Ze komt binnen. Wordt van top tot teen opgenomen. De jury-meneer roept het fluisterend uit: O-M-G. De juryvrouw zegt: ‘Jij bent een knapperd!’ Gecheckt. Er wordt gefloten terwijl ze staat op de stip van het programma Idols. Het woordje dat letterlijk afgodsbeeld of verafgoding betekend. Een talenten programma. Nederland kijkt, het vlees bezwijkt. Knap hoofd. Knap lichaam. Knappe vleeskeuring. Haar zang talent was niet bijster: ‘Maar mén, wat ben jij knap zeg.’ Het woord: ‘Oogverblindend’ wordt de ruimte in geslingerd. Zo komen er nog heel wat kandidaten binnen. Worden gekeurd en naar de mate van de knapheid wordt de slogan nog een keer herhaald: ‘Jij bent écht een Idol.’
Complimenten van goedkoop genre vliegen over de Nederlandse schermen de huiskamer van de mens in. Ze zien het beeld van de mens op het beeld en checken daarna zichzelf in de spiegel. Maar het is stil. Niemand zegt het tegen ze: ‘Jij bent écht een Idol.’
Of wel? Is het ze gezegd in een diep verleden in een hof? ‘Je zult als God zijn als je hiervan eet.’ Ze aten. Verafgode zichzelf. Spraken het tegen zichzelf toen ze een simpele hap uit een vrucht namen: ‘Ik ben écht een Idol.’ Vanaf dat moment is de Schepper Zijn mens kwijt. Verloren aan de stem die ze attendeerde op het kennen van het goed en het kwaad. De mens schaamt zich. Bedekt zich. Ze zijn hun Schepper kwijt. De Schepper bij Wie ze zich geaccepteerd voelde, geliefd en gehoord. Wandelende met Hem, luisterend naar Zijn stem in de wind. Ze zijn het kwijt.
Maar de Schepper zocht door naar het schepsel wat zich verborg voor Zijn aangezicht. ‘Waar ben je?’ Gevonden in zelfgemaakte bedekking van schaamte, vond Hij ze terug. Wees ze terecht en bracht hen een belofte die de schaamte weg zou nemen. Nam de bladeren van hen af en maakte met Scheppende zorg kleren van huiden en kleedde hen daarmee.
En daar sta je. Voor de spiegel van de wereld staar je in stilte naar jezelf. Maar niemand zegt het tegen je: ‘Jij bent écht een Idol.’ Bevestiging niet gevonden. Maar bij elke hap in het tegengestelde van het goede wil je het voor jezelf bevestigen: ‘Ik ben écht een Idol.’
Gekleed met zelfgemaakte kleren van vrolijkheid, maakbaarheid, idealistische plamuur, godsdienstige vroomheid of grote woorden verstop je je voor de Schepper. Verberg jij je voor Zijn aangezicht terwijl je de schreeuw uit scherpe liefde hoort: ‘Waar ben je?’
Je zegt niks maar verstopt je nog dieper en vergeet de Schepper, blind starende op de spiegel die voor je staat schreeuw jij het tegen jezelf: ‘ik bent écht een Idol.’ Of het willen worden, het diep gewortelde schreeuw verlangen om gezien te worden. ‘Ik wil een Idol zijn. ‘
David de psalmdichter en koning staat voor de spiegel. De spiegel van Zijn Schepper. In volle verwondering stromen de woorden als levend water uit zijn mond. ‘Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed. Mijn beenderen waren voor U niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben en geborduurd werd in de laagste plaatsen van de aarde. Uw ogen hebben mijn ongevormd begin gezien, en zij allen werden in Uw boek beschreven, de dagen dat zij gevormd werden, toen er nog niet één van hen bestond.’
David heeft de Schepper horen spreken: ‘Geef het op en weet dat Ik God ben.’ David weet in zijn zingende woorden, meer dan ooit dat hij mens is tot in het diepst van zijn hart. En weet daardoorheen ook in volle verwondering meer dan ooit dat hij gemaakt is door de Schepper die hem kent, ziet en heeft gevonden.
Ik en jij willen niet terug naar God. Maken onszelf tot een plaatsvervangend god. Maar God Zelf, de Schepper van hemel en aarde, wil jou en mij wel terug.
Staande voor de spiegel spreekt Hij het je toe: ‘Geef het op en weet dat Ik God ben. Leg de kleren van de leugen af en spreek de waarheid naar Mij en je naaste. Ik bekleed je met de nieuwe mens, die overeenkomstig Mijn beeld is geschapen, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.’
God is Zijn mens kwijt en stuurt de Mens Christus. Zodat als jij je laat vinden, in de spiegel mag kijken en biddend gaat danken: ‘de Zoon maakt mij Zíjn beeld gelijk.’
God wil échte mensen. Dan zien mensen geen idol meer in je, maar Jezus. Je wordt zoals God je bedoeld heeft. Je bent echt!