’14 juni 2010′, ze staat als een woudreus in de boomgaard van mijn herinnering. De twee voorgaande jaren had ik rondgedwaald door een geestelijke woestenij van ontevredenheid, twijfel en ziekelijk zelfonderzoek.
Maar op deze zomerdag blies God een wind over mijn uitgedroogde en gebarsten hart. Ik had die middag een hoofdstuk gelezen uit John Pipers ‘De vreugde van God’, over Gods vreugde in Zijn schepping. Toen ik vanuit het zwak verlichte, koele cafeetje de verkwikkende warmte van een zomermiddag inliep, werden de woorden werkelijkheid: Gods vreugde weerklonk in tjilpende vogels, fluisterende bladeren, dansende stofdeeltjes, zwaaiende kattenstaarten. Aarde en hemel weerklonken in een koor van lofprijs tot de God van de heerlijkheid, en voor het eerst in lange tijd hoorde ik de muziek.
Op deze zomerdag blies God een wind over mijn uitgedroogde en gebarsten hart.
Vreugde vulde mijn longen en brak uit in een spontane lach. Mijn naar binnen gerichte blik barstte naar buiten om daar een universum vol wonderen te vinden. Mijn ontevredenheid vluchtte weg als een dief bij zonsopkomst. Ik ontdekte, met andere woorden, een verloren wapen in het gevecht voor blijdschap en tevredenheid: verwondering.
Mopperend in het paradijs
Verwondering is het met wijd-open ogen bewust zijn van de schepping. Het maakt ons stil, doet ons onszelf vergeten, en maakt ons vol van dankbaarheid. Waar verwondering regeert, bloeit tevredenheid op; waar verwondering van de troon wordt gestoten, schiet ontevredenheid wortel. Bewijsstuk A: de hof van Eden.
Het beeld is als volgt. Adam en Eva leven in een tuin vol genot, waar God “allerlei bomen uit de aardbodem [liet] opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten”, en Hij zei: “Van alle bomen van de hof mag u vrij eten”, behalve van één (Genesis 2: 9, 16). Het eerste mensenpaar baadde in een wondere wereld van geestelijke gelukzaligheid, huwelijksintimiteit en geschapen pracht.
In een paar zinnen verschrompelt de wereld van Adam en Eva van een universum vol vreugde tot een krappe achtertuin.
Een glibberende leugenaar
Maar dan glibbert er een leugenaar naar binnen en opent zijn mond. En in een paar zinnen verschrompelt de wereld van Adam en Eva van een universum vol vreugde tot een krappe achtertuin. De Maker van de sterrenstelsels wandelt in de tuin. Vogels en dieren zingen Zijn lof. Een wereld van verrukkingen wacht om ontdekt te worden. Adam en Eva lopen te mopperen.
Zo gaat het ook met ons. Elke morgen betreedt de zon haar “preekstoel” aan de hemel om Gods glorie te verkondigen (Psalm 19:1) – en wij klagen over het weer. Elke avond strooit God de sterren als juwelen over een inktzwart kleed (Psalm 147:4) – en wij mopperen over de vaat. Elk moment klinkt de eeuwige melodie tussen Vader, Zoon en Heilige Geest ons van alle kanten tegemoet uit de mond van Gods schepselen (Psalm 104:24, 31) – en wij zuchten vanwege het verkeer. Met Augustinus’ woorden zijn we incurvatus in se geworden – op onszelf betrokken. Vroeger dronken onze ogen God en al Zijn gaven in; nu merken we geen van beide meer op omdat we zo druk zijn met naar binnen kijken. We zijn kinderen van Adam en Eva, we strompelen door een wereld vol wonderen met allerlei gemopper op het puntje van onze tong.
Lach de slang uit
Zoals de zondeval onze harten verduisterde voor de schittering van Gods wereld, zo ontsteekt de wedergeboorte het licht weer. Als God een zondaar redt – op zichzelf betrokken, blind voor de pracht van de schepping – opent Hij zijn ogen om de goddelijke schoonheid te zien, allereerst in “de verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus” (2 Korinthe 4:4) en vervolgens ook overal elders.
Onder de verblijdende invloed van de Heilige Geest beginnen we met de dichter Gerard Manley te herkennen dat “de wereld geladen is met de grootsheid van God” – in grote dingen als de Everest en de Atlantische oceaan, en in kleine dingen zoals eekhoorntjes en kopjes thee. Met blijdschap leren we te belijden dat God “ons alle dingen in rijke mate verschaft om ervan te genieten” (1 Timotheüs 6:17). In plaats van de mopperen over wat God ons onthouden heeft, groeien we in verbazing over de overvloed die Hij gegeven heeft. En verwondering doet onze tevredenheid toenemen als gist in een klomp deeg.
