Hoe moeten we Maria, de moeder van Jezus de Messias, zien? Daar zijn Protestanten en Katholieken het al 500 jaar grondig over oneens. We moeten eerst begrijpen wat de Katholieken leren over Maria, voor we kunnen bekijken waarom Protestanten het daar niet mee eens zijn.
Allereerst moeten we opmerken dat de visie op Maria die nu door de Rooms-Katholieke Kerk wordt aanvaard, langzaamaan ontwikkeld is. Voor katholieken is dogmatische ontwikkeling geen probleem, omdat zij geloven dat zowel de Schrift als traditie autoriteit hebben.
Punten van overeenstemming
Dit artikel focust vooral op de verschillen in de visie op Maria tussen Rooms-Katholieken en Protestanten. Toch moeten we ook kort iets zeggen over enkele punten waar we het wel over eens zijn. Allereerst zijn we het erover eens dat Maria een godvrezend iemand was. Daarbij was zij in veel opzichten een voorbeeld-discipel. God koos haar om de moeder van Zijn Zoon te zijn en Maria’s nederige antwoord aan de engel, waarin ze gewillig was om te doen waartoe God haar riep, is een voorbeeld voor ons (Lukas 1:38).
Ten tweede zijn we het erover eens dat Jezus werd geboren uit een maagd – dat Jezus op een wonderlijke manier is ontvangen in Maria’s baarmoeder door de werking van de Heilige Geest (Mattheüs 1:18-23, Lukas 1:34-35).
Ten derde zijn we het eens met de theologische conclusie van het Concilie van Efeze (431 na Chr.) dat Maria de ‘moeder van God’ (theotokos) is. Deze bevestiging was nodig om een Nestoriaans dwaling met betrekking tot Jezus Christus tegen te gaan. In die visie werden de twee naturen van Jezus namelijk benadrukt ten koste van Zijn ene Persoon-zijn. Ook lag, in de belijdenis van het Concilie van Efeze, de focus niet op Maria, maar op Jezus. Niettemin was Maria ‘gezegend’ (Lukas 1:42, 48) en ‘begenadigd’ (Lukas 1:28, 30) vanwege het voorrecht om de God-mens, de tweede persoon van de drie-eenheid, te mogen baren. We moeten niet, als over-reactie op de Katholieke leer, blind worden voor Maria’s godvrezendheid en haar rol in de heilsgeschiedenis.
Wat Rooms-Katholieken geloven over Maria
Protestanten hebben moeite met vier denkbeelden die door Rooms-Katholieken over Maria worden verkondigd: 1) haar blijvende maagdelijkheid, 2) haar opname in de hemel, 3) haar onbevlekte ontvangenis en 4) haar rol als koningin van de hemel. We zullen ze stuk voor stuk bekijken, en dan zal ik voor elk denkbeeld de Protestantse reactie (of protest) weergeven.
Blijvende maagdelijkheid
De Catechismus van de Rooms-Katholieke Kerk (paginaverwijzingen tussen haakjes) bevestigt dat Maria haar hele leven maagd is gebleven. Volgens het Katholicisme was Maria maagd toen ze Jezus ontving, bleef ze maagd bij Zijn geboorte, en behield ze de rest van haar leven haar maagdelijkheid. Jezus’ broeders en zusters zijn geen kinderen van Maria en Jozef, maar zijn Jezus’ neven en nichten – Jozefs kinderen uit een eerder huwelijk, of andere nabije verwanten van Jezus.
In de tweede eeuw leerde het Proto-evangelie van Jakobus Maria’s maagdelijkheid voor en zelfs na Jezus’ geboorte, hoewel het niet beweert dat zij ook hierna haar maagdelijkheid behield. Irenaeus leerde in de tweede eeuw Maria’s blijvende maagdelijkheid. Dit werd alleen niet algemeen beleden, want nog in dezelfde eeuw werd het betwist door Tertullianus, en in de vierde eeuw trok ook Helvidius de betrouwbaarheid van deze bewering in twijfel.
Toch kreeg dit dogma steeds meer voet aan de grond, en werd ze gesteund door Augustinus en Gregorius van Nyssa. In 680 na Christus werd ze bevestigd tijdens het zesde oecumenische concilie. Zelfs veel Reformatoren ondersteunden Maria’s blijvende maagdelijkheid, onder wie Luther, Zwingli, Bullinger, Latimer en Cranmer. Na verloop van tijd begonnen echter steeds meer Protestanten dit dogma te betwijfelen.
