De gerenommeerde negentiende-eeuwse kerkhistoricus Philip Schaff noemt het gezegde van de titel boven dit artikel ‘het wachtwoord van christelijke vredestichters’ (History of the Christian Church, deel 7, p. 650). Hoewel het vaak wordt toegeschreven aan grote theologen als Augustinus, komt deze uitspraak van een verder onbekende man: de Duitse Lutherse theoloog Rupertus Meldenius. Deze zin duikt rond 1627 op in een traktaat over christelijke eenheid, geschreven tijdens de Dertigjarige Oorlog van 1618-1646 – een bloedige periode van de Europese geschiedenis waarin religieuze spanningen een grote rol speelden.
Bovenstaand gezegde werd zeer gewaardeerd door latere schrijvers als Richard Baxter, en wordt door de Moravische Kerk van Noord Amerika en de Evangelicale Presbyteraanse Kerk als motto gebruikt. Zou het kunnen dienen als motto van iedere kerk en iedere denominatie vandaag de dag?
Eenheid
Wie door het geloof in Christus verenigd zijn, zijn daardoor met elkaar verenigd in de kerk, het lichaam van Christus. We noemen deze eenheid de gemeenschap der heiligen. Dit is een geheimvolle zaak. Als we deze gemeenschap goed willen begrijpen, moeten we zowel het ‘alreeds’ als het ‘nog niet’ ervan in ogenschouw nemen. Het is een eenheid die door Christus geschapen werd toen Hij ons allemaal door één Geest doopte tot Zijn lichaam, de kerk (1 Korinthe 12:12-13). Daarom geldt deze waarheid voor alle christenen; het is een feit waaraan je niets kunt veranderen. Die eenheid wordt echter niet altijd even duidelijk zichtbaar.
Christenen kunnen verfoeilijke onderlinge verwijdering laten zien, zoals in de gemeente van Korinthe (1:10-17). Hun onenigheid werd in het publieke domein zichtbaar toen leden elkaar voor de openbare rechtbank daagden (6:1-8). Zelfs het Heilig Avondmaal was er niet toe in staat hen in liefde en eenheid samen te brengen (11:17-34). Het zichtbaar doen worden van de eenheid in Christus die ons ‘alreeds’ gegeven is, behoort tot de ‘nog niet’ verkregen volmaaktheid van het geloof die bij onze verheerlijking vervuld zal worden. Met een diep verlangen bad onze Heere om onze eenheid, omdat Hij wist dat daarin onze zegen ligt – en de geloofwaardigheid van het getuigenis van de kerk voor de zaak van Christus (Johannes 17:20-23).
Vrijheid
Spanningen die ontstaan vanwege diversiteit in geloof en levenswandel onder christenen worden al zichtbaar in de bladzijden van het Nieuwe Testament en zijn er tot op de huidige dag. Er was kennelijk een bloeiende vegetarische groep in de gemeente van Rome (Romeinen 14). “De een gelooft wel dat hij alles eten mag, maar wie zwak is, eet plantaardig voedsel” (vers 2). Er was ook verschil van mening over de vraag hoe bepaalde dagen ingevuld moesten worden (vers 5). Hoe gaan we om met zulke onderlinge verschillen? Paulus zegt: “Aanvaard dan wie zwak is in het geloof, maar niet om over meningsverschillen te strijden” (vers 1). Zo iemand moet welkom geheten worden, zegt Paulus, en dan niet alleen om te discussiëren over zijn andere opvattingen. De liefde voor hem moet blijven, hoe zwak in het geloof hij ook zijn mag.
In die liefde moeten we iedereen de vrijheid geven om zijn eigen geweten te volgen als het gaat over wat Christus ons gebood (Romeinen 14:5); maar hoe ver strekt die vrijheid? Klaarblijkelijk ver genoeg om vegetariërs erbij te betrekken en ook hen die vasthouden aan de opvatting dat christenen de Joodse feestdagen moeten blijven eren. Maar houdt het ook in dat baptisten mensen als gemeentelid moeten aanvaarden die overtuigd zijn van de kinderdoop, of kinderdopers leden met baptistische opvattingen? Moeten gelovigen die vasthouden aan de lichamelijke aanwezigheid van Christus in het Heilig Avondmaal de Tafel openstellen voor gelovigen die de daadwerkelijke aanwezigheid van Christus in het Avondmaal alleen geestelijk zien en niet lichamelijk?
Na tweeduizend jaar kerkgeschiedenis zijn christenen nog steeds verdeeld over veel belangrijke leerstukken, zelfs als het gaat over de tekenen van onze verbondenheid in Christus – de Doop en het Heilig Avondmaal. Hoe kunnen we dan één zijn in Christus en de gemeenschap der heiligen laten zien? Je zou denken dat we onze leerstellige verschillen moeten negeren en bagatelliseren, of dat we definitief verdeeld en tegenover elkaar moeten blijven staan totdat Christus terugkomt. Is er geen uitnemendere weg? (1 Korinthe 12:31).
