De stoel ging al weer omhoog. Yes! Ik was er dit jaar goed vanaf gekomen. Geen gaatjes. Precies op het moment dat ik met een triomfantelijke houding de stoel weer voor een jaar wilde verlaten, deed de tandartsassistente haar duit in het zakkie. ‘Het is misschien toch goed om nog even een foto van je gebit te maken.’ Waar was dat goed voor? Slechts voor de portemonnee van de smoelensmid?
Ik weigerde uiteraard niet en ging weer zitten. De stoel zakte langzaamaan weer terug in de gehate ligstand. Het tamelijk felle licht van de tandartslamp deed mijn pupillen krimpen. Onwillig maar gehoorzaam opende ik mijn mond opnieuw wagenwijd. Links. Camera erin, kaken op elkaar, klik. En rechts. Camera erin, kaken op elkaar, klik.
Ja, hoor. Hebbes. De tandarts had wat gevonden. Hij noemde een letter en een cijfer en nog wat moeilijke termen. En hij deed dat nogmaals. En nogmaals. En nogmaals. Ik tilde mijn hoofd op en lachte wat schaapachtig naar mijn familie tegenover me, druk overwegend of het écht geen 1 april was vandaag. Maar dat was het niet. Vier gaatjes.
Je snapt wel dat ik niet echt blij was met de tip van de assistente. En nog minder met de conclusie van de tandarts. Ik ben van huis uit toch meer van de struisvogelpolitiek: kop in ’t zand.
Eerlijk is eerlijk, wat het geloof betreft zijn we allemaal een beetje van die stroming. We horen liever niet wat er mis is. We bedekken de boel liever met een vrome glimlach en een gesloten mond. Niks zeggen. Alleen, de ooit ontstane gaten worden daardoor alleen maar groter…
Goed, vier gaatjes dus. Heel klein maar. En ze zaten er al, voordat ik naar de tandarts was gegaan. Hetzelfde geval als met je zonden. Of je er nu wel of niet mee naar de Hemelse Arts gaat, ze zijn er. Er moet nodig wat aan gedaan worden!
Oh ja. Ik leer nog wat van die vier gaatjes. Die zaten er dus ook al, voordat de tandarts een foto van mijn gebit had gemaakt. Wellicht kijk je tegen andere christenen op. Of misschien kijken mensen wel tegen jou op. En op het eerste gezicht zeg je enthousiast: ‘Wat een goede christen is die man!’ of: ‘Wat een gelovige vrouw is zij!’
Echter, als de lens er even goed op gezet wordt, en het felle licht alle donkere hoekjes beschijnt, dan kan het zo maar anders zijn. Dan zie je de ‘gaatjes’ plotseling zitten.
We hebben allemaal even hard die hemelse Arts nodig. Immers, net zoals een tandarts, kan Hij de ‘gaten vullen’. Met vergeving. Gelukkig maar. Al wordt dat waarschijnlijk wel een dure rekening…
Zeker waar. Er moest zó veel gebeuren; de rekening is onbetaalbaar hoog geworden. Maar wat een geluk. Of beter: wat een genade! Ik mag de rekening wegbrengen. Ik ben verzekerd!
‘Volle verzeek’ring, Jezus is mijn.’