Goede werken als vrucht van het geloof zijn onmisbaar om gerechtvaardigd te worden, want zij bewijzen de echtheid van ons geloof. Zij zijn een voorwaarde voor eeuwig leven, de bevestiging van onze roeping (2 Petrus 1:10). Wat een genade ligt er in die werken: ze zijn door God bereid, die het willen en het werken in ons werkt (Filippenzen 2:12-13). Reddend geloof leidt niet tot passief afwachten tot God iets doet, maar doet iets met wat God ons al heeft gegeven. Reddend geloof is door genade werkzaam, het wekt liefde op die inspanning met zich meebrengt en het biedt hoop die volharding eist (1 Thessalonicenzen 1:3). Verstandelijk geloof op zich kan ons niet behouden. Menselijk werk evenmin.
Onze geloofswerken bewijzen niet onze kracht, maar de werkzaamheid van God. God heeft het niet nodig dat wij Hem dienen (Handelingen 17:24-25). Hij dient ons en geeft ons Zijn leven! Ons onvermogen is zo oneindig groot dat wij simpelweg niet in staat zijn Hem te dienen. Zijn volmaaktheid is zo compleet, dat Hij niets van ons nodig heeft. Hij heeft geen behoeften waaraan wij kunnen voldoen. Nooit had iemand gedacht dat God geen dienaars zoekt, maar Zelf degenen wil dienen die op Hem wachten (Jesaja 64:4; 2 Kronieken 16:9; Markus 10:45). Elke stap die wij zetten in gehoorzaamheid, is een stap die Hij door Zijn Geest in ons bewerkt. Elk werk dat wij verrichten is bijkomende genade. Hoe meer wij Hem dienen, hoe meer wij bij Hem in het krijt staan. We kunnen God niets terugbetalen uit dankbaarheid, want alles wat wij geven komt al van Hem.