Sommigen zeggen dat satans grootste truc is dat hij de wereld ervan overtuigt dat hij niet bestaat. Satan is de grote bedrieger, streeft ernaar om zijn bestaan uit onze gedachten te wissen en ons te laten geloven dat alles wat de Bijbel leert over hem slechts mythes, legendes en oude volksverhalen zijn – verouderde verhalen die geen plaats hebben in onze verlichte en comfortabel dappere nieuwe wereld.
De duivel is de vader van de leugen (Johannes 8:44) en de misleider van de volken (Openbaring 20:3, 8). Hij doet zich voor als een engel van licht (2 Korinthe 11:14) en hij zal er alles aan doen om ons te doen vergeten dat hij bestaat en om ons te doen leven alsof hij niet bestaat. Als gelovigen weten wij dat satan bestaat, maar velen van ons stappen nog steeds in zijn subtiele val door hem te negeren en te hopen dat hij ons alleen zal laten.
De houding die ik het meest vrees
Maar net zoals we geen pagina van de Schrift kunnen lezen zonder tegen de soevereiniteit van God aan te lopen, kunnen we niet heel lang lezen zonder oog in oog te komen staan met de harde realiteit van de kracht van de boze. En dus erkennen we dat we zijn bestaan niet volledig kunnen negeren.
Omdat we veel te vaak leven op basis van wat we zien, en niet door geloof – terwijl we denken dat we ons christenleven ook wel kunnen leven als geestelijke luiaarden – trappen we in satans val door te denken dat hij er niet echt is, of in ieder geval is hij niet erg actief. Want het is uiteindelijk toch een stuk aangenamere gedachte om te geloven dat hij niet in de buurt is, of in ieder geval om te geloven dat wij een niet belangrijk genoeg doelwit zouden zijn voor satan om tijd aan te besteden.
Hoewel alle ware gelovigen weten dat satan bestaat, zijn velen gezwicht voor het idee dat geestelijke strijd niet echt een big deal is. Ik ben bang dat er zelfs christenen zijn die terwijl zij dit nu lezen, tegen zichzelf zeggen: ‘Ja, okay, sure, ik weet dat satan bestaat, en ja, ik weet dat geestelijke strijd echt is, maar ik geloof niet dat ik echt iets aan die geestelijke strijd kan doen.’ Dat is de houding die ik het meest vrees voor mijzelf, mijn gezin en voor de gemeente die ik dien.
Als wij niet van God waren
We strijden tegen kosmische krachten – ‘geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten’ (Efeze 6:12). Deze machten van het kwaad hebben hun zinnen gezet op alle ware gelovigen, en ze zijn meedogenloos.
Paulus leert ons dat de god van deze wereld de gedachten van de ongelovigen heeft verblind zodat zij het licht van de glorie van het Evangelie van Christus niet zien (2 Korinthe 4:4). De implicatie is dat in het verblinden van hun gedachten, de satan zich vervolgens volledig kan focussen op de volgers van zijn vijand. Het lijkt zeker zo te zijn dat satan, voordat wij op Christus vertrouwden, onze vijand was, maar lang niet in de mate waarin hij onze vijand is nu wij op Christus vertrouwen.
Als wij gezegend zijn om in een christelijk gezin op te groeien, dan was hij ongetwijfeld de vijand van ons gezin. Maar sinds we op Christus zijn gaan vertrouwen, hebben we Christus verkregen en Zijn rechtvaardigheid door met Hem verenigd te zijn voor eens en altijd. Als resultaat hiervan is Christus’ grootste vijand op een belangrijke manier onze vijand geworden, en is hij met zijn vlammende pijlen meer op ons gaan richten, met als doel om ons neer te halen. Zoals Thomas Brooks schreef: ‘Als God mijn vriend niet was, zou satan nooit zo erg mijn vijand zijn.’
Normale maar dodelijke wapens
Hoewel we weten dat satan en zijn gretige dienaren ons niet kunnen bewonen of controle uitoefenen over onze geest, weten we ook dat onder de soevereiniteit van God, ze ons grote schade kunnen aanbrengen. Maar in plaats van leven met een minimalistisch beeld van wat satan allemaal niet zal doen, en in plaats van leven als praktische deïsten alsof de Heilige Geest niet levend en actief is, en in plaats van leven als gereformeerde deterministen alsof secundaire oorzaken en secundaire middelen irrelevant zijn, moeten we onthouden dat God soeverein is, niet alleen over de afloop van alle dingen, maar ook over de middelen om bij die afloop te komen.
