Laten we eerlijk zijn, niet alles is vrolijk en opgewekt. Voor sommigen voelt de kerstperiode misschien echt als de mooiste tijd van het jaar. Maar we weten allemaal diep van binnen dat niet alles vrolijk en opgewekt is in deze wereld – of binnen in ons. Tijdens sommige kerstvieringen voelen we die last en dat gewicht meer dan andere jaren.
Sommige mensen met een veerkrachtige persoonlijkheid kunnen zelfs in moeilijke seizoenen van het leven Kerst vrolijk blijven vieren, schijnbaar onaangedaan. Maar voor anderen kan al het gepraat over de vreugde en vrolijkheid met Kerst het verdriet des te scherper maken, de pijn des te pijnlijker. Het gewone leven is al moeilijk genoeg. Het is nog moeilijker als de hele wereld lijkt te zingen, de bellen luidt en doet alsof alles vrolijk is. De druk om de vreugde van Kerst te voelen kan het nog moeilijker maken om daadwerkelijk vreugde te ervaren.
Hij kwam om de doden tot leven te brengen, om hen die verloren gaan te redden, om de zieken te genezen, om de werken van de duivel te vernietigen.
Het echte kerstfeest gaat echter niet voorbij aan onze pijn. Als we de bladzijden van de Schrift openen bij die eerste Kerst, ontdekken we zonder enige terughoudendheid dat niet alles vrolijk en opgewekt was. De glimpen van vrolijkheid die zich wel voordoen, staan tegen de achtergrond van ellende en wanorde. Die eerste stralen van helderheid schenen in een land van diepe duisternis.
Duizenden jaren lang had Gods uitverkoren volk gewacht op de vervulling van Zijn beloften. Vierhonderd jaar lang had God, zo leek het, gezwegen – totdat Hij als pasgeborene begon te huilen in Bethlehem. Denk eens na over de pijn, ellende en angsten van die eerste Kerst.
Maria en Jozef
Denk allereerst maar aan Maria. Ongetwijfeld kwam er veel opwinding en spanning bij haar los na de aankondiging van de engel – maar ook veel verwarring en onbegrip. Binnenkort zou ze het niet meer kunnen verbergen. Verloofd maar ongehuwd. Spoedig zouden de mensen uit haar geboortedorp Nazareth over haar gaan praten en haar veroordelen. Zelfs drie decennia later zouden de vijanden van haar Zoon deze doortrapte kaart spelen: ‘Wij zijn niet geboren uit hoererij’ (Johannes 8:41). Als zulke geruchten Jezus al niet onbewogen lieten, dan zeker ook Maria niet.
Denk ook aan Jozef. Zijn verloofde ‘bleek zwanger te zijn’ voor hun huwelijk (Mattheüs 1:18). Wat voor schande zou dit nieuws voor hem hebben betekend? Hoe diep moet hij zich gekwetst hebben gevoeld om te horen van deze zwangerschap? Ze leek zo geweldig, zo kuis, zo geliefd door God. Welke dromen van Jozef zijn er in duigen gevallen? Welke onrust moet hij hebben meegemaakt, hoe traag verstreken de uren en dagen, tussen het vernemen van haar zwangerschap en het verschijnen van de engel later in een droom?
‘Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest’ (Mattheüs 1:20).
Hij vertrouwde het woord van de engel en dat troostte zijn ziel. Toch moet hij zijn kortstondige momenten van vertwijfeling hebben gehad. En het nieuws van zijn droom zou de roddels in het stadje hoe dan ook niet tegenhouden.
Zonden waarvoor Hij kwam om die weg te nemen
Belangrijker dan de pijn van Jozef of Maria is echter de pijn en de zonde en het lijden en de ondergang waarvoor Jezus kwam. De engel verklaarde aan Jozef: ‘U zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden’ (Mattheüs 1:21). Elke Jood was het er mee eens dat Gods volk gered moest worden – van de Romeinse bezetting en heerschappij. De komst van Christus was op z’n minst een herinnering aan hun politieke onderwerping aan goddeloze heidenen. Maar de aankondiging van de engel aan Jozef had het met geen woord over Rome. Gods verbondsvolk had inderdaad redding nodig – van hun eigen zonden, van de duisternis en de verdorvenheid binnen in hen.