In een wonderbaarlijke omkering van Eden, leert Gods Geest aan christenen hoe ze de slang moeten uitlachen. Als de verleider sist “Jouw God is gierig – Hij weerhoudt je dingen”, antwoordt de gelovige wiens ogen geopend zijn voor wonderen: “Ha! Mijn God gierig? Je probeert me voor de gek te houden. Hij heeft zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard voor mij (Romeinen 8:32), en Hij heeft de wereld gevuld met tekens van Zijn liefde. Open je ogen! Wat een vreugde om gewoon te mogen leven in mijn Vaders wereld!”
Verschrikkelijke opgetogenheid
Lees bijvoorbeeld een hoe G.K. Chesterton antwoordde op wijdverbreid gemopper tegen monogamie in zijn dagen:
“Ik kon mij nooit verenigen met het algemene gemor van deze opgroeiende generatie tegen de monogamie, omdat geen enkele restrictie over seksualiteit mij vreemder en onverwachter voorkwam dan de seksualiteit zelf. (…) Het te houden bij één vrouw is een lage prijs voor zoveel als het zien van één vrouw. Te klagen dat ik slechts eenmaal getrouwd kon zijn was als het klagen over het feit dat ik slechts eenmaal geboren was. Het was niet evenredig aan de buitengewoon opwindende zaak waarover men sprak. Het spreidde geen overdreven gevoeligheid voor seksualiteit ten toon, maar een wonderlijke ongevoeligheid ervoor. Het is een dwaas man die klaagt dat hij het paradijs niet door vijf poorten tegelijk mag betreden” (Orthodoxie, vertaald door Hans Schaeffer, pag. 74).
Mensen die altijd meer willen hebben nooit de echte vreugde van God ervaren.
Een man die snakt naar buitenechtelijke pleziertjes heeft zijn eigen vrouw niet echt gezien, laat staan het wonder van intimiteit met haar. We kunnen dit principe uitbreiden: veelvraten hebben het wonder van voedsel niet echt geproefd; als ze dat wel hadden gedaan zouden ze bevend hun vork neerleggen. Op een vergelijkbare manier hebben mensen die altijd meer willen nog nooit de echte vreugde van God gevoeld die door een sneeuwstorm galoppeert; anders zouden ze zich erin verheugen hoezeer hun beker al overvloeit.
Scherp je wedergeboren zintuigen
Natuurlijk kan niemand dit soort verwondering met een eenvoudig receptje tevoorschijn roepen. Maar we kunnen ons hoofd en hart wel patronen aanleren die onze wedergeboren zintuigen aanscherpen, en we mogen bidden of de God van alle wonderen ze vruchtbaar maakt.
Allereerst kunnen we mediteren over de heerlijkheid van Christus.
De wonderen in de schepping zijn geen op zichzelf staande voorstellingen; het zijn scènes in het drama dat de drie-enige God vertelt. We zullen hun spectaculaire betekenis dus alleen begrijpen als we onthouden dat “alle dingen door Hem en voor Hem [zijn] geschapen” (Kolossenzen 1:16). Vul je geest met de lieflijkheid van Christus, dan begin je Zijn reflectie te zien in alles wat prijzenswaardig is (Filippenzen 4:8).
Ten tweede kunnen we auteurs lezen die ogen hebben om te zien.
Naast schrijvers die je dieper in de Schrift inleiden, moet je ook tenminste een paar schrijvers lezen die je dieper inleiden in je achtertuin, om je te laten zien wat je allemaal had gemist. Voor mij betekent dat dat ik regelmatig tijd doorbreng met auteurs als George Herbert, G.K. Chesterton, C.S. Lewis en N.D. Wilson.
Ten derde kunnen we naar buiten gaan.
Leer één van de Psalmen over de schepping uit je hoofd (Psalm 8, 19, 104) en zet dat lied dan zelf voort. Misschien kan je meedoen met Clyde Kilby in de eerste van zijn ten resolutions for mental health: “Tenminste eenmaal per dag richt ik mijn blik naar de hemel en denk eraan dat ik, een van zichzelf bewust wezen met een geweten, me bevind op een planeet die door de ruimte reist, met wonderlijk mysterieuze dingen boven me en om me heen.”
Ten slotte kunnen we danken.
Paulus zegt ons: “Dank altijd voor alle dingen” (Efeze 5:20). “Alle dingen” omvat zowel de vergeving van zonden als flanellen beddenlakens, zowel de hoop op de hemel als een tweede portie eten. Als je bidt, neem dan tenminste wat tijd om God te danken voor Zijn geschapen gaven en hoe die jou over Hem vertellen. Dank Hem dat Hij je zo rijk voorziet van van alles om je over te verheugen.
En dan, als de slang ontevredenheid in je oor fluistert… toe maar, lach hem gerust uit.