Het laatste wat veel predikanten willen is gemeenteleden die naar het schijnt de hele tijd de eenheid van de kerk proberen te ondergraven. In welke commissie ze ook zitten, wat voor groepen ze ook leiden, welke vriendschappen ze ook onderhouden, ze lijken anderen elke keer weer aan te zetten tot ontevredenheid, klaagzangen en zelfs tot geruzie.
Het zal je misschien verbazen dat de Hebreeën-brief gemeenteleden oproept om continu plannen te smeden en medegelovigen op te stoken. De brief roept ertoe op plannen te smeden en elkaar op te stoken ten goede!
In de kerk in Louisville (Kentucky) herinneren de andere voorgangers en ik onze gemeente vaak aan het onderwijs uit Hebreeën. Hier volgen een aantal dingen die we onder andere tegen de gemeente zeggen.
Wat context
Het merendeel van de Hebreeën-brief bestaat uit een theologische verhandeling op hoog niveau over de Persoon en het werk van Jezus Christus. Negen hoofdstukken lang gaat de schrijver van de brief in op de offerdienst en de priesterdienst in het Oude Testament, en hij stelt dat dit alles vervuld is in het leven en sterven van Jezus. In het tiende hoofdstuk spitst de briefschrijver deze boodschap echter toe op het leven van zijn lezers. In het licht van dit alles, vertelt hij hun, moet je op een bepaalde manier leven.
Wat exegese
Met Hebreeën 10:19-25 bevinden we ons middenin dit gedeelte vol aansporingen. In deze verzen roept de schrijver van de brief zijn lezers op om drie dingen te doen.
Ten eerste moeten ze tot God naderen. Aangezien Jezus door Zijn dood aan het kruis de toegang tot Gods troon heeft ontsloten, hoeven ze God niet met vrezen en beven te dienen. Ze moeten juist met blijdschap en in volle zekerheid van het geloof bij Hem komen.
Ten tweede roept hij hen op om hun belijdenis vast te houden. Om niet terug te deinzen, waardoor ze zichzelf in het verderf zouden storten, maar om te geloven en in die weg behouden te worden. Met deze twee aanspringen roept de schrijver deze christenen op om hun hart, hun ziel en hun verstand niet te verwaarlozen.
Maar er volgt nog een derde aansporing, waarin hij hen oproept om buiten zichzelf te kijken en hun aandacht te richten op hun broeders en zusters in Christus – op de gemeente.
In vers 24 en 25 zegt de Hebreeën-briefschrijver: ‘En laten wij bedenken hoe we elkaar kunnen aanvuren tot liefde en goede werken, door de onderlinge bijeenkomst niet na te laten, zoals het bij sommigen de gewoonte is, maar door elkaar aan te sporen, en dat zoveel te meer als u de grote dag ziet naderen’ (naar de Engelse vertaling).
Omwille van alles wat Jezus gedaan heeft en alles wat Hij is, moeten christenen elkaar bewegen tot liefde en goede werken. Maar hoe moeten we dat doen? Hoe kunnen christenen goedheid en heiligheid onder elkaar bevorderen? De tekst zelf noemt twee manieren: de onderlinge bijeenkomst niet nalaten en elkaar aansporen.
Dat stukje over het nalaten van de onderlinge bijeenkomst is misschien wel de duidelijkste uitspraak in de Bijbel die gaat over de plicht van een christen om diensten van een plaatselijke gemeente bij te wonen. Als leden van het lichaam van Christus horen we, ja, móéten we ons leven delen met een plaatselijke gemeenschap van gelovigen. Het kan bijna niet duidelijker gezegd worden als in dit vers. Maar let wel, het gebod om de bijeenkomst niet na te laten staat niet op zichzelf. Het is feite een bijzin die ondergeschikt is aan de hoofdzin van dit vers. Als christenen moeten we samenkomen, met als doel dat we elkaar aanvuren tot liefde en goede werken.
Ga naar de kerk
We kunnen dus ten mínste zeggen dat aanwezigheid bij samenkomsten van de gemeente niet facultatief is. De schrijver van de Hebreeën-brief – en daarmee de Heilige Geest Zelf – beveelt christenen om erbij te zijn als de kring van gelovigen waar ze bij horen samenkomt.
Heel praktisch betekent dit dat we onze agenda’s misschien moeten omgooien om tijd te maken voor de samenkomst van de heiligen. Werktijden moeten misschien aangepast worden. Huiswerk kan misschien beter op een ander moment gemaakt worden. Rapporten moeten misschien eerder of later aangeleverd worden. De meeste gemeenten komen niet meer dan twee of drie uur per week bijeen, waardoor er nog om en nabij 145 uur overblijft voor al dit soort dingen. Volgens Hebreeën hoort het aansporen en aanvuren van medegelovigen – en daarmee het aanwezig zijn tijdens de openbare samenkomsten van de gemeente – bovenaan het prioriteitenlijstje van een christen te staan.
