Justus Bulaeus (ca. 1580-1611), predikant in Rijnsaterwoude, preekte op Nieuwjaar 1603 over de besnijdenis van onze Heere Jezus Christus (Lukas 2:21), zoals dat gebruikelijk was. Hij sluit zijn preek af met een mooie, indringende toepassing: een oproep tot geloof, tot vertrouwen op Christus en om ‘in een nieuw, godzalig leven te wandelen’.
Na deze uitleg wil ik de geschiedenis van de besnijdenis van Jezus Christus op onszelf toepassen. Laten we er drie dingen uit meenemen: een element uit de geloofsleer, een vertroosting en een vermaning.
In deze Jezus moeten we geloven
Uit de geloofsleer moeten we onthouden dat dit Kindje, geboren uit de maagd Maria, niet zomaar door mensen een naam is gegeven. Nee, Hij is op goddelijk bevel Jezus genoemd, dat wil zeggen, Zaligmaker. Die naam draagt Hij niet tevergeefs, want Hij is ook inderdaad een Zaligmaker, die Zijn volk verlost van hun zonden. Hem moeten we belijden en volgen. In Hem moeten wij geloven en op Hem moeten we vertrouwen als de ware, enige en volkomen Zaligmaker. In Hem alleen moeten we de verlossing van zonden zoeken en alle zaligheid. Want zó zegt Petrus het in Handelingen 4:12: ‘De zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.’
Een zalig Nieuwjaar
Hieruit kunnen we vervolgens ook een heerlijke troost afleiden voor alle gelovigen. Deze troost geldt in het bijzonder voor hen die door de overdenking van hun verdorvenheid, zonden en gebreken soms alle moed verliezen. De troost ligt hierin dat we weten dat Jezus is besneden en zich zo aan de wet heeft onderworpen. Hij deed dat voor ons: om ons van het strenge oordeel en van de vloek van de wet te bevrijden.
De naam Zaligmaker draagt Hij niet tevergeefs, want Hij is ook inderdaad een Zaligmaker, die Zijn volk verlost van hun zonden.
Juist hierdoor heeft Jezus Christus ons een zalig en gelukkig Nieuwjaar geschonken. Dat is ook precies de reden waarom Hij naar de aarde is gezonden, zoals we dat lezen in Jesaja 61:1-2: ‘om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. (…) om te verbinden de gebrokenen van hart, om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis; om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE (…); om alle treurenden te troosten.’ Zo staat het ook in Hebreeën 2:15: ‘(…) en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren’.
Een nieuw jaar – een vernieuwd leven?
De vermaning die we uit deze geschiedenis mee naar huis moeten nemen, is een oproep tot heiliging en vernieuwing van ons leven. (…)
Wat een schande is het als het kalenderjaar zich vernieuwd, maar wij onveranderd blijven.
Laten we vergeten wat achter ons ligt en ons uitstrekken naar wat voor ons ligt (Filippenzen 3:14). Laten we nieuwe mensen worden. ‘Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen’ (Efeze 4:28). Wie in dronkenschap, onkuisheid, haat en nijd heeft geleefd, moet dat loslaten. Laat hem rechtvaardigheid, geloof, liefde en vrede najagen (2 Timotheüs 2:22).
Wat een schande is het als het kalenderjaar zich vernieuwd, maar wij onveranderd [‘oude knechten’] blijven; als wij veel jaren ontvangen en maar weinig vorderen in heiliging. ‘Wie rechtvaardig is, laat hij nog meer gerechtvaardigd worden’ (Openbaring 22:11). Laat wie een goede en vruchtbare wijnrank is, pogen nog meer vrucht te dragen. ‘Goedertierenheid en trouw ontmoeten elkaar, gerechtigheid en vrede kussen elkaar. Trouw komt op uit de aarde, gerechtigheid ziet uit de hemel neer. Ook geeft de HEERE het goede’ (Psalm 85:1-13).
Bron: Justus Bulaeus, Huys-Postille (Amsterdam 1618), 135-136, 137 – hertaling Kees de Wildt.