Het is bijna te mooi om waar te zijn. We hebben de eigen woorden van God. En toch, hoe vaak zijn we zo gewend aan deze realiteit – een van de grootste wonderen in het hele universum – dat het ons nauwelijks beweegt om met zorgvuldigheid (en bewondering) om te gaan met de Bijbel. Of in ieder geval om Zijn Woord zo vaak te openen als dat het waard is?
Vertrouwdheid kan leiden tot minachting, of op zijn minst tot verwaarlozing. Terwijl schaarste de vraag drijft, kan overvloed leiden tot onverschilligheid. Voor velen van ons liggen er meerdere Bijbels in de kast, in verschillende vertalingen. We hebben Bijbels op onze computers en telefoons. We hebben toegang tot de eigen woorden van God als nooit tevoren. Maar hoe vaak waarderen we het feit dat we Zijn Woord hebben – en verwonderen we ons erover?
Het wonder van het hebben van Gods Woord
Een van de grootste gebeurtenissen in de hele geschiedenis is dat God ons een Boek heeft gegeven. Hij gaf ons een Boek! Hij heeft gesproken. Hij heeft Zich aan ons geopenbaard door middel van profeten en apostelen. En Hij heeft opgedragen dat ze Zijn woorden opschrijven en bewaard worden. We hebben Zijn woorden! We kunnen door Gods Geest en middels het Boek dat Hij heeft gegeven daadwerkelijk de stem van God horen in onze ziel.
Geen woord van God is een dood woord.
Denk aan alles wat God heeft gedaan en met welk geduld Hij dat deed. Om Zijn openbaring in de eenentwintigste eeuw hier en nu voor ons toegankelijk te maken. Vroeger sprak God vele malen en op vele wijzen door de profeten (Hebreeën 1:1). Toen stuurde Hij in de volheid van de tijd Zijn eigen Zoon, Die één met Hem is, Christus. In volle menselijkheid is Jezus het geopenbaarde Woord bij uitstek. En onder het nieuwe verbond wordt Hij bij ons vertegenwoordigd door Zijn gezaghebbende, apostolische woordvoerders.
Eeuwenlang werd het Woord van God met de hand gekopieerd en met de grootste ijver en zorgvuldigheid bewaard. Vervolgens is het Woord van God, gedurende de laatste 500 jaar met de drukpers, wijd en zijd verspreid als nooit tevoren. Mannen en vrouwen gaven hun leven om, tegen de plannen van de door mensen gecreëerde religie in, de woorden van God te vertalen in de taal van het hart van hun volk. En nu, met de digitale revolutie, is de toegang tot Gods eigen woorden weer exponentieel geëxplodeerd. En toch – en toch – zo’n overvloed te mogen bezitten, verbazen we ons nog over wat we hebben? En maken wij, als individuele gelovigen en als kerken, gebruik van de oneindige rijkdom die we hebben in zo’n toegang tot de Schrift?
Zijn woorden bevatten groot loon
De psalmisten bewonderden wat ze hadden. Met name Psalm 19 en Psalm 119 brengen hulde aan het wonder van het hebben van Gods woorden. Bijvoorbeeld:
De wet van de HEERE is volmaakt,
zij bekeert de ziel;
de getuigenis van de HEERE is betrouwbaar,
zij geeft de eenvoudige wijsheid.
De bevelen van de HEERE zijn recht,
zij verblijden het hart;
het gebod van de HEERE is zuiver,
het verlicht de ogen.
De vreze des HEEREN is rein,
zij houdt voor eeuwig stand;
de bepalingen van de HEERE zijn waarachtig,
met elkaar zijn zij rechtvaardig.
Zij zijn begerenswaardiger dan goud,
ja, dan veel zuiver goud;
en zoeter dan honing
en honingzeem uit de raat.
Ook wordt Uw dienaar daardoor gewaarschuwd,
in het houden ervan ligt groot loon. (Psalm 19:8-12)
We benaderen Zijn woord als heilige hedonisten die voortdurend de vreugde najagen.
