Ik vind het vreselijk als ze zo’n aanbod doet. Zo vroeg ze het vanavond ook weer. Of ze mijn kast voor me ‘uit mocht mesten’. En waar menigeen zeer verguld zou zijn met zo’n aanbod, sloeg ik het snel met een vriendelijke glimlach af. De beruchte kast die voor haar al jaren een doorn in het oog is, bestempel ik als ‘keurig netjes’. En wat ik beschouw als ‘praktisch ingericht’, betitelt zij als ‘een zwijnenstal’.
Er is één simpele reden waarom ik haar aanbod tot reorganisatie altijd direct van de hand wijs. Ervaringen uit het verleden hebben mij geleerd dat wanneer moeders hand zich in de kast laat zien er niet veel overblijft van de inhoud van de kast. Oftewel: naarmate mijn volle kast leeg raakt, wordt de lege prullenbak een heel stuk voller. Het gevolg was altijd dat ik drie dagen aan het speuren was naar de nieuwe plek van bepaalde zaken, om vervolgens tot de conclusie te komen dat datgene waar ik naar zocht inmiddels al lang lag te verrotten op de vuilnisbelt.
Precies hetzelfde verhaal speelt zich af als God – met eerbied gesproken – een grote schoonmaak aanbiedt. Hij laat in Zijn Woord merken dat ons hart wel een beurt kan gebruiken. En wel een hele grote beurt…
Echter, ik sla Zijn aanbod altijd zo gauw mogelijk af. Simpelweg omdat ik het vaak ‘keurig netjes’ vind van binnen. En als ik op een zeldzame dag al stamelend toegeef dat het toch niet zo opgeruimd is als dat het leek, ben ik eerder geneigd om de boel zelf wat aan te pakken. Ik ben namelijk bang dat er teveel de deur uit moet als Hij de bezem erdoorheen haalt.
Precies hetzelfde verhaal, zo noemde ik het. Toch is er één groot verschil tussen beiden. Waar bij moeders opruiming de volle kast leeg wordt en de lege prullenbak vol, daar is het bij Gods grote schoonmaak nou juist precies andersom. Mijn volle prullenbak leegt Hij op Golgotha. En mijn lege hart vervult Hij met Zijn liefde.
Ik denk – nu ik dit zo schrijf – dat ik de deur toch eens open doe, als Hij nog een keer aanbelt.