Opname in de hemel
Rooms-Katholieken belijden en verklaren dat Maria werd aangenomen – of opgenomen – in de hemel (966), hoewel dit pas in 1950 dogmatisch tot een dogma werd verklaard door paus Pius XII. We zouden kunnen denken dat Maria’s opname ‘met lichaam en ziel’ betekende dat zij niet is gestorven, maar daar is dit dogma niet heel duidelijk over.
De eerste referenties aan Maria’s opname stammen uit de derde of vierde eeuw. In de daaropvolgende eeuwen werd dit onderwijs steeds populairder. Vrijwel alle Protestanten wijzen dit dogma af, alhoewel Heinrich Bullinger haar accepteerde.
Onbevlekte ontvangenis
Katholieken belijden het dogma van de onbevlekte ontvangenis, die moet worden onderscheiden van Jezus’ maagdelijke geboorte of de maagdelijke ontvangenis. Met ‘onbevlekte ontvangenis’ bedoelt de Katholieke Kerk dat Maria was gevrijwaard van erfzonde vanwege de verdiensten van Christus.
De onbevlekte ontvangenis werd pas in 1854 formeel tot kerkelijk dogma verklaard door paus Pius IX (491, 966). De doctrine ontwikkelde zich langzaam in de kerkgeschiedenis, en zelfs Thomas van Aquino verzette zich ertegen. Toch had ze in de 19e eeuw aan populariteit gewonnen. Technisch gezien moet Maria’s onbevlekte ontvangenis onderscheiden worden van de notie dat zij haar hele leven zondeloos was. De zondeloosheid van Maria wordt echter ook beleden door de Katholieke Kerk.
Koningin van de hemel
In het Rooms-Katholicisme wordt Maria de titel van ‘Koningin van de hemel’ toegeschreven. Maria wordt gezien als de Moeder van de Kerk (963). Katholieken leggen uit dat Maria niet wordt verheerlijkt en aanbeden zoals God (latria), maar dat ze wordt vereerd (doulia), en dat die verering haar onderscheidt van andere bemiddelaars (hyperdoulia, 971). Haar bemiddeling kan ‘eeuwige redding’ brengen, en ze krijgt ‘de titel van Voorspreekster, Helpster, Weldoenster en Bemiddelaarster’ (969).
De Catechismus beweert met klem dat Maria’s bemiddeling geen afbreuk doet aan Christus’ bemiddeling, maar eruit voortvloeit (970). Maria’s rol als Bemiddelaarster vindt men voor het eerst in de vierde eeuw, en is daarna in populariteit gegroeid. Er zijn mensen binnen het Katholicisme die pleiten voor de notie dat Maria een mede-verlosser was, maar dat dogma is niet officieel aanvaard.
Wat wij geloven over Maria
Hier volgt als korte reactie op deze vier punten wat de meeste Protestanten, met name die uit de gereformeerde traditie, leren over Maria. De reacties die hier weergegeven worden weerspiegelen het gereformeerde geloof in sola Scriptura, dat ik hier nu verder niet zal verdedigen.
Blijvende maagdelijkheid
Wat moeten we zeggen over Maria’s blijvende maagdelijkheid? We zijn het erover eens dat Jezus maagdelijk ontvangen is in Maria’s baarmoeder, maar de notie dat Maria’s maagdelijkheid intact bleef tijdens de geboorte ruikt naar docetisme (de ketterij dat Christus niet volledig mens was, maar alleen als zodanig verscheen).
Bovendien, als Mattheüs 1:25 zegt dat Jozef geen gemeenschap had met Maria (haar niet ‘kende’) ’tot’ zij haar Zoon gebaard had, is de natuurlijke interpretatie dat zij na Jezus’ geboorte wel seksuele gemeenschap hebben gehad. Deze lezing wordt bevestigd door Jezus’ broeders en zusters (Markus 6:3), die toch het meest natuurlijk geïnterpreteerd worden als de kinderen van Jozef en Maria.
Aan de ene kant is het geloven in Maria’s blijvende maagdelijkheid geen groot probleem, omdat het geen enkel belangrijk dogma in de Schrift aantast. Toch is het problematisch om zo’n geloof te eisen, in het bijzonder als kernteksten uit de Bijbel de andere kant op wijzen. Bovendien lijkt er in dit dogma een negatieve kijk op seksualiteit aanwezig te zijn, en zo’n zienswijze kwam algemeen voor in de vroege Kerk.
