Wil je ouders en hun kinderen pastoraal ondersteunen, besef dan dat hun wezenlijke behoeften liggen op het niveau van hun hart en die kun je, juist omdat je zelf ook schaap bent, met je eigen hart aanvoelen. Ga je over deze behoeften in gesprek, dan breng je tot stand waar de ander naar verlangt: een echte ontmoeting.
God sprak: „Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.” Hij weet aan hoeveel mensen, dingen, verschijnselen en gedachten wij autoriteit toekennen. Maar „niet voor Mijn aangezicht”, zegt Hij. Dus niet in Zijn blikveld en zeker niet in de kerk. Daar ligt de autoriteit bij de goede Herder, Die in Johannes 10 tegen een groepje onder-herders zegt: „Ik ben de Deur! Wil je toegang tot Mijn stal en tot Mijn schapen? Dan alleen via Mij en op Mijn manier. Met geen enkele vorm van kracht of geweld, alleen met de liefdevolle en integere kracht van Mijn Geest.”
Hij draagt ze ook op: „Heb uw naaste lief als uzelf.” Gelukkig vraagt Hij niet om ”filia” maar om ”agapè” (twee Griekse woorden voor ”liefde”). We hoeven niet tegen ieder te zeggen: „ik vind je lief”, maar wel: „ik geef om jou en daarom ben ik altijd loyaal aan jou”. Laat een onder-herder dus metterdaad loyaal zijn aan de schapen die hij mag weiden, net zo loyaal als hij aan zichzelf is.
Echt leiding
Daar zit voor veel ambtsdragers een vorm van pijn: men verwacht van hen veel liefde en een grote loyaliteit aan de kerk, aan de leer, aan de gemeente, aan hun taak. Zoveel dat het gemakkelijk ten koste gaat van het loyaal zijn aan zichzelf.
Onlangs zei ik tegen een groepje jongeren: „Soms denk ik: als jullie al een schaap willen zijn, dan een schaap zonder herder.” De reactie was: „Wij willen wel herders, maar dan herders die laten blijken dat ze zelf schaap zijn.”
Jongeren voelen heel goed aan dat elke pastor slechts een onder-herder is. Tegelijk hebben ze behoefte aan iemand die echt leiding geeft.
Dat loopt gelijk op met de ervaring van ouders: enerzijds hechten kinderen en jongeren aan wat hun ouders hun meegeven, anderzijds laten ze al jong blijken dat papa en mama niet het eind van alle tegenspraak zijn. En daarin hebben ze gelijk. De doorslaggevende autoriteit over hun leven ligt bij een Ander.
Wil je herder zijn voor deze ouders en via hen voor deze jongeren, wees dan een herder die schaap blijft, die maar één autoriteit erkent en leiding geeft met loyaliteit aan de Herder en aan zichzelf.
Geopende handen
Eén autoriteit erkennen, betekent dat angst en bezorgdheid niet (mee)regeren, dat je als ambtsdrager eerlijk spreekt over de valse autoriteiten in het leven van ouders en hun voeding geeft in hun eigen geloof.
Het karakter van deze autoriteit wil ik typeren als ”de autoriteit van de geopende handen”. Kenmerkend voor elke aardse machthebber is dat hij zijn handen balt of klemt, namelijk om datgene waarover hij macht heeft: zijn rijkdom, zijn status en rechten, zijn onderdanen.
Maar nooit heeft Jezus met gebalde vuisten gestaan. Nooit heeft Hij voor God en mensen Zijn handen hoeven sluiten om iets of iemand te behouden. Nooit heeft Hij mensen gegrepen en vastgeklemd. Integendeel: Hij zegende, Hij richtte op, Hij omhelsde, Hij spreidde Zijn handen uit naar de hemel. En het moment waarop Hij Zijn armen en handen het wijdst uitspreidde, aan het kruis, het moment van Zijn grootste zwakte en totale machteloosheid, dát moment was het uur van de overwinning over alle machten.