In deze tijd is Kerst bepaald geen garantie voor vrolijkheid en enthousiasme. Nog niet!
Gods volk had een redder nodig, vreselijk nodig zelfs, om nog maar te zwijgen van de volken rondom hen. Zonder die noodzaak was er helemaal geen Kerst geweest. Christus kwam niet om een show op te zetten of om een bijrol te spelen in de geschiedenis. Hij kwam om de doden tot leven te brengen, om hen die verloren gaan te redden, om de zieken te genezen, om de werken van de duivel te vernietigen. Al eeuwenlang stapelden ellende en duisternis zich op. Alleen door naar zo’n verdorven en vervormde wereld te komen, zou Zijn komst zorgen voor hoop op echte vrolijkheid en opgewektheid.
Vernederend Bethlehem
Toen de tijd kwam dat het kind geboren zou worden, bood de stad Bethlehem hem haar eigen, verrassend bescheiden ontvangst. De engel had gezegd dat dit de Messias was. Dit was de langverwachte koning. En toch kreeg Hij geen koninklijk onthaal. Geen paleis. Niet in Jeruzalem. In plaats daarvan vier kilometer buiten de grote stad, in een klein stadje, dat bekend stond als de nederige geboorteplaats van David. Dat was de grootste koning van het land, die zo’n duizend jaar daarvoor had geleefd. Bethlehem stond niet bekend om haar eigen kwaliteiten maar omdat het zo’n verrassend nederige geboorteplaats was voor zo’n grote koning als David.
Of het nu om een ‘herberg’ ging zoals wij die kennen, of in iets wat meer lijkt op een ‘logeerkamer’ in een privéverblijf (Grieks kataluma; zie ook Markus 14:14, Lukas 22:11) – het is in ieder geval duidelijk dat ‘er voor hen geen plaats was’ (Lukas 2:7). Zou dit wel echt de Christus zijn, en is er niet eens plaats voor Hem? Dus legde Maria haar eerstgeboren Zoon in een kribbe. Of het nu het ergste scenario was of niet, het was duidelijk niet ideaal.
Nog vernederender was wie niet kwam opdagen (en wie wel). Er kwamen geen lokale of nationale belangrijke figuren op bezoek, voor zover we weten. Enige tijd later zouden er wel buitenlandse astrologen komen. Dat was op het moment zelf wellicht even verwarrend als bemoedigend. Ongetwijfeld moet het bezoek en het ontzag van de herders, en het bericht van een verbluffende engelenaankondiging, een enorme bemoediging zijn geweest voor het jonge stel. Maria zou al deze dingen koesteren in haar hart en er met grote vreugde over nadenken (Lukas 2:19). En toch versterkte het bezoek van de alledaagse herders alleen maar wat een lange, nederige en pijnlijke weg dit zou worden, gezien de beloften dat dit de Messias was, naar Zijn lang-bestemde heerlijkheid.
Zwaard dat door je ziel zag gaan
Maria moet erg geschrokken zijn kort na de geboorte, toen ze haar pasgeboren Zoon in de tempel kwam laten zien. Een oude man genaamd Simeon had het gevoel dat dit kind de Christus was, en het was zo. Maar hij keek Maria vervolgens in de ogen en sprak tot haar een ontnuchterend, profetisch woord:
Zie, dit Kind is bestemd tot val en opstanding van velen in Israël en tot een teken dat tegengesproken zal worden – ook door uw eigen ziel zal een zwaard gaan – opdat de overwegingen uit veel harten openbaar worden. (Lukas 2:34-35)
Het feit dat haar kind de Christus is, zou niet betekenen dat Hij immuun zou zijn voor strijd, vijanden en grote pijn – juist het tegenovergestelde. En door Maria’s ‘eigen ziel zal een zwaard gaan’. Het kon toch niet anders dan dat haar een grote tragedie werd voorzegd? Haar eigen ziel zou doorboord worden. Dat kan toch niets anders betekenen dan dat Hij vroeg zou sterven?