God wordt geëerd als we Zijn woorden ontvangen als woorden die de ziel bekeren en het hart verblijden. Als woorden die begerenswaardiger zijn dan goud en zoeter dan honing. De samenvatting en het hoogtepunt van dit onomwonden eerbetoon van Psalm 19 aan Gods woorden is dit: Gods Woord bevat groot loon. God wil dat we Zijn woorden ervaren als ‘vreugde’ (Psalm 1:2; 119:16, 24), als ‘de vreugde van mijn hart’ (Psalm 119:111), als ‘blijdschap in mijn hart’ (Jeremia 15:16), als brandhout voor het vuur van onze vreugde in God.
Niet alleen heeft God gesproken in dit boek dat we de Bijbel noemen, maar Hij spreekt vandaag de dag nog. In het bijzonder naar aanleiding van Psalm 95 (en het is van toepassing op de hele Bijbel), zegt Hebreeën: ‘Het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart’ (Hebreeën 4:12).
Geen woord van God is een dood woord. Hebreeën is zeer duidelijk over het feit dat het oude verbond ‘verouderd’ is in zijn eisen aan de christenen van het nieuwe verbond (Hebreeën 8:13) – maar ook Hebreeën belijdt dat de openbaring van het oude verbond, alhoewel het niet meer bindend is, nog wel ‘levend en krachtig’ is. ‘Is niet Mijn woord zó, als het vuur,’ spreekt God door Jeremia, ‘of als een hamer die een rots verplettert?’ (Jeremia 23:29).
Van kaft tot kaft – van Genesis tot Openbaring – heeft God voor Zijn kerk Zijn standvastige, ‘uitwendige woord’ (zoals Luther het noemde) vastgelegd. En dankzij dat Woord en door middel van de persoonlijke, inwendige kracht van Zijn Geest Die in ons woont, spreekt God ook vandaag de dag tot Zijn volk. Wij horen Gods stem in Zijn Woord en door Zijn Geest. En dus vermaant Hebreeën ons: ‘Let er dan op dat u Hem Die spreekt, niet verwerpt’ (Hebreeën 12:25).
Het wonder van de omgang
We vallen natuurlijk compleet van onze stoelen van verbazing over het feit dat we Gods levende en krachtige woorden hebben. Veel meer nog; Hij staat erop dat we Zijn Woord in handen nemen. De brief van Paulus aan Timotheüs is geen privé-boodschap. De hele kerk leest over zijn schouder mee, als hij schrijft:
Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt [d.w.z. op de juiste manier ter hand nemen] (2 Timotheüs 2:15).
De oproep is allereerst bedoeld voor Timotheüs, als afgevaardigde van Paulus in Efeze. Vervolgens is ze ook voor predikers (zowel toen als nu) die formeel en publiekelijk het Woord ter hand nemen om de kerk te vormen en te voeden. Maar de oproep om op de juiste manier met het Woord van de waarheid om te gaan (zowel met het evangeliewoord als met de geschreven Schrift) is uiteindelijk een taak voor de hele kerk om met vreugde op te pakken.
Te midden van een wereld vol woorden die afbreken, roept God Zijn kerk op om allereerst Zijn woorden te ontvangen (hebben) en vervolgens op de juiste wijze ter hand te nemen (omgaan). Als dodelijke woorden van mensen ons van alle kanten om de oren vliegen – in een gesprek, op een bladzijde, op onze schermen – geeft God ons Zijn eigen leven-gevende woorden om onze ziel en de ziel van anderen standvastig te maken. En dat doet God te midden van een wereld die ruzie maakt om met woorden, die ‘nergens toe dienen dan tot de ondergang van de hoorders’ (2 Timotheüs 2:14), en ‘onheilige, inhoudsloze praat’ voortbrengt, dat ertoe leidt dat mensen ‘steeds meer in goddeloosheid toenemen’, en dat ‘zich uitzaait als kanker’ (2 Timotheüs 2:16-17). Te midden van deze wereld geeft God ons een oase door Zijn eigen woorden te geven (2 Timotheüs 2:15). We ontvangen ze gratis. Maar dat betekent niet dat we ze licht opnemen of er weinig energie insteken om er op de goede manier mee om te gaan.