Je zult als ambtsdrager zó te midden van je schapen staan: zonder macht, zonder krampachtig vasthouden en verdedigen, zonder een overtuigende voorraad pedagogische adviezen, zonder die verlammende angst iets of iemand, laat staan jezelf te zullen verliezen. Zonder pretentie en ambitie en al helemaal zonder stiekem machtsmisbruik. Slechts met de kracht van geopende handen.
Begrip
Wie zo als schaap aan andere schapen leiding geeft, leeft in de overtuiging dat de eindverantwoordelijkheid voor ouders en hun kinderen bij Jezus ligt en niet bij zichzelf. Tegelijk geeft het je de vrijmoedigheid om echt herder te zijn, om te werken met de bevoegdheid die je hebt. En dat wordt zichtbaar in het concrete pastorale handelen.
Wil je ouders en hun kinderen pastoraal ondersteunen, onderdruk dan de neiging om naar meningen te vragen en standpunten en kerkelijke gewoonten te verdedigen. Want die liggen alleen maar op het niveau van het verstand.
De wezenlijke behoeften van die dwarse jongere en moedeloze vader liggen op het niveau van hun hart en die kun je, juist omdat je zelf ook een schaap bent, met je eigen hart aanvoelen. Ga je over deze behoeften het gesprek aan, dan breng je tot stand waar de ander naar verlangt: een echte ontmoeting.
Daar passen vragen bij als: „Hoe komt het dat je hier zoveel moeite mee hebt?” of: „Begrijp ik je goed dat je verlangt naar…?” of: „Kun je je voorstellen dat ik het als pijnlijk ervaar dat je dit zegt?”
Het mooie is dat er dan vanzelf ruimte komt om uitleg te geven, achtergronden te vertellen en eventueel standpunten van argumenten te voorzien. Nog mooier is de dubbele zegen die hierop volgt: bij die kritische jongere of die verdrietige moeder ontstaat begrip en dus een andere houding. En: als pastor krijg je de ruimte om een loyale vertegenwoordiger te zijn van de gemeente en vooral van de goede Herder.
Hoop
Zowel ouders als kinderen en jongeren hebben grote behoefte aan ontmoetingen. Jongeren willen oudere ‘schapen’ ontmoeten, zodat ze aan hen kunnen zien waar ze zelf naar zouden kunnen zoeken. „Geef ons gewoon een goed gesprek over geloof en wees niet bang dat wij misschien een andere mening hebben”, zei onlangs een jongere. Hetzelfde geldt voor ouders die uiting geven aan opvoedingsverlegenheid: ze willen ontmoetingsmomenten en ontmoetingsplekken waar ouders elkaar van inzichten en ideeën en dus van bemoediging kunnen voorzien.
Er zijn veel vaders en moeders die zich zorgen maken om hun kinderen en bij zichzelf vaststellen dat ze met overvolle hoofden en een bedroevend klein beetje geloof, hoop en liefde in de opvoedingspraktijk staan. Zij hebben geen behoefte aan ambtsdragers die pedagogische richtlijnen komen geven. Ze kijken uit naar leidinggevenden die in eigen persoon een teken van hoop zijn. Die mij als vader na een pastorale ontmoeting achterlaten met een beetje meer hoop, met een beetje meer vertrouwen in Jezus en in mijn kinderen, met een beetje meer moed om hun te laten blijken dat ik om hen geef.
Daarom namens al die vaders en moeders een vraag aan alle onder-herders: „Mogen wij, als we u in uw pastorale praktijk ontmoeten, iets van Jezus ontmoeten?” Híj geeft ons hoop en hoop op Hém doet opvoeden.
Dit artikel is een verkorte weergave van de lezing die Laurens Snoek in januari ’19 hield tijdens het ambtsdragerssymposium ”Heilige huizen” in Ede en dit artikel is eerder gepubliceerd door het RD op 1 februari 2019. >>rd.nl/weerwoord