt mijn ogen op Uzelf, mijn Heer! U, de Ware, de soevereine vreugde.
Citaten van Augustinus vertaald uit het boek 21 Servants of Sovereign Joy. John Piper, 2018. Uitgeverij Crossway Books, Illinois.