29 maart 2021

Jezelf zijn op de preekstoel, dat heb ik ook moeten leren

door:

Tags:

Toen Phillips Brooks prediking definieerde als ‘de waarheid gebracht door een persoonlijkheid’ doelde hij ongetwijfeld op je eigen persoonlijkheid en niet die van een ander. Het heeft even geduurd, maar ik heb tegenwoordig eindelijk het idee dat ik weet hoe ik mezelf moet zijn op de preekstoel. Geen idee of mijn preken daar beter of juist minder goed door zijn geworden. Maar het betekent in ieder geval dat mijn preken nu authentieker, gelijkmatiger en prettiger om naar te luisteren zijn. Ik weet dat ik als voorganger nog veel moet leren, en ik hoop dat ik over tien jaar nog steeds de opmerking krijg (ook al kan het soms een beetje ongemakkelijk zijn): ‘je preken zijn in de loop der jaren wel beter geworden.’ Maar in ieder geval heb ik het idee dat ik eindelijk de waarheid breng door mijn eigen persoonlijkheid.

Zoals de puriteinen

Voor veel jonge predikanten – en ook voor heel wat oude rotten in het vak – is het een worsteling om hun eigen stijl te ontdekken. Ik ben daarop geen uitzondering. Tijdens mijn studie heb ik de reformatoren en de puriteinen verslonden. Alles wat ik las leek ofwel honderden jaren geleden geschreven dan wel vertaald te zijn. Teksten die ik in die tijd schreef (ik preekte in die tijd nog niet zo veel) zouden stuk voor stuk grote kanshebbers zijn geweest in een wedstrijd ‘schrijven alsof het rechtstreeks uit het Latijn vertaald is’. Ik schreef gerust zinnen die een halve pagina besloegen. Ik gebruikte ouderwetse zinsconstructies en veel te veel woorden.

Was het tenslotte geen duidelijk kenmerk van vroomheid om archaïsche woorden als ‘betrachten’, ‘razernij’ en ‘vermetelheid’ te gebruiken?

Een professor waar ik heel veel van geleerd heb, daagde me uit om voor mijn tijdgenoten te schrijven, niet voor de tijdgenoten van mijn grote voorbeelden. Dat was op dat moment een pijnlijke les. Ik wist toen ook niet of ik het helemaal met hem eens was. Was het tenslotte geen duidelijk kenmerk van vroomheid om archaïsche woorden als ‘betrachten’, ‘razernij’ en ‘vermetelheid’ te gebruiken? Niet dus. Ik moest leren om mezelf te zijn en om niet als een puritein te klinken. (Overigens had een van mijn studiegenoten in die tijd een fantastisch t-shirt waar op stond: ‘Vliedt archaïsch taalgebruik.’ En uitgerekend hij was degenen die tijdens zijn hele studententijd verkering had. Zo zie je maar.)

Zoals de docent homiletiek

Later in mijn studie begon het me op te vallen dat veel van mijn klasgenoten precies zo klonken als hun docent homiletiek. Dat komt nog steeds veel voor. Het maakt niet uit waar je komt, hoogleraars preekkunde blijken heel wat klonen voort te brengen. Dat is voor een deel te wijten aan docenten die te veel nadruk leggen op hun manier van preken – dat is meestal de stijl die wel bij hen past, maar niet noodzakelijk bij al hun studenten.

We zijn zo wanhopig op zoek naar een identificatiefiguur dat we uiteindelijk alles kopiëren van mensen tegen wie we opkijken, met name als het gaat om degenen die ons leren preken.

Maar de studenten zijn zelf ook deels verantwoordelijk. We zijn zo wanhopig op zoek naar een identificatiefiguur dat we uiteindelijk alles kopiëren van mensen tegen wie we opkijken, met name als het gaat om degenen die ons leren preken. Op Gordon-Conwell liepen bijvoorbeeld heel wat Haddon Robinsonnetjes rond. Dat wil niet zeggen dat al die studenten uiteindelijk geen goede predikanten kunnen worden, maar ze moeten zich wel realiseren dat er maar één Haddon Robinson is. En dat zij dat niet zijn!