De opneming van Maria
Maria’s opneming ten hemel ‘met lichaam en ziel’ moet afgewezen worden. We hebben geen duidelijke Bijbeltekst om zo’n leer te onderschrijven. En als we naar de geschiedenis kijken, zien we dat dit dogma vrij laat ontwikkeld is, en pas in 1950 als gezaghebbend werd verklaard.
Een dergelijk dogma zou niet voorgesteld zijn zonder voorafgaande aanvaarding van andere visies op Maria (zoals punt 3 en 4 hierboven), die niet overeenstemmen met de Schrift. Maria zal zeker, als gelovige in Christus, uit de doden worden opgewekt, maar we hebben geen reden om te denken dat zij vóór andere gelovigen is opgewekt.
Onbevlekte ontvangenis
De notie van de onbevlekte ontvangenis moet verworpen worden. Ook Thomas van Aquino accepteerde haar trouwens niet, en dat hoeft ons niet te verbazen: er is geen Bijbels bewijs voor dit idee. Nog problematischer is de claim dat Maria zondeloos was. We hebben waarschijnlijk een aanwijzing voor haar zondigheid in Markus 3:21, waar Jezus’ familie meent dat Hij buiten zichzelf is (Markus 3:31-35).
Natuurlijk was Maria een godvrezende vrouw, maar ze was godvrezend omdat Gods genade haar redde van haar zonden, op grond van Christus’ verzoenende werk. De enige zondeloze mens was Jezus Christus (Johannes 8:46, 2 Korinthe 5:21, Hebreeën 4:15 en 7:26, 1 Petrus 2:22, 1 Johannes 3:5). Door Maria op hetzelfde niveau te plaatsen als Jezus, wordt de ongeëvenaarde glorie van Christus verminderd. Dit gaat ten koste van Zijn uniciteit, zelfs als wordt beweerd dat Maria’s zondeloosheid is geworteld in Jezus’ werk.
Koningin van de hemel
Het meest problematisch is het idee dat gelovigen tot Maria zouden moeten bidden, en haar vereren als de koningin van de hemel. Geen enkel bewijs uit de Schrift ondersteunt dit idee, want de vrouw in Openbaring 12 is niet Maria, maar verwijst naar het volk van God, zoals het hele hoofdstuk laat zien. In elk geval kan de vrouw in Openbaring 12 nauwelijks de koningin van de hemel genoemd worden. Het technische onderscheid dat Katholieken claimen tussen aanbidding en verering wordt in de praktijk vaak vergeten. En dat verbaast ons niet, want gebed moet alleen tot God gericht zijn.
In elk geval is er geen basis vanuit de Schrift voor Maria’s tussenkomende rol of dat zij op een of andere manier zou functioneren als bemiddelaarster of weldoenster voor het volk van God. De ‘ene Middelaar’ is ‘de mens Christus Jezus’ (1 Timotheüs 2:5). In het Nieuwe Testament is geen enkele glimp van Maria die zo’n rol vervult.
Maria zou haar Zoon niet beroven
Tot Maria bidden en haar vereren ontneemt de glorie aan Jezus Christus, en alle glorie en eer behoren Hem toe! In Katholieke volks-vroomheid worden de Vader en de Zoon vaak gezien als streng, en worden Maria’s moederlijke en verzorgende kwaliteiten ingezet om mensen dichter bij God te brengen.
We denken aan het thema van Kolossenzen: Christus is volkomen genoegzaam, maar zijn genoegzaamheid wordt ontkend als engelen, Maria of wie dan ook Zijn Persoon en Zijn werk aanvullen. Christus is alles, en daarom zijn ‘al de schatten van de wijsheid en van de kennis’ in Hem verborgen (Kolossenzen 2:3). Gods ‘volheid’ is in Christus, en wij zijn ‘volmaakt geworden in Hem’ (Kolossenzen 2:9-10), en in niemand anders. Al onze zonden zijn vergeven door het kruis van Christus (Kolossenzen 2:11-15), en daarom hebben we geen andere bemiddelaar nodig. Christus is ons leven (Kolossenzen 3:4), en Hij alleen.
De Katholieke visie op Maria doet af aan Zijn betaling voor de zonden, doet afbreuk aan de uniciteit van Zijn Persoon als de God-mens en als zondeloze, en berooft Hem van de glorie die Hij alleen verdient.