Ga niet alleen naar de kerk
De Hebreeën-briefschrijver roept echter op tot meer dan alleen aanwezigheid. Vaak zien christenen het bijwonen van kerkdiensten als een van de dingen die er nu eenmaal bij horen als je christen bent. Ze wonen de kerkdienst bij, zitten stilletjes en anoniem ergens achterin, luisteren halfhartig naar de preek, glippen tijdens de slotzang de kerk uit zonder iemand te spreken en zetten in hun hoofd een vinkje bij ‘dienst bijgewoond, Hebreeën 10:25 in praktijk gebracht.’ Maar dat is niet bepaald wat de schrijver van deze brief hier in gedachten heeft. Hij zegt niet alleen maar: ‘Ga naar de kerk.’ Nee, hij plaatst kerkgang heel opzettelijk in de context van het kennen, liefhebben en aansporen van medegelovigen. Hij plaatst het in de context van elkaar bewegen tot liefde en goede werken.
Een openbare samenkomst van een plaatselijke gemeente behelst meer dan alleen het samenkomen van een aantal individuen om het Woord van God te horen prediken – ook al gaat het daar óók zeker om. Maar het gaat ook om het delen van ons leven met andere gelovigen, die hebben beloofd om elkaar als medechristenen te bemoedigen, te ondersteunen en te vermanen. In de openbare samenkomsten bidden we voor elkaar, rouwen we met elkaar en verblijden we ons samen. We dragen elkaars lasten en moeiten, luisteren samen naar Gods Woord en proberen de boodschap op elkaars leven toe te passen. Kortom: de samenkomst van de gemeente is het belangrijkste moment in de week dat gelovigen krijgen om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.
Plannen smeden en stoken
Er zijn nóg twee dingen in deze tekst die onze aandacht vragen. Ten eerste: de Hebreeën-briefschrijver zegt dat we moeten ‘bedenken’ hoe we elkaar kunnen bewegen tot liefde en goede werken. Met andere woorden, hij vertelt ons dat we erover na moeten denken! Een christen hoort plannen te smeden, te bekokstoven, te beramen. Hij moet een goed doordacht plan hebben waarmee hij zijn broeders en zusters kan bewegen tot liefde en goede werken – iets wat hij niet eens zou kunnen als zijn leven niet nauw met dat van hen verweven zou zijn. Hoe kan een christen plannen beramen die ten goede komen aan zijn medegelovigen als hij ze amper kent?
Let ten tweede eens op het woord ‘aanvuren’. Daar zit iets in van aansteken of opstoken. De aanwezigheid van een individu binnen het geheel van de gemeente zou een zichtbaar effect moeten hebben op anderen. Zij worden aangestoken en in beweging gezet: er wordt een overvloed van liefde en goede weken zichtbaar in de levens van mensen om hen heen!
Kortom, predikanten: we willen onze gemeenteleden aanmoedigen om plannen te smeden en elkaar op te stoken – ten goede!
Een voorbeeld
Afgelopen zomer pakte ik een megaklus op: het bestraten van mijn veranda en de stoep voor mijn huis met leisteentegels. Aan één kant van de tuin, onder een boom, had ik een grote bak met water staan, waarin ik de vieze tegels afspoelde als ik ze op de juiste maat had gesneden. Na een poosje zag ik dat al het zand dat ik ervan af spoelde op de bodem terecht kwam, waardoor er op de bodem een dikke laag modder ontstond met erboven een laag helder water. Als ik dat zand nu eens van de bodem zou willen krijgen en het water troebel zou willen maken, hoe zo ik dat het beste kunnen aanpakken? Een aanloopje nemen en met mijn volle gewicht tegen de bak aanbotsen ? Dat zou niet genoeg zijn. Het water zou misschien even rimpelen, maar de modder zou vast op de bodem blijven liggen. Nee, als ik dat zand echt in beweging wilde brengen, moest ik me over de bak heen buigen en mijn handen in het water steken. Dat ik doelgericht met mijn handen in de modder moeten roeren en niet bang moeten zijn om nat te worden.
Je kunt niet alle lijnen doortrekken, maar in de gemeente is het in zekere zin net zo. Een echte gemeente van Jezus Christus is niet alleen een plaats waar gelovigen elkaar één keer per week tegen het lijf lopen waarna ze weer verder gaan met hun eigen bezigheden. Wat erg als christenen – en zeker niet-christenen – op zo’n manier tegen de samenkomst van de gemeente aankijken! Ik kan maar weinig dingen bedenken waardoor een gemeente zo doods en weinig de moeite waard wordt.
De aansporing om de bijeenkomst niet na te laten is helemaal niet doods of saai. Christenen worden niet opgeroepen om passief in een kerkbank te zitten. Integendeel, de schrijver van de Hebreeën-brief roept op tot een leven dat barst van energie. Hij spoort hen aan om hun leven te delen met andere christenen – hen lief te hebben, hen te bemoedigen, en hen in beweging te zetten zodat ze goede werken gaan doen. En, misschien is dat nog wel het belangrijkste, hij spoort ertoe aan om de grote dag waarop de Heere terugkomt te verwachten. Met naar de kerk gaan alleen redden we het niet. Alleen door kerk te zijn kunnen we als volk van God leven zoals Christus het bedoeld heeft.