Herodes en de slachting
Tenslotte het afschuwelijkste wat gebeurde bij die eerste Kerst. Een van de grotere tragedies van de hele Bijbel voltrok zich in Bethlehem. Tientallen baby’s en peuterjongens, tot twee jaar oud, werden uit de armen van hun ouders gerukt en afgeslacht door een onzekere, wrede tiran.
Herodes ‘werd verschrikkelijk kwaad. Hij stuurde er soldaten op uit en bracht al de kinderen om die er binnen Bethlehem en in heel dat gebied waren, van twee jaar oud en daaronder’ (Mattheüs 2:16). Dit was niet een slachting van schuldigen, zoals we op verschillende manieren in de Schrift tegenkomen. Dit leek meer op de farao die pasgeboren Hebreeuwse zonen in de Nijl gooide. Het was een slachting van onschuldigen. Oh, wat een pijn kwam er in de nasleep van die eerste Kerst.
Kerst negeert onze vele pijn niet; maar het wil ook niet dat wij erin opgaan.
Opnieuw, door een engel te sturen, redde God Zijn Zoon van deze slachting. God bewaarde Hem voor een latere en nog gruwelijkere slachting. En Jozef en Maria, hoewel ze nog steeds hun Zoon hadden, zouden de pijn en het ongemak ervaren om naar Egypte te moeten vluchten. Alleen zo konden ze Zijn leven redden van de boze koning. Andere ouders hadden maar wat graag gevlucht als ze zo maar hun zonen hadden kunnen behouden. Toch zou ook Maria’s tijd vol tragiek, zoals voorspeld, snel genoeg komen.
Vreugde dieper dan verdriet
Het Kind Dat in de wereld kwam die eerste Kerst zou geen gemakkelijk leven voor Zich hebben. Niet bij de geboorte, niet in de kindertijd, niet in de volwassenheid. In de openingswoorden van het Evangelie van Johannes klinkt een bepaalde pijn door die waar zou zijn voor heel het leven van Jezus:
‘Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen’ (Johannes 1:10-11).
Jesaja had voorzegd dat de Christus veracht en verworpen zou worden, en dat werd Hij ook; dat Hij een Man van smarten zou zijn en bekend met ziekte, en dat was Hij ook (Jesaja 53:3). Maar dit leven, pijnlijk en uitdagend als het zou zijn, bevatte ook de diepe, diepe vreugde die de Man van smarten staande hield.
Vrolijk zal komen
De grote vreugde die de engelen bij die eerste Kerst aankondigden, kan ook ons staande houden. Kerst gaat niet voorbij aan onze vele pijn; maar het wil ook niet dat we daarin opgaan. Kerst neemt pijn serieus, serieuzer dan welke wereldlijke viering dan ook. Kerst herinnert ons eraan dat onze God onze pijn heeft gezien en onze kreten om hulp heeft gehoord (zoals in Exodus 2:23-25; 3:7-10; 6:5), en dat Hij Zelf is gekomen om ons te redden.
In deze tijd is Kerst bepaald geen garantie voor vrolijkheid en enthousiasme. Nog niet! Maar het belooft wel dat de vrolijkheid en de opgewektheid eens zullen aanbreken. Kerst, op z’n best, geeft ons een blik op de komende vreugde die niemand ons kan afpakken. Als we het zien, al is het maar van veraf, hebben we een voorproefje van wat komt. Net als de apostel Paulus, en de Man van smarten Zelf, zijn wij ‘bedroefden, maar toch steeds blij’ (2 Korinthe 6:10). We mogen met Kerst dan wel overweldigend zijn door verdriet, toch wil God ons in Christus, door Zijn Geest, de genade geven om vreugde te vinden.