Liefde
Liefde voor Christus sluit ook de liefde voor Zijn waarheid in en daarom kunnen we nooit iets onbelangrijk achten wat Christus ons heeft opgedragen. Alleen zij die blijven bij de woorden van Jezus zijn daadwerkelijk Zijn discipelen (Johannes 8:31), en de discipelen wordt geleerd om in alles te gehoorzamen wat Hij heeft opgedragen (Mattheüs 28:19-20). Dus de weg van wat we ‘leerstellige minimalisatie’ kunnen noemen, mogen we niet gaan. We kunnen niet simpelweg het aantal leerstellingen reduceren tot degene die we allen aanvaarden als belangrijk, en de rest maar negeren. Een beweging in die richting lijkt altijd haar remmen te verliezen en uiteindelijk blijft er dan niets onderscheidend christelijks meer over.
Evenmin kunnen we onszelf opsluiten in zeer kleine groepjes met maximale overeenstemming over de leer en de moraal, ons afscheiden van alle anderen en weigeren om mensen die niet al onze opvattingen delen te erkennen als christenen. De sterke toename aan kleine groepen die zichzelf laten voorstaan op hun zuiverheid, maar anderen die aan hun standaard tekortschieten verwerpen en verachten, laat niets zien van de waarheid van ‘de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk’ waarvoor Christus stierf. De liefde die we voor alle discipelen van Christus moeten hebben, uit zich niet op die manier. Waar is dan de uitnemendere weg?
Zoals we hierboven al zagen, is onze eenheid tot stand gebracht door de Geest van Christus Die ons doopte in Christus en tot Zijn lichaam, de kerk (1 Korinthe 12:12-13). Ons uitleven van die eenheid moet daarom een eenheid van de waarheid zijn; ‘zoals de waarheid in Jezus is’ (Efeze 4:21). Uiteindelijk is dat de volledige waarheid die in Jezus is , maar onze eenheid met Jezus laat niet op zich wachten totdat we de volmaaktheid bereiken. De verlossing komt tot ons door het geloof in Christus, dus er moet een waarheidskern bestaan die door het geloof de onze is, voldoende om ons met Christus te verenigen, ook al is ze nog niet volledig.
Deze kern exact weergeven blijkt waarschijnlijk net zo moeilijk als het getrouw uitleven van de hele waarheid. Maar het zal ongetwijfeld insluiten dat God, de Schepper van hemel en aarde tegen Wie wij allen gezondigd hebben, in Christus eenieder die in Hem gelooft met Zichzelf verzoent. Dat Hij hun zonden niet aan hen toerekent, maar die vergeeft, vanwege de verlossing die gevonden wordt in het zondeloze leven en de verzoenende dood van Christus. Deze verlossing wordt ontvangen door het geloof alleen en roept ons op tot gehoorzaamheid aan Christus als Heer, onder het gezag van Zijn Woord in de Heilige Schriften. Waar Christus naar waarheid wordt gepreekt, daar is het Evangelie; en waar het Evangelie daadwerkelijk wordt geloofd, daar is de kerk.
Tegelijk zagen we: de kerk die in Jezus is, is een kerk in verscheidenheid. Deze verscheidenheid onder christenen is te wijten aan ons gebrek aan gelijkvormigheid aan Christus. Hij heeft ervoor gekozen om ons geleidelijk aan te heiligen in deze wereld. Terwijl er verschillen zichtbaar zijn in onze voortgang in heiliging, zowel leerstellig als in de praktijk, blijft er in deze wereld altijd de noodzaak dat degenen die in Christus verenigd zijn in liefde met elkaar leven, ondanks de verschillen.
Soms resulteren deze verschillen in het formeren van verschillende kerken en denominaties, opdat iedereen een goed geweten ten opzichte van God kan bewaren. Zo’n verscheidenheid hoeft geen aanslag op onze onderlinge eenheid te zijn, zolang we maar niet toestaan dat het onze liefde en vriendschap voor elkaar in Christus doet verdwijnen. Soms heeft verscheidenheid ook een praktische noodzaak, aangezien niet alle christenen over de hele wereld elkaar kunnen ontmoeten op dezelfde plaats en hetzelfde moment. Het kan juist Gods doel dienen dat christenen op vele verschillende plaatsen verspreid over de hele wereld samenkomen. Hij verspreidt ons onder de verlorenen om daar het licht van Christus te laten schijnen. Onze veelsoortige samenkomsten kunnen ook onszelf dienen, ons bemoedigen getrouw te zijn aan dat waarvan wij geloven dat Christus het ons leerde, en om ons samen te brengen met degenen met wie we het beste kunnen samenwerken. Maar als we toestaan dat onze verscheidenheid de liefde verbreekt of aanleiding geeft tot trots of rivaliteit, dan schieten we tekort aan onze roeping en is ons getuigenis van Christus gebrekkig.
De woorden van Rupertus Meldenius geven de juiste balans aan. Hij roept op tot eenheid in de essentiële dingen, de kernwaarheid in onze eenheid met Christus. In niet-essentiële dingen (niet de onbelangrijke, maar die dingen die als we ze missen niet onze eenheid met Christus aantasten) vraagt hij vrijheid, opdat iedereen zijn eigen geweten volgt onder leiding van het Woord en de Geest. En in alle dingen moet er liefde zijn (van het Latijnse caritas), “die de band van de volmaaktheid is” (Kolossenzen 3:14).
“En de God van de volharding en van de vertroosting moge u geven onderling eensgezind te zijn in overeenstemming met Christus Jezus, opdat u eensgezind, met één mond, de God en Vader van onze Heere Jezus Christus verheerlijkt. Daarom, aanvaard elkaar zoals ook Christus ons aanvaard heeft, tot heerlijkheid van God” (Romeinen 15:5-7).