Als je gebruik maakt van een bijbelrooster, of op een andere manier door de Bijbel heen gaat, kom je onvermijdelijk een keer in de boeken Koningen en Kronieken terecht. En dat voelt een beetje alsof je je moet klaarmaken voor een debacle: en dan bedoel ik al die koningen waarbij voor je gevoel de één na de ander het lijkt te verknoeien voor hemzelf en het volk. Hoewel ik als vrouw in de 21e eeuw nogal ver af sta van deze grote mannen en hun koningschap in die dagen, kwam ik bij het lezen van hun geschiedenissen ook tot een confronterende, maar zeer belangrijke, ontdekking over mijn eigen wandel. En dat was dat ik mijzelf heel serieus moet onderzoeken.
Nu denk je waarschijnlijk iets als: ‘Sorry, wat? Wij moeten juist sterven aan onszelf en de ander hoger achten dan onszelf, zelf minder worden en Christus meer laten worden.’ En daar ben ik het helemaal mee eens. Maar wat ik leerde was dat ik mijn eigen ‘zelf’ goed moet bestuderen. Deze koningen leerden mij dat ik mijzelf niet moet vertrouwen maar serieus onderzoeken en spiegelen aan Gods Woord, aan Jezus zelf, naar Hem kijken, elke keer opnieuw.
In 2 Kronieken 22 tot 25 komt er een aantal koningen voorbij: Joas, Amazia en Uzzia. Laten we beginnen bij Joas, die op zijn zevende koning werd over Juda. Meteen na zijn aankondiging lezen we dit: ‘Joas deed wat juist was in de ogen van de HEERE, al de dagen van de priester Jojada.’ (2 Kronieken 24:2). Met andere woorden, Joas had een wijze priester aan zijn zijde die de Heere God vreesde en hem hielp het land te regeren. Hij krijgt zelfs op zijn hart om het huis van de Heere God te vernieuwen en geeft het goede voorbeeld aan zijn volk en herstelt de taak van de Levieten. Maar dan sterft de priester Jojada en gaat Koning Joas voor de bijl. Er komen vorsten bij hem die hem eren en Joas luistert naar ze: ‘Zij verlieten het huis van de HEERE, de God van hun vaderen, en dienden de gewijde palen en afgoden. Vanwege deze schuld rustte er grote toorn op Juda en Jeruzalem.’ (2 Kronieken 24:18). Daarom wordt hij uiteindelijk door het leger van Syrië omgebracht, aangestuurd door de Here God, omdat hij Hem verlaten had.
Als je werd gevraagd één van de drie koningen te kiezen, zou je waarschijnlijk vragen of er geen vierde optie is.
Daarna komt Amazia, die koning wordt over Juda op zijn 25e. ‘Hij deed wat juist was in de ogen van de HEERE, alleen niet met een volkomen hart.’ (2 Kronieken 25:2). Meteen bij de veelbelovende woorden van zijn ‘juistheid’, klinkt zijn onzuivere hart als voorbode voor mislukking. En die komt als hij de strijd aan gaat binden tegen de Edomieten, waarbij hij de hulp inschakelt van de Israëlieten. Ook al wordt hij van tevoren nog gewaarschuwd door een man Gods dat God niet met hem meegaat omdat Hij niet met Israël is, gaat hij toch. Weliswaar luistert hij en stuurt eerst de Israëlieten naar huis, maar hij trekt wel ten strijde. En met succes. Hij verslaat de Edomieten met zijn eigen manschappen en neemt ook nog tienduizend als gevangenen mee om ze vervolgens om te brengen. Een grootse overwinning die Koning Amazia het volgende doet besluiten: ‘Nadat Amazia van het verslaan van de Edomieten teruggekomen was, gebeurde het dat hij de goden van de Seïrieten meebracht en die voor zichzelf als goden opstelde; hij boog zich voor hen neer en bracht reukoffers aan hen.’ (2 Kronieken 25:14). Als gevolg hiervan ontbrandt Gods toorn tegen hem en ondanks dat hij nog gewaarschuwd wordt door een profeet om hiermee te stoppen, slaat hij dat advies in de wind en komt uiteindelijk om door een samenzwering.
Tot slot is daar dan koning Uzzia, hij verschijnt ten tonele als hij zestien jaar is, als koning over Juda. ‘Hij deed wat juist is in de ogen des HEERE, overeenkomstig alles wat zijn vader Amazia gedaan had.’ (2 Kronieken 26:4) En er staat zo mooi in vers 5: ‘Het was in die dagen van Zacharia, dat Uzzia leerde op God te zien, om God te zoeken.’ Hij bouwt aan het land en is een goede koning. Totdat het té goed met hem gaat: ‘Toen hij sterk geworden was, werd zijn hart hoogmoedig, tot zijn eigen verderf. Hij werd ontrouw aan de HEERE, zijn God.’ (2 Kronieken 26:16). Hij gaat op eigen houtje de tempel in om te offeren, wat strikt was toebedeeld aan de Levieten, maar hij wilde niet luisteren en God treft hem met melaatsheid waardoor hij in afzondering moet leven tot zijn dood.