Beijver u
God – door Paulus – zegt: ‘beijver u’ – wees ijverig, span je in, doe je best – ‘om uzelf welbeproefd voor God te stellen’. We oriënteren ons ten eerste op God in onze omgang met Zijn Woord en pas in de tweede plaats op anderen. Dat maakt ons een ‘arbeider die zich niet hoeft te schamen’.
Om een arbeider te zijn moeten we werken, inspanning leveren, energie er insteken, tijd investeren en geduld hebben met een levenslang leerproces. En dit zonder dat we ons hoeven te schamen (‘onbeschaamd’) of de opdracht verkeerd uitvoeren. En dit doen we in het bijzonder om anderen op te bouwen, niet om ze af te breken. Om anderen in de vreugde te laten delen, niet om te laten zien dat wij gelijk hadden.
God geeft ons Zijn eigen leven-gevende woorden om onze ziel en de ziel van anderen standvastig te maken.
‘Recht snijden’ – langs een rechte weg leiden – sluit aan bij de visie die Paulus in 2 Korintiërs van zijn eigen rechtlijnigheid met Gods Woord geeft. Paulus was niet terughoudend met harde waarheden. Hij was niet ontwijkend. Hij was geen verbale gymnast die om maar geen mensen te beledigen om de goddelijke openbaring heen draaide. Hij was openhartig, eerlijk, oprecht, welgemeend. ‘Wij zijn niet als zovelen, die handeldrijven met het Woord van God, maar als in oprechtheid, maar als vanuit God, voor Gods aangezicht, spreken wij het in Christus’ (2 Korintiërs 2:17).
Hij heeft meer te zeggen over een dergelijke oprechtheid:
Wij hebben de schandelijke, verborgen praktijken verworpen; wij wandelen niet in bedrog en vervalsen ook niet het Woord van God, maar door het openbaar maken van de waarheid bevelen wij onszelf aan bij elk menselijk geweten, in de tegenwoordigheid van God (2 Korintiërs 4:2).
Luisteren als hedonisten
Het juist omgaan met Gods Woord betekent niet alleen dat we overtuigd zijn van de waarheid ervan en er dus als zodanig mee omgaan. Juist omgaan houdt ook niet alleen een grondige, zorgvuldige studie en oprechte openheid in. Het juist omgaan met Gods Woord houdt ook in dat we de intense spirituele gevoelens hebben die de psalmisten hadden. Om in en door Gods woorden Zijn ‘groot loon’ te zien en te ervaren dat Hij beloont wie Hem zoeken (Hebreeën 11:6).
Met andere woorden, we benaderen Zijn woord als heilige hedonisten die voortdurend de vreugde najagen. Wereldlijke levensgenieters streven het genot van de zonde na; ze wachten niet totdat ze naar hen toe komen. En zo ook christelijke hedonisten. We wachten niet op heilige genoegens. We gaan niet passief om met God in Zijn eigen Woord. We jagen. We achtervolgen. We lezen actief, bestuderen en mediteren. Als we ervan overtuigd zijn dat God Zelf daadwerkelijk de grootste beloning is, is er dan een betere weg te volgen dan Zijn eigen woorden?
Als christelijke hedonisten beogen en pretenderen we niet uniek te zijn. Hoe gemakzuchtig of serieus anderen ook omgaan met Gods woorden, wij willen ze ontvangen met de uiterste ernst en met het vreugdevolle ontzag dat ze verdienen – dat Hij verdient. God schreef een Boek. En gaf het aan ons. Laten we ons overgeven aan dit wonder en ons verbazen dat wij met Zijn woorden mogen omgaan.