Daarom moeten we ons volledig inspannen om gebruik te maken van de middelen die onze Heer ons gegeven heeft om te vechten. Hij heeft ons de middelen van genade gegeven, en dit zijn ook de middelen voor ons dagelijkse gevecht, namelijk: het woord van God, gebed, de doop en het avondmaal. Hij heeft ons de dag des Heren gegeven en Hij heeft ons wekelijkse samenkomsten van aanbidding met onze familie gegeven, waar we onze strijdliederen van overwinning zingen en uitspreken en het geloof, eens voor altijd overgeleverd aan de heiligen, bevestigen.
We moeten het kwaadaardige werk van satan, dat ontworpen is om ons juist af te houden van het regelmatig bijwonen van deze middelen van genade, niet onderschatten. Onze Heer heeft ons bovenal Zichzelf gegeven in Christus, en Hij heeft ons de Heilige Geest gegeven. En onze Beschermer slaapt of sluimert nooit (Psalm 121:3-4), en in Hem zijn we meer dan overwinnaars (Romeinen 8:37) omdat Hij die in ons is, groter is dan hij die in de wereld is (1 Johannes 4:4).
We kunnen niet onvoorbereid zijn
We moeten voorbereid zijn. We moeten erkennen dat de strijd echt is en om ons heen woedt, en we moeten klaarstaan om te vechten, want het is een gevecht om onze harten, onze huwelijken, onze kerken, onze kinderen, onze tijd, onze talenten, onze woorden, onze portemonnees, onze motieven, onze hoop, onze blijdschap. We kunnen niet doen alsof deze zaken ontoegankelijk zijn voor onze aanklager.
We kunnen niet een beetje door ons christenleven heen lanterfanten. We kunnen niet leven alsof we weerloos zijn. We kunnen onszelf niet toestaan om onwetend te zijn over satans listige plannen. We kunnen angst en bezorgdheid niet toestaan de overhand te krijgen, en we moeten bidden om sterk en moedig te zijn, omdat de Heer met ons is, voor ons is en in ons is. We kunnen onszelf niet toestaan om overrompeld te worden, maar te vaak worden we dat wel, omdat we te vaak de harde realiteit van geestelijke strijd vergeten.
En hoewel we de gedachten van God niet kunnen kennen, en hoewel we niet onfeilbare uitleggers zijn van de voorzienigheid van God of het werk van de boze, weten we dat God soeverein is, weten we dat satan aan het werk is, en weten we dat voor hen die God liefhebben en geroepen zijn overeenkomstig zijn voornemen alle dingen meewerken ten goede, overeenkomstig het welbehagen van Gods wil en voor Gods glorie (Romeinen 8:28).
Zijn woede kunnen we doorstaan
En hoewel deze wereld gevuld met duivels
Ons bedreigt te vernietigen,
We zullen niet vrezen, want God heeft gewild
Dat Zijn waarheid door ons zou zegevieren.
De Prins van Duisternis onverbiddelijk,
We beven niet voor hem.
Zijn woede kunnen we doorstaan,
Want, zie, zijn ondergang is zeker.
Een klein woord zal hem doen vallen.
– Maarten Luther
Sinds we zijn gerechtvaardigd door genade alleen, door geloof alleen en dankzij Christus alleen (Efeze 2:8-10) en onze Vader ons gelijkvormig maakt aan het beeld van Zijn Zoon (Romeinen 8:29), zal Hij, net zoals Jezus verzocht werd in alles op dezelfde wijze als wij, maar zonder zonde (Hebreeën 4:15), toelaten dat wij op allerlei manieren verzocht zullen worden door de verleider (1 Korinthe 10:13). Om die reden leerde Jezus ons te bidden naar onze Vader in de hemel, ‘verlos ons van de boze’ (Mattheüs 6:13).
En terwijl de Geest ons gelijkvormig maakt, moeten we ons scherper bewust worden van de listige plannen van onze vijand, zodat satan ons niet te slim af zal zijn of dat we onwetend zullen zijn over zijn bedoelingen (2 Korinthe 2:11). In plaats daarvan, wees meer waakzaam terwijl hij rondgaat ‘als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden.’ (1 Petrus 5:8), zodat we ten alle tijden de strik van de duivel zouden ontvluchten (2 Timotheüs 2:26), overtuigd rustende in het feit dat in Christus, door Zijn onderhoudende genade, we zullen volharden tot het einde, omdat Christus de kop van satan en zijn nageslacht heeft verbrijzeld, en dat de God van de vrede spoedig satan zal verbrijzelen onder onze voeten (Genesis 3:15; Romeinen 16:20).