Als je werd gevraagd één van de drie koningen te kiezen, zou je waarschijnlijk vragen of er geen vierde optie is, of zoals Samuel bij Isaï, ‘Zijn dit al de jongens?’. Ze begonnen allemaal zo goed, maar uiteindelijk vallen ze allemaal. Het is best verleidelijk om te bedenken dat het toch wel dom is van die koningen, en dat jij en ik het wel anders hadden aangepakt. Maar ik ontdekte bij elke koning een belangrijke waarschuwing voor mijn eigen leven.
Joas heeft een goede raadgever, maar zodra die sterft dwaalt hij af en valt voor de eer van mensen. Hoe zit dat met jou? Misschien voelt het alsof je geestelijk best goed op de smalle weg wandelt, maar neem je jouw raadgevers echt serieus? En dan bedoel ik geen profeet, maar denk aan: je ouders, je jeugdleider(s), je wedergeboren vrienden of vriendinnen die jouw Gods Woord voorspiegelen en advies geven. Joas dwaalde af toen Jojada letterlijk overleed, maar jij kunt jouw raadgevers figuurlijk voor dood houden en hun adviezen negeren. Het is gemakkelijk om dan te vallen in zonde.
Amazia doet wat juist is in Gods ogen, maar zijn hart is niet volkomen aan Hem gewijd. En zodra hij in oog staat met de vijand, en die overwint, gaat hij zijn heil zoeken bij de afgoden van de nota bene zojuist verslagen vijand. Dit kun je misschien onbegrijpelijk vinden, maar hoe zit het met jouw ‘afgoden’? Ga jij, als het allemaal best ‘lekker’ loopt, in je hart vertrouwen op die dingen waarvan je denkt dat ze je nóg beter, gelukkiger en knapper laten voelen? Die muziek, dat feestje, die romantische film, de nieuwste kleding of make-up? Of kniel je neer bij God om Hem te danken voor Zijn gaven en zegeningen? Het is zo gemakkelijk om door welvaart en welzijn af te dwalen naar deze lege dingen en ze in ons hart toe te laten waardoor het ware ‘afgoden’ worden, zoals bij Amazia.
En Uzzia, tot slot, diende de Heere maar zodra hij sterk geworden is wordt hij overmoedig en slaat de geboden van de Heere in de wind. Klinkt ook best dom, hij wist toch wat de wet voorschreef? Maar is het niet gemakkelijk om te denken dat bepaalde verzen in de Bijbel niet over mij gaan? Echte oprechte toewijding, nederigheid, een stille en zachtmoedige geest, serieus je naaste liefhebben, zonden opgeven en daartegen strijden; wil je de hele Bijbel gehoorzamen of ga je vaak toch liever voor de light versie, waarbij je liever delen van het Woord aan je voorbij laat gaan alsof ze niet voor jou gelden?
Door Zijn kracht en door Zijn Geest kunnen wij nu onszelf onderzoeken en Hem gehoorzamen.
Kortom, ik denk dat we leren van deze koningen om ons eigen hart serieus te nemen, op de proef te stellen en alles wat er in ons is voor de troon van God te brengen in gebed en Hem te vragen ons te beschermen tegen afdwalen.
Daarnaast laten deze koningen nog iets anders zien: hoe goed ze ook begonnen, in welke delen van hun leven ze het volk dan ook als waardige koningen hebben gediend, ze konden hen niet volledig dienen. Wij moeten ons beseffen dat we net als deze koningen eeuwige straf verdienen omdat wij ons ook van God hebben afgekeerd, dat wij volledig incapabel zijn om onszelf te redden en rein voor God te staan. Deze koningen laten ons zien dat er een echte Koning nodig was, die deze straf wilde dragen en volledige verlossing kon brengen. Die de zonde kon overwinnen en niet zou vallen. En door Zijn overwinning ons ook levend kon maken. En daarmee laten deze koningen ons de nood zien voor het kruis en de verlossing door Koning Jezus Christus.
Door Zijn kracht en door Zijn Geest kunnen wij nu onszelf onderzoeken en Hem gehoorzamen. Laten wij dat doen en God vragen om ons te beproeven, zodat we in Zijn wegen blijven wandelen. En laten we Hem danken voor dat oneindig grote offer en Zijn grote genade door de Heere Jezus Die ons redde van de ondergang door voor onze zonden te sterven aan het kruis, en ons in Zijn Geest de kracht geeft om Hem te dienen.