Zoals John Piper

Hoewel ik met veel zegen naar de preken van Robinson heb geluisterd, was ik meer geneigd om andere voorgangers na te doen. Ik moet tijdens de eerste jaren van mijn loopbaan als predikant regelmatig als een (heel slechte) versie van John Piper hebben geklonken. Ik luisterde in die tijd zo veel naar Piper, dat ik zeker weet dat ik Piperiaans was in mijn gebeden, in mijn onderwerpkeuze en zelfs in de manier waarop ik ‘vreugde!’ zei. Begrijp me niet verkeerd, ik schaam me er niet voor dat ik veel van Piper heb geleerd en door hem beïnvloed ben. Ik zou mijn preken zo voor die van hem willen inruilen. Maar hij zou waarschijnlijk de eerste zijn om te zeggen: ‘Je moet hetzelfde evangelie verkondigen als ik, maar je hoeft het niet precies zo te brengen.’ Het heeft een aantal jaar geduurd, maar inmiddels heb ik me er wel mee verzoend dat ik John Piper niet ben. Ik ben gewoon niet dezelfde persoonlijkheid, laat staan dat ik dezelfde talenten heb.

Het heeft een aantal jaar geduurd, maar inmiddels heb ik me er wel mee verzoend dat ik John Piper niet ben.

Er zijn in de loop der tijd meerdere voorgangers geweest die ik graag had willen evenaren. Ik mocht willen dat ik op dezelfde manier en met even veel humor een tekst kon uitdiepen als Alistair Begg (natuurlijk inclusief zijn accent). Ik zou net zo’n antenne voor de heersende cultuur willen hebben als Tim Keller, en net zo origineel willen zijn als hij. Ik zou het heerlijk vinden als ik net zo grappig en bescheiden zou kunnen zijn als C.J. Mahaney. Ik heb me regelmatig afgevraagd hoe het zou zijn om zo recht voor je raap te zijn als Driscoll, of zo intelligent als Carson (ik heb weleens geprobeerd om ‘Jesaja’ net zo uit te spreken als hij, maar niemand trapte erin). En hé, ik heb zelfs bedacht hoe tof het zou zijn om even cool over te komen als Rob Bell.

Zoals jezelf

Door de jaren heen heb ik verschillende manieren uitgeprobeerd om de boodschap over te brengen. Ik heb gepreekt zonder briefje, met een halve pagina aan preekaantekeningen en met een woord voor woord uitgeschreven manuscript. Simpelweg omdat bepaalde predikanten waar ik tegenop kijk het zo deden. Maar wat het beste bij mij en mijn preekstijl past, is iets wat het midden houdt tussen een compleet uitgeschreven preek en een briefje met onleesbare krabbels. Docenten homiletiek zullen het me misschien niet in dank afnemen, maar soms moet je gewoon proberen uit te vinden wat voor jou het beste werkt. Er zullen zeker bepaalde principes zijn die voor alle goede prediking gelden, maar er komt ook een heleboel ‘geen idee waarom, maar dit werkt voor mij het beste’ bij kijken.

Een van de moeilijkste dingen die een voorganger moet leren, is om gewoon zichzelf te zijn. Dat is vooral voor beginners een hele kunst.

Sinds ik ben bevestigd als predikant heb ik naar schatting bijna 500 keer gepreekt. Ik denk dat ik zo’n 450 diensten nodig had om mijn eigen stijl te ontdekken. Dat wil niet zeggen dat al die preken slecht of nep waren. Ik heb echt geen Schotse tongval geveinsd of jeugdherinneringen opgehaald uit een of ander dorpje in South Carolina waar ik zelf nooit ben geweest. Maar zo veel tijd heeft het me gekost om de les van Paulus te leren: ‘Door de genade van God ben ik wat ik ben.’

Een van de moeilijkste dingen die een voorganger moet leren, is om gewoon zichzelf te zijn. Dat is vooral voor beginners een hele kunst. Je hoeft de gedrevenheid, de humor en de belezenheid van een ander niet zelf te etaleren. En je hoeft je eigen persoonlijkheid niet op te geven omdat een van je grote voorbeelden toevallig iets anders in elkaar steekt dan jij. Blijf vooral leren van anderen, maar je gemeente komt op zondag naar de kerk om jou te horen preken, niet om iets te zien van de predikant die je had willen zijn. Laat je karakter voortdurend gelouterd worden door de Geest van God. Laat de waarheid van Gods Woord door jouw eigen persoonlijkheid heen schitteren. Preek als een sterfelijk mens voor sterfelijke mensen. En vergeet niet om jezelf te zijn.