Binnen het kerkverband waartoe ik behoor (de Zuidelijke Baptisten) hebben we de slag om de onfeilbaarheid van de Bijbel gewonnen. Geen enkele denominatie of gemeente die zo’n overwinning heeft behaald, kan echter tevreden achterover leunen. Behoudende gemeenten mogen de onfeilbaarheid van de Schrift dan wel aanvaarden, maar in de praktijk ontkennen ze nog altijd de algenoegzaamheid van Gods Woord. We kunnen wel zeggen dat de Bijbel Gods onfeilbare Woord is, maar verkondigen we de Schriften ook echt vanaf de preekstoel?
In feite heerst in veel evangelicale gemeenten op dit moment een geestelijke hongersnood. Het is geen uitzondering dat de namen van populaire tv-programma’s terugkomen in de thema’s van prekenseries. In de prediking draait het om de vraag wat er nodig is voor een goed huwelijk of hoe je kinderen in deze tijd het beste kunt opvoeden. Begrijp me goed, het is nuttig en nodig om in de preek aandacht te besteden aan thema’s rond opvoeding en relaties, maar doen zich al snel twee problemen voor.
Ten eerste is er vaak nauwelijks aandacht voor wat de Bijbel zelf eigenlijk over deze onderwerpen leert. Hoe veel preken over het huwelijk bouwen nu echt voort op wat Paulus in Efeze 5:22-33 zegt over de rollen van man en vrouw? Of zijn we misschien verlegen met de bijbelse boodschap?
Ten tweede – en dat is misschien nog wel erger – zijn dit soort preken vrijwel altijd heel horizontaal. Ze vormen week in week uit het hoofdmenu voor de gemeente. Aan het theologische wereldbeeld dat Gods Woord doortrekt en de basis vormt voor alles in dit leven, wordt in stilte voorbijgegaan. De preken veranderen in moralistische praatjes waarin we tips krijgen voor een gelukkig leven.
Preken naar behoefte
Veel gemeenten zijn zich daar helemaal niet van bewust. De morele levensstandaard die in dit soort preken wordt aangeprezen is tenslotte in lijn met Gods Woord, of in ieder geval voor een deel. Zulke preken voorzien in een behoefte, voor zowel gelovigen als ongelovigen.
Voorgangers zijn intussen ook gaan geloven dat ze hun preken moeten larderen met verhaaltjes en voorbeelden, om zo hun boodschap nog eens te onderstrepen. Natuurlijk, elke goede predikant gebruikt voorbeelden. Maar preken kunnen zo tjokvol anekdotes zitten dat de theologie geheel ontbreekt.
Ik heb evangelicals regelmatig horen beweren dat qua theologie wel goed zit met evangelicale gemeenten omdat gemeenteleden niet klagen over wat we hun voorschotelen. Dat soort opmerkingen vind ik nogal zorgwekkend. We hebben als voorgangers de verantwoordelijkheid om ‘heel het raadsbesluit van God’ te verkondigen (Handelingen 20:27). Of we aan onze roeping beantwoorden, wordt niet bepaald door de mening van de meerderheid. We moeten ons laten leiden door wat de Schrift van ons vraagt. Misschien is de gemeente nog nooit echt onderwezen in Gods Woord, zodat ze het niet eens merken dat wij als voorgangers tekortschieten.
Paulus waarschuwt dat ‘wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen’ (Handelingen 20:29). Op een andere plaats zegt hij: ‘Er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels’ (2 Timotheüs 4:3-4). Als de wensen van onze gemeenteleden gaan bepalen hoe wij preken, zit ketterij in een klein hoekje. Ik zeg niet dat onze gemeenten per definitie ketterse gemeenten zijn, maar wel dat Gods Woord de toetssteen moet zijn in plaats van de mening van de meerderheid. Predikanten en voorgangers zijn geroepen om de kudde te voeden met Gods Woord, niet om te preken wat de mensen willen horen.
Ketterij op de loer
Maar al te vaak rusten wij als voorgangers onze gemeenteleden slecht toe. Stel je voor wat er gebeurt als we de gemeente wekelijks een moralistische prediking voorschotelen. Ze leren misschien om vriendelijk te zijn, vergevingsgezind, een goede echtgenoot of een lieve echtgenote (allemaal prachtig natuurlijk!). Ze warmen zich aan de prediking en worden er misschien ook wel door opgebouwd. Maar als de theologische basis ontbreekt, ligt de wolf van de ketterij meer dan ooit op de loer. In welke zin? Niet dat de voorganger zelf een ketter is. Hij is misschien wel voluit orthodox en zuiver in zijn theologie. En toch, hij gaat er ten onrechte van uit dat die theologie wel in zijn prediking naar voren komt. Hij verzuimt om de verhaallijn en de theologie van de Bijbel aan zijn gemeente te verkondigen.
En een jaar of tien, twintig later zal de gemeente misschien onbewust en met de beste bedoelingen een meer vrijzinnige predikant beroepen. Die nieuwe voorganger zal in zijn preken ook benadrukken dat mensen goed, vriendelijk en barmhartig moeten zijn. Hij zal ook wijzen op het belang van een goede huwelijken en dynamische relaties.
De mensen in de kerkbank zullen het verschil misschien niet eens horen, want zijn theologie klinkt net als de theologie van de behoudende predikant die de gemeente voor hem gediend heeft. En in zeker opzicht hebben ze nog gelijk ook, want de vorige voorganger heeft zijn theologie in feite helemaal niet verkondigd. De behoudende predikant geloofde in de onfeilbaarheid van de Schrift, maar niet in de algenoegzaamheid ervan: hij heeft niet alles wat Gods Woord leert aan de gemeente voorgehouden.
Evangelisatie zonder evangelie
Het gebrek aan kennis van bijbelse theologie wordt voortdurend zichtbaar. Ik moet denken aan twee voorvallen in de afgelopen tien jaar waarbij mensen opgeroepen werden om naar voren te komen. In het eerste geval ging het om een bijeenkomst in een groot stadion, met een spreker van wie ik de naam vergeten ben. De preek was bedoeld als evangelieverkondiging, maar het evangelie kwam in feite niet eens aan de orde. Er werd niets gezegd over de gekruisigde en opgestane Christus. Geen woord over de reden waarom Hij moest lijden en sterven. En ook de vraag waarom we uit genade zalig worden en niet uit de werken werd niet gesteld. Duizenden kwamen naar voren en werden binnengehaald als nieuwe gelovigen. Maar ik fronste mijn wenkbrauwen en vroeg me af wat er werkelijk gaande was. Ik bad dat ten minste sommige echt tot geloof waren gekomen, misschien omdat ze al eerder een keer kennis hadden genomen van de boodschap van het evangelie. Hetzelfde gold voor een kerkdienst waar ik te gast was. De voorganger deed een emotionele oproep om ‘naar voren te komen’ en ‘gered te worden’, maar het evangelie legde hij niet uit.
Dit soort prediking vult onze kerken met onbekeerde mensen, en dat is dubbel gevaarlijk: ze hebben van voorgangers gehoord dat ze bekeerd zijn en hun zaligheid nooit meer kunnen verliezen, terwijl ze nog altijd verloren zijn. Bovendien worden ze vanaf dag één alleen maar blootgesteld aan het nieuwe evangelie voor deze postmoderne tijd: wees lief